ECLI:NL:RBROT:2012:BX6442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/730392-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Groen
  • A. de Vreede
  • J. Volker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde doodslag en poging tot diefstal met geweld in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van gekwalificeerde doodslag en poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats in de periode van 26 tot en met 31 oktober 2011 te Rotterdam. De verdachte heeft samen met medeverdachten geprobeerd de woning van een getuige binnen te dringen met het oogmerk om deze te beroven. Tijdens deze poging heeft de verdachte met een vuurwapen meerdere schoten gelost, waarbij een van de aanwezigen, mevrouw [slachtoffer], dodelijk gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geschoten in de richting van de slachtoffers, waarbij hij zich bewust was van het risico dat hij hen zou kunnen doden. De rechtbank heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard, maar de overige feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden als gevolg van de dood van mevrouw [slachtoffer]. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden heeft benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/730392-11
Datum uitspraak: 26 juli 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Boender heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar, met aftrek
van voorarrest.
GELDIGHEID DAGVAARDING
De rechtbank heeft ambtshalve overwogen dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 onder het laatste gedachtestreepje en het onderdeel “terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad”, partieel nietig dient te worden verklaard.
De dagvaarding is op deze punten onbegrijpelijk, nu de onder het laatste gedachtestreepje genoemde uitvoeringshandeling tegen de hierna genoemde [slachtoffer] is gericht en deze handeling alsmede het genoemde onderdeel niet kan worden gerelateerd aan het in de tenlastelegging omschreven feit, zijnde een poging diefstal met geweld dan wel een afpersing met geweld van de hierna genoemde [getuige].
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2011 tot en met 31 oktober 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgevuurd op en/of geschoten in het hoofd en/of
lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal (met geweld) al dan niet
in vereniging en/of een poging tot afpersing al dan niet in vereniging van
[getuige],
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288/287 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2011 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
geld en/of goederen (te weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V
en/of een (vuur)wapen),
geheel of ten dele toebehorende aan [getuige], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [getuige],
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[getuige] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen (te
weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V en/of een (vuur)wapen),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[getuige], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
- voorzien van één of meer (geladen) vuurwapen(s) naar de woning van die [getuige]
is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- heeft/hebben getracht de woning van die [getuige] binnen te dringen en/of
(vervolgens)
- met een of meerdere vuurwapens één of meerdere kogel(s) heeft/hebben
afgevuurd op/in de richting van die [getuige] en/of
- met een vuurwapen één of meer kogels heeft/hebben geschoten in en/of afgevuurd op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer],
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 312/317 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij
op of omstreeks 28 oktober 2011
te Rotterdam
een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de
Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk BBM, model 315auto,
kaliber 6.35mm,
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de categorie III, te
weten 5 kogelpatronen, kaliber 6.35mm
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 Wet Wapens en Munitie)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit. Volgens de raadsvrouw was de opzet van de verdachte, ook die in voorwaardelijke zin, niet gericht op de levensberoving van mevrouw [slachtoffer]. De verdachte had geen reden om ervan uit te gaan dat mevrouw [slachtoffer] ten tijde van het schieten ter plaatse was of kort daarop ter plaatse zou verschijnen en de verdachte heeft haar niet ter plaatse gezien. Het vuurwapen is in eerste instantie gebruikt om bewust mis te schieten. Om de heer [getuige] niet te raken heeft de verdachte bewust een andere kant op gericht en geschoten, aldus de raadsvrouw. Omdat doodslag niet kan worden bewezen, kan volgens de raadsvrouw evenmin gekwalificeerde doodslag wettig en overtuigend bewezen worden.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
De medeverdachte [medeverdachte 1], die zich achter de verdachte bevond, heeft verklaard dat hij de vrouw aan zag komen lopen op het moment dat de verdachte begon te schieten. De verklaring sluit op dit punt aan bij de verklaring van de heer [getuige]. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de voordeur, waarbij en waarachter zich het een en ander afspeelde, grotendeels van mat glas is. Derhalve moet het goed waarneembaar zijn geweest dat naast de heer [getuige] mevrouw [slachtoffer] althans een tweede persoon zich in de hal bevond. De rechtbank hecht dan ook geen waarde aan de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij het slachtoffer [slachtoffer] niet in de gang heeft gezien. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte het slachtoffer in de gang heeft gezien en zich heeft gerealiseerd dat zij in de gang aanwezig was en dat hij vervolgens is gaan en blijven schieten.
Verdachte heeft meermalen schoten gelost in een smalle ruimte terwijl hij wist dat in die ruimte twee personen aanwezig waren. Door aldus te handelen heeft de verdachte bewust het risico genomen dat deze personen of een van deze personen door een of meer kogels zou worden geraakt en dientengevolge zou overlijden.
Gelet op het hiervoor overwogene concludeert de rechtbank dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat mevrouw [slachtoffer] door één of meer kogels zou worden geraakt en tengevolge hiervan zou komen te overlijden. Wettig en overtuigend kan derhalve bewezen worden dat de verdachte opzet in de zin van voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer].
Dat de verdachte bewust zou hebben geschoten in een andere richting dan waar de heer [getuige] zich bevond of dat de verdachte bewust naar beneden gericht zou hebben geschoten, wordt niet door enig gegeven in het dossier ondersteund.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het strafverzwarend deel van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu er geen begin van uitvoering is geweest van de poging tot diefstal met geweld.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] valt af te leiden dat zij samen met de verdachte van tevoren plannen hadden gemaakt om de heer [getuige] te gaan beroven. Zij hadden afgesproken dat ze het huis zouden doorzoeken naar spullen en alles zouden meenemen. De verdachten zijn gewapend naar de woning van de heer [getuige] gegaan met de intentie om hem te beroven. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] hebben aangebeld bij de woning en toen [getuige] hen niet wilde binnen laten, hebben zij getracht met geweld de toegang tot de woning te verschaffen. Zij hebben direct wapens door een kier van de deur gestoken en toen [getuige] zich verzette, is geschoten. Deze handelingen waren erop gericht om de woning binnen te dringen en te doorzoeken en vervolgens de heer [getuige] conform de afspraak met de medeverdachten van zijn spullen te beroven. Derhalve kunnen deze handelingen worden aangemerkt als een begin van uitvoering van de diefstal met geweld.
Gelet op het hiervoor overwogen is ook het strafverzwarend deel van het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden aangetoond dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Blijkens de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is er van tevoren een bespreking geweest, waarbij ook de verdachte aanwezig is geweest. Tijdens deze bespreking is besproken dat de verdachten de heer [getuige] wilden beroven van al zijn spullen. Ze wilden zijn geld, zijn auto, zijn scooters en zijn wapen. Uit deze verklaringen kan worden afgeleid dat de verdachte samen met zijn medeverdachten het oogmerk had van wederrechtelijke toe-eigening van de spullen van de heer [getuige]. Het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde feit, gelet op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] dat het wapen van de medeverdachte [medeverdachte 2] zou zijn geweest. De raadsvrouw heeft twijfel of het voorhanden hebben van het wapen kan worden bewezen en bij twijfel dient vrijspraak te volgen.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden. Het wapen is gevonden in de woning van de verdachte en de verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekend dat het wapen van hem is.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van doodslag, vergezeld en voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2.
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld door geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met twee medeverdachten geprobeerd zich met geweld de toegang tot de woning van de heer [getuige] te verschaffen, die zich op dat moment samen met zijn vriendin mevrouw [slachtoffer] in de woning bevond. Het doel hiervan was om de heer [getuige] van zijn spullen te beroven. De verdachte is samen met zijn medeverdachten met geladen vuurwapens naar de woning van de heer [getuige] gegaan en verdachte heeft tezamen met verdachte [medeverdachte 1] geprobeerd de woning binnen te dringen. De verdachte heeft zijn pistool door een kier van de deur gestoken en toen [getuige] zich verzette verschillende schoten gelost, waardoor de vriendin van de heer [getuige], mevrouw [slachtoffer], die in de hal aanwezig was in haar hoofd is geraakt en vervolgens enkele dagen later in het ziekenhuis is overleden.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Het slachtoffer [slachtoffer] is het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Daarnaast heeft de verdachte de nabestaanden van [slachtoffer], die moeder was van een meisje, onherstelbaar leed aangedaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer blijkt dat de dood van haar dochter een grote impact heeft gehad op haar en de familie. Delicten als de onderhavige brengen bovendien in de samenleving onrust teweeg en veroorzaken bij betrokkenen voor lange tijd gevoelens van onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte een vuurwapen (in de vorm van een pistool) met daarbij behorende munitie (5 kogelpatronen) voorhanden gehad. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. Het in het bezit hebben van vuurwapens, brengt immers vaak ook het gebruik hiervan met zich mee, hetgeen in deze zaak ook is gebleken.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een psychologisch rapport door het NIFP en aan een voorlichtingsrapport door de reclassering.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juni 2012 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorst heeft de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met het feit dat verdachte jong is en het erop lijkt dat het niet alleen de verdachte is geweest die op de bewuste dag het initiatief heeft genomen om de heer [getuige] in zijn woning te gaan beroven. Hierin wordt aanleiding gezien de op te leggen gevangenisstraf enigszins te matigen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], wonende te [adres], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.829,61 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 45, 47, 55, 57, 287, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding partieel nietig voor zover het betreft feit 2 onder het laatste gedachtestreepje en het onderdeel “terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad”;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroor¬deelt de verdachte dit bedrag tegen kwij¬ting aan [benadeelde partij], wonende te [adres] te betalen € 6.829,61 (zegge: zesduizendachthonderdnegenentwintig euro en éénenzestig eurocenten);
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de bena¬deelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer¬legging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 6.829,61 (zegge: zesduizendachthonderdnegenentwintig euro en éénenzestig eurocenten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volle¬dig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 69 (negenenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hech¬tenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Groen, voorzitter,
en mrs. De Vreede en Volker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2012.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 26 juli 2012
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2011 tot en met 31 oktober 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgevuurd op en/of geschoten in het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal (met geweld) al dan niet
in vereniging en/of een poging tot afpersing al dan niet in vereniging van
[getuige],
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288/287 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2011 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
geld en/of goederen (te weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V
en/of een (vuur)wapen),
geheel of ten dele toebehorende aan [getuige], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [getuige],
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[getuige] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen (te
weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V en/of een (vuur)wapen),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[getuige], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
- voorzien van één of meer (geladen) vuurwapen(s) naar de woning van die [getuige]
is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- heeft/hebben getracht de woning van die [getuige] binnen te dringen en/of
(vervolgens)
- met een of meerdere vuurwapens één of meerdere kogel(s) heeft/hebben
afgevuurd op/in de richting van die [getuige] en/of
- met een vuurwapen één of meer kogels heeft/hebben geschoten in en/of afgevuurd op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer],
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 312/317 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij
op of omstreeks 28 oktober 2011
te Rotterdam
een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de
Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk BBM, model 315auto,
kaliber 6.35mm,
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de categorie III, te
weten 5 kogelpatronen, kaliber 6.35mm
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 Wet Wapens en Munitie)