Sector Civiel
Team Jeugd, strafzaken
Parketnummer: 10/730391-11
Datum uitspraak: 24 augustus 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda,
raadsvrouw mr. M.S.L. Leeflang, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
10 augustus 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Boender heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek
van voorarrest;
- alsmede oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder:
PIJ-maatregel).
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2011 tot en met 31 oktober 2011 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgevuurd op en/of geschoten in het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal (met geweld) al dan niet in vereniging en/of een poging tot afpersing al dan niet in vereniging van [slachtoffer 2], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken; en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2011 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen (te weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V en/of een (vuur)wapen), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen (te weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V en/of een (vuur)wapen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
- voorzien van één of meer (geladen) vuurwapen(s) naar de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- heeft/hebben getracht de woning van die [slachtoffer 2] binnen te dringen en/of (vervolgens)
- met een of meerdere vuurwapens één of meerdere kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op/in de richting van die [slachtoffer 2] en/of
- met een vuurwapen één of meer kogels heeft/hebben geschoten in en/of afgevuurd op het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer 1],
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaar¬de heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Verdachte heeft geen rol gespeeld in de uitvoeringshandelingen die tot de dood van [slachtoffer 1] hebben geleid. Derhalve is geen sprake van medeplegen van doodslag en derhalve ook niet van medeplegen van gekwalificeerde doodslag, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten plannen gemaakt om [slachtoffer 2] te beroven. Dit blijkt uit de verklaring van medeverdachte [minderjarige medeverdachte] bij de politie op 28 november 2011 met proces-verbaalnummer 2011319214-150 waarin hij het volgende verklaart: ‘Wij wilden alles leegroven bij [slachtoffer 2]. Zijn auto, wapen, scooters, geld alles. Wij zouden het huis doorzoeken en alles meenemen.’, alsook uit de verklaring van verdachte zelf bij de politie op 24 november 2011 met proces-verbaalnummer 2011319214 (p.225 ev.) waarin hij verklaart: ‘[betrokkene] en ik moesten na 5 minuten via de achterzijde komen. [minderjarige medeverdachte] zei dat hij de toegangsdeur had geopend voor ons om naar de tuin van [slachtoffer 2] te gaan. [meerderjarige medeverdachte] en [minderjarige medeverdachte] zouden de deur voor ons openen. We hadden afgesproken dat ik zijn Volkswagen Golf V zou meenemen. [minderjarige medeverdachte], [meerderjarige medeverdachte] en [betrokkene] zouden ieder een scooter meenemen. Als er geld zou liggen zou het geld van [meerderjarige medeverdachte] zijn.’
Dat het idee van verdachte zelf afkomstig is blijkt uit de verklaring die medeverdachte [minderjarige medeverdachte] bij de politie heeft afgelegd op 21 november 2011 met proces-verbaalnummer 2011319214-140: ‘Die dag kwam [verdachte] de keuken binnen. Ik hoorde dat hij gestrest was omdat hij geen geld had. Ik hoorde dat hij zei: ‘Laten we [slachtoffer 2] pakken.’’
Overigens overweegt de rechtbank, dat aan de verklaring van de ter terechtzitting gehoorde getuige [meerderjarige medeverdachte], dat het idee van [minderjarige medeverdachte] was en dat verdachte niet bij de tenlaste gelegde feiten betrokken was, geen geloof wordt gehecht, nu verdachte bij de politie zijn rol zelf heeft toegegeven.
Verdachte is op 26 oktober 2011 met een geladen vuurwapen naar de poort achterom bij de woning van [slachtoffer 2] gegaan, hetgeen ook blijkt uit zijn verklaring bij de politie op 24 november 2011.
Dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij deze beroving geschoten zou kunnen worden, blijkt niet alleen uit het feit dat verdachte en zijn mededaders geladen vuurwapens bij zich hadden, maar ook uit de verklaring van medeverdachte [minderjarige medeverdachte] bij de politie op 28 november 2011 met proces-verbaalnummer: 2011319214-150: ‘[verdachte] zei dat we moesten blijven schieten als iemand een verkeerd move maakte. Hij zei ‘wie je ook ziet, blijven schieten’. De rechtbank neemt tevens in haar overtuiging mee voornoemde verklaring van verdachte bij de politie van 24 november 2011 waarin verdachte verklaart: ‘Ik zei tegen [minderjarige medeverdachte] en [meerderjarige medeverdachte] wat er gebeuren als [slachtoffer 2] ons zou herkennen. [minderjarige medeverdachte] zei dat hij mij niet ging herkennen. Hij bleef dit herhalen. [minderjarige medeverdachte] zei ook dat ik mij hierover niet druk om hoefde te maken. Ik wist toen dat er iets vreselijks ging gebeuren. Ik wist toen dat het uit de hand ging lopen. We hadden afgesproken wat we zouden doen. [minderjarige medeverdachte] en [meerderjarige medeverdachte] gingen alvast weg. [betrokkene] en ik bleven nog even blowen in de keuken. Na ongeveer 5 minuten gingen wij naar buiten. [betrokkene] en ik wilden langs achteren. [meerderjarige medeverdachte] had zijn vuurwapen P88, [minderjarige medeverdachte]had zijn zilveren Star. Ik had mijn BBM met zes kogels.’
Door aldus te handelen heeft verdachte bewust het risico genomen dat een of meerdere personen door een of meer kogels zou worden geraakt en dientengevolge zou overlijden. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet in de zin van voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van een poging diefstal dan wel afpersing, nu de handelingen van verdachte slechts zijn blijven steken in het stadium van voorbereidingshandelingen. Indien geoordeeld wordt dat verdachte wel in de pogingsfase was beland, dan dient verdachte ontslagen te worden van rechtsvervolging, omdat sprake is geweest van vrijwillige terugtred, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is met een geladen vuurwapen naar de woning gegaan van [slachtoffer 2] om samen met medeverdachten [slachtoffer 2] te beroven, dan wel hem te dwingen tot afgifte van zijn auto, wapen, scooters en geld. Aan dit voorgenomen misdrijf is begin van uitvoering gegeven doordat verdachte en zijn medeverdachten allen met geladen vuurwapens op weg zijn gegaan naar de woning van [slachtoffer 2] en medeverdachten [meerderjarige medeverdachte] en [minderjarige medeverdachte] hebben getracht zich met geweld de toegang tot de woning te verschaffen. Hierbij zijn meerdere kogels afgevuurd en is het slachtoffer [slachtoffer 1] gewond geraakt en later aan deze verwondingen overleden. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouwe dat geen sprake zou zijn van poging diefstal dan wel afpersing omdat verdachte zou zijn blijven steken in het stadium van de voorbereidingshandelingen.
Verdachte heeft op 24 november 2011 tegenover de politie verklaard: ‘Toen [betrokkene] en ik naar de poort gingen van de Ruwaardstraat hoorden wij op de hoek van die straat vanaf de Hooidrift. Toen we bijna de hoek ingingen hoorde ik een schot. (….)Toen we de Ruwaardstraat inliepen hoorde ik meerdere schoten, vier (4) in totaal. Ik liep samen met [betrokkene] richting de Geuzenlaan om te kijken wat er gebeurde. Toen ik de straat in wilde kijken stopte ik vlak voor de straat van [slachtoffer 2]. Ik zag [minderjarige medeverdachte] aan komen lopen, daarna kwam [meerderjarige verdachte]. Toen ik wilde meerennen zei [betrokkene] “nee, loop rustig door”.’
Nu verdachte zich pas heeft gedistantieerd nadat hij schoten had gehoord en hij twee van de medeverdachten zag weglopen, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten aanzien van omstandigheden van verdachte’s wil afhankelijk. Derhalve is er geen sprake van vrijwillige terugtred, zodat ook het verweer dat de raadsvrouwe van verdachte op dit punt heeft gevoerd, wordt verworpen.
De rechtbank acht derhalve ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 2 ten laste gelegde feit.
De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
1. Medeplegen van doodslag, vergezeld en voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uivoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
2. Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of poging tot afpersing, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING/MOTIVERING MAATREGEL
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opge¬legd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstan¬digheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is met twee medeverdachten, allen gewapend met een geladen vuurwapen, naar de woning van [slachtoffer 2] gegaan, die zich op dat moment met zijn vriendin, [slachtoffer 1], in de woning bevond, met als doel [slachtoffer 2] te beroven. Wanneer verdachte zich op weg naar de achterkant van de woning begeeft met het plan om het huis vanaf die zijde binnen te gaan teneinde de beoogde goederen weg te nemen, worden aan de voorkant van de woning in de gang achter de voordeur meerdere schoten gelost door één van de medeverdachten. Op dat moment bevindt zich in die gang van de woning, naast [slachtoffer 2], ook [slachtoffer 1] en zij wordt door de afgevuurde kogels geraakt in haar hoofd en haar lichaam. Zij is daags hierna aan de daarbij opgelopen verwondingen overleden.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Het slachtoffer [slachtoffer 1] is het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Aan de nabestaanden van het slachtoffer is een groot en onherstelbaar verlies en onnoemelijk veel verdriet toegebracht. Het valt nog maar te bezien of zij, in het bijzonder de moeder en de jonge dochter van het slachtoffer, het gewelddadige overlijden van hun dierbare ooit een aanvaardbare plaats in hun leven zullen kunnen geven.
Op 2 april 2012 heeft dr. J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog, een rapportage omtrent de persoon van de verdachte uitgebracht. De psycholoog heeft het volgende - verkort weergegeven - naar voren gebracht.
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis en cognitieve mogelijkheden op het niveau van laag begaafd/moeilijk lerend. Er is ook sprake van misbruik van middelen. Verdachte kan ten tijde van het ten laste gelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden gezien. Verdachte schiet tekort in het vooruitdenken, inschatten van situaties, het overzien van oorzaak en gevolg en het oplossen van problemen. Vanuit de gedragsstoornis is er sprake van een neiging tot zelfbepalend gedrag, neiging tot regelovertredend gedrag, een gebrekkige gewetensfunctie, omgang met gelijkgestemde vrienden en drugsgebruik. Bovendien is verdachte zeer vasthoudend en in staat gewelddadige oplossingen voor problemen te bedenken. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Een gesloten behandeling wordt geadviseerd, binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel om die behandeling te kunnen waarborgen. Doel van de behandeling is onder meer het tot stand brengen van een positieve ontwikkeling en het verminderen van de kans op recidive. Leerdoelen hierbinnen zijn verdachtes cognities ten aanzien van gedrag, de gewetensfunctie, het accepteren van gezag, de omgang met vrienden, terugvalpreventie ten aanzien van drugsgebruik en scholing.
Op 17 april 2012 heeft drs. M. Fluit, kinder- en jeugdpsychiater, eveneens een rapportage omtrent de persoon van de verdachte uitgebracht. De psychiater heeft het volgende - verkort weergegeven - naar voren gebracht.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van een (antisociale) gedragsstoornis, type beginnend in de adolescentie, ernstig. Er wordt bovendien gevreesd voor een ontwikkeling in de richting van antisociale persoonlijkheids-problematiek. Voorts is sprake van een zwakbegaafdheid. Gezien de aard van de gebrekkige ontwikkeling der geestvermogen was hiervan sprake ten tijde van het tenlastegelegde. In de onderzoeksgesprekken lijkt verdachte over een groot deel van zijn rol open te verklaren. Emotioneel reflecteert hij evenwel koel en onaangedaan op wat zijn bijdrage is geweest. Verdachte geeft blijk over zekere organiserende capaciteiten te beschikken in het ten laste gelegde. Hij lijkt overigens hierin veel te regelen, maar zichzelf daarbij relatief buiten schot te kunnen houden. De persoonlijkheidsopbouw en cognitieve beperkingen lijken hierbij van invloed op zijn handelen, waarbij wordt aangetekend dat verdachte overigens steeds in zekere zin weerstand had kunnen bieden aan de plannen en activiteiten die hij ontplooide. Op grond van zijn enigszins verminderde tot verminderde oordeels- en kritiekfunctie door de antisociale tendensen in zijn persoonlijkheidontwikkeling, de lacunaire gewetensfunctie, de gebrekkige empathische capaciteiten en het ontbreken aan een werkelijk doorvoeld inlevingsvermogen, wordt geadviseerd om verdachte als licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken. De thuis- en opvoedingssituatie wordt als een risicovolle factor ingeschat. Alles overziend wordt de kans op herhaling sterk verhoogd ingeschat. Voor een positieve ontwikkeling van verdachte wordt geadviseerd om langere tijd een gedragsmatig georiënteerde gesloten behandeling op te leggen. Bij verdachte zal vooral aandacht gegeven moeten worden aan zijn (on)vermogen tot empathie en het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en de aanspreekbaarheid daarop. In het verlengde daarvan dienen structurele veranderingen in zijn moreel functioneren, het leren accepteren van regels en gezag, invulling vrije tijd, vriendenkeuze en een opleidingtraject tot stand moeten komen. Bij voorkeur wordt gedacht aan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, omdat hiermee de noodzakelijk waarborg wordt geboden voor behandeling en zal verdachte zich niet kunnen ontrekken aan therapeutische interventies.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter terechtzitting te kennen gegeven zich aan te sluiten bij de strafadviezen uit de Pro-Justitia rapportages.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen, dat de verdachte, zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 juli 2012, niet eerder is veroordeeld. Hoewel de rol van verdachte bij de uitvoeringshandelingen ten opzichte van zijn medeverdachten geringer is geweest, heeft verdachte wel een grote rol gespeeld bij de voorbereidingshandelingen.
Daarbij is de rechtbank, gelet op de rapportages van de gedragswetenschappers, de ernst van de feiten en de grote kans op recidive, van oordeel dat het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in dit geval noodzakelijk is. In dit verband is in aanmerking genomen dat aan de in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht gestelde criteria voor oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan, nu:
- de ten laste gelegde feiten misdrijven betreffen, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- er bij verdachte ten tijde van het begaan van de feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens;
- de bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen;
- de algemene veiligheid van anderen de oplegging van de maatregel eist;
- de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
Bij de verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank absolute waarborgen nodig om de thans door de deskundigen groot geachte kans op recidive te beperken. De PIJ-maatregel acht de rechtbank de daartoe meest geëigende maatregel.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie voor zover het gaat om de duur van de op te leggen jeugddetentie. De rechtbank acht het van groot belang dat de behandeling van de verdachte zo spoedig mogelijk kan aanvangen. Derhalve zal een jeugddetentie worden opgelegd die nagenoeg gelijk is aan de duur van het voorarrest.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen: 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hier¬voor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de tijd van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheids¬straf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Leinarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. Van Driel en Van den Broek-Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze recht¬bank op 24 augustus 2012.
Bijlage bij vonnis van 24 augustus 2012:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2011 tot en met 31 oktober 2011
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgevuurd op en/of geschoten in het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal (met geweld) al dan niet in vereniging en/of een poging tot afpersing al dan niet in vereniging van [slachtoffer 2],
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288/287 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2011 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
geld en/of goederen (te weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V
en/of een (vuur)wapen), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen (te weten (een) scooter(s) en/of een Volkswagen Golf V en/of een (vuur)wapen),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
- voorzien van één of meer (geladen) vuurwapen(s) naar de woning van die [slachtoffer 2]
is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- heeft/hebben getracht de woning van die [slachtoffer 2] binnen te dringen en/of (vervolgens)
- met een of meerdere vuurwapens één of meerdere kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op/in de richting van die [slachtoffer 2] en/of
- met een vuurwapen één of meer kogels heeft/hebben geschoten in en/of afgevuurd op het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer 1],
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 312/317 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
gelet op artikel 313 Wetboek van Strafvordering.