Meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken
Uitspraak: 5 september 2012
Zaaknummer/rekestnummer: 408430 / HA RK 12-690
Zaaknummer bodemprocedure: 403062 / JE RK 12-1680
Beslissing van de meervoudige kamer (hierna: wrakingskamer)
op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
bijgestaan door mr. J. de Kreek,
strekkende tot wraking van [namen gewraakte rechters], voorzitter respectievelijk leden van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam, sector Civiel (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
1.1. Tijdens de behandeling door de genoemde rechters van een verzoek tot wraking van [naam kinderrechter], kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, ter terechtzitting van 5 september 2012, heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de rechters gedaan. Daarop is die behandeling geschorst.
1.2. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de rechters ter terechtzitting van eveneens 5 september 2012 behandeld. Van het verhandelde ter terechtzitting is proces-verbaal opgemaakt.
Ter terechtzitting zijn verschenen: verzoeker, zijn rechtshelper mr. De Kreek en [naam gewraakte voorzitter], voorzitter van de genoemde wrakingskamer.
Mr. De Kreek heeft namens verzoeker het wrakingsverzoek toegelicht onder verwijzing naar de bladzijden 5 (vanaf regel 211), 6 en 7 van zijn pleitaantekeningen en de producties 3 en 4 in de zaak betreffende het wrakingsverzoek van [naam gewraakte kinderrechter], die hij heeft overgelegd.
[naam gewraakte voorzitter] heeft mede namens de overige rechters het woord gevoerd.
1.3. Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft mr. De Kreek namens verzoeker de gehele wrakingskamer verzocht zich te verschonen en, indien de wrakingskamer zich niet zou verschonen, een verzoek tot wraking van de gehele wrakingskamer gedaan. Daartoe heeft verzoeker precies dezelfde gronden aangevoerd als ten aanzien van het verzoek tot wraking van de rechters.
1.4. De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de bladzijden 5 (vanaf regel 211), 6 en 7 van de pleitaantekeningen van mr. De Kreek en de genoemde producties 3 en 4;
- de aantekeningen van de behandeling door de wrakingskamer van [naam gewraakte voorzitter].
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1. De gronden die verzoeker aanvoert voor wraking van de rechters staan vermeld in de bladzijden 5 (vanaf regel 211), 6 en 7 van de pleitaantekeningen van mr. De Kreek. Ter terechtzitting heeft mr. De Kreek toegelicht dat het niet gaat om feiten of omstandigheden betreffende een of meer van de rechters persoonlijk, maar om de in die pleitaantekeningen genoemde ongunstige invloeden op het stelsel van de rechtspraak als geheel.
2.2. [naam gewraakte voorzitter] heeft mede namens de overige rechters medegedeeld dat zij niet berusten in het wrakingsverzoek. Voorts heeft hij medegedeeld dat verzoeker niet in zijn verzoek kan worden ontvangen omdat verzoeker geen enkele subjectieve of objectieve grond voor enige verminderde onafhankelijkheid of onpartijdigheid van een of meer van de rechters heeft aangevoerd.
3. Beoordeling van het onder 1.3 genoemde wrakingsverzoek
3.1. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak niet geschorst wegens het verzoek tot verschoning, respectievelijk het voorwaardelijk verzoek tot wraking, om de volgende redenen.
3.2. De wrakingskamer leest hetgeen mr. De Kreek heeft gesteld aan het slot van zijn pleitaantekeningen, met name "Dit leidt tot de conclusie dat ik ... u verzoek zich op bovenstaande gronden te verschonen ...", als een suggestie aan (ieder van de leden van) de wrakingskamer om een verzoek tot verschoning te doen.
3.3. Verschoning (zoals beschreven in artikel 40 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv) is het spiegelbeeld van wraking: een rechter kan zelf het initiatief nemen om zich aan de behandeling van een zaak te onttrekken wanneer hij aanleiding ziet om aan te nemen dat zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het geding is. Voor verschoning gelden dezelfde gronden als voor wraking. Een verzoek tot verschoning dient schriftelijk door de rechter te worden gedaan (artikel 40 lid 2 Rv).
3.4. Geen van de leden van de wrakingskamer heeft een verzoek tot verschoning ingediend, ook niet naar aanleiding van hetgeen is aangevoerd in de pleitaantekeningen van mr. De Kreek of hetgeen ter terechtzitting verder aan de orde is gekomen. Een verzoek tot verschoning is dus niet aan de orde. Daarmee is verschoning niet aan de orde.
3.5. Nu de leden van de wrakingskamer geen verschoning hebben verzocht, acht de rechtbank de voorwaarde voor het verzoek tot wraking van (alle leden van) de wrakingskamer vervuld.
3.6. De gronden die verzoeker aanvoert voor wraking van de leden van de wrakingskamer staan vermeld in de bladzijden 5 (vanaf regel 211), 6 en 7 van de pleitaantekeningen van mr. De Kreek. Ter terechtzitting heeft mr. De Kreek toegelicht dat het niet gaat om feiten of omstandigheden betreffende een of meer van de leden van de wrakingskamer persoonlijk, maar om de in die pleitaantekeningen genoemde ongunstige invloeden op het stelsel van de rechtspraak als geheel.
De door verzoeker aangevoerde gronden voor wraking van de wrakingskamer vormen een herhaling van de gronden die hij aanvoert in zijn eerdere verzoek tot wraking van de rechters.
3.7. Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Zoals is beschreven in de artikelen 36 en 37 Rv, dient de verzoeker min of meer concrete feiten of omstandigheden aan te voeren die erop wijzen dat de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de betreffende rechter(s) schade zou kunnen lijden.
3.8. Niet een van de door verzoeker aangevoerde omstandigheden - al aangenomen dat een of meer van die omstandigheden zich inderdaad voordoen; daarvan is de wrakingskamer niet gebleken - wijst erop dat de rechterlijke onpartijdigheid of onafhankelijkheid van een of meer van de leden van de wrakingskamer in het geding is. Bovendien is geen van de door verzoeker aangevoerde omstandigheden voldoende concreet om daaraan de gevolgtrekking te kunnen verbinden dat de rechterlijke onafhankelijkheid of onpartijdigheid van een of meer van de individuele leden van de wrakingskamer schade zou kunnen lijden. Verzoeker gaat er kennelijk vanuit dat de enkele omstandigheid dat een persoon rechter is meebrengt dat hij daarom is aangetast door de door verzoeker genoemde gevaren die de onafhankelijke rechtspraak in het algemeen zouden bedreigen. Die gedachtegang, die eraan voorbij ziet dat een individuele rechter tot zelfstandig oordelen in staat is, kan in zijn algemeenheid geen steun vinden in het recht.
Daarom acht de wrakingskamer het verzoek tot wraking van (de leden van de) wrakingskamer kennelijk ongegrond en laat zij het verder buiten behandeling.
4. Beoordeling van het onder 1.1 genoemde wrakingsverzoek
4.1. Een ieder heeft het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Dat grondrecht wordt erkend in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Zoals hiervoor gezegd, wraking is een middel ter verzekering van die onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.
Uitgangspunt is dat een rechter door zijn benoeming geacht wordt onafhankelijk en onpartijdig te zijn. Bij de beoordeling van een beroep op onvoldoende onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de rechter in een burgerlijke zaak staat dan ook voorop dat de verzoeker min of meer concrete feiten of omstandigheden moet aanvoeren die erop wijzen dat de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de rechter die zijn zaak behandelt schade zou kunnen lijden (artikel 36 e.v. Rv).
4.2. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden - feiten heeft verzoeker niet aangevoerd - betreffen (het stelsel van) de rechtspraak in Nederland als geheel. Geen van de door verzoeker aangevoerde omstandigheden - al aangenomen dat een of meer van die omstandigheden zich inderdaad voordoen; daarvan is de wrakingskamer niet gebleken - kan het vermoeden rechtvaardigen dat de rechterlijke onpartijdigheid of onafhankelijkheid van een of meer van de rechters schade zou kunnen lijden. Voorts is geen van de door verzoeker aangevoerde omstandigheden voldoende concreet om daaraan de gevolgtrekking te kunnen verbinden dat de rechterlijke onafhankelijkheid of onpartijdigheid van een of meer van de individuele rechters schade zou kunnen lijden. Verzoeker gaat er kennelijk vanuit dat de enkele omstandigheid dat een persoon rechter is meebrengt dat hij daarom is aangetast door de door verzoeker genoemde gevaren die de onafhankelijke rechtspraak in het algemeen zouden bedreigen. Die gedachtegang, die eraan voorbij ziet dat een individuele rechter tot zelfstandig oordelen in staat is, vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht.
4.3. De wrakingskamer acht het verzoek tot wraking van de rechters daarom ongegrond en zal het verzoek derhalve afwijzen.
4.4. De wrakingskamer is, gezien hetgeen zij heeft overwogen in 3.6 tot en met 3.8 en in 4.2 en 4.3, van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. Daarom zal de wrakingskamer op de voet van artikel 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend op dezelfde of soortgelijke gronden gebaseerd wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen.
wijst af het verzoek tot wraking van [namen gewraakte rechters];
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak dat op dezelfde of soortgelijke gronden is gebaseerd niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 5 september 2012 door mr. Sprenger, voorzitter, en mrs. Kuip en Houweling rechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2012 in tegenwoordigheid van mr. Beukema, griffier.