Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 10 september 2012
Zaaknummer: 407465
Rekestnummer: HA RK 12-643
Parketnummer: 10/960083-11
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsvrouw mr. E.M.J. van Nieuwenhuizen, advocaat te Amsterdam,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, sector Strafrecht (hierna: de rechter-commissaris).
1.1. Verzoeker is verdachte in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer. De meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken heeft de strafzaak verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van een groot aantal getuigen.
1.2. Bij e-mail van 16 augustus 2012, 12.30 u heeft de raadsvrouwe van verdachte de rechter-commissaris gewraakt.
1.3. Verzoeker alsmede de rechter-commissaris zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
1.4. Ter zitting van 20 augustus 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker en diens raadsvrouw. De raadsvrouw heeft aan de hand van een pleitnota haar standpunt nader toegelicht. Van de zijde van het Openbaar Ministerie was ter zitting aanwezig de schriftelijke reactie van de officier van justitie, mr. G.C. Bos, met als conclusie dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
1.5. Bij tussenbeslissing van 24 augustus 2012 heeft de wrakingskamer de mondelinge behandeling heropend en bepaald dat deze ter zitting van 30 augustus 2012 zal worden hervat.
1.6. Op die zitting zijn verschenen en gehoord verzoeker, diens raadsvrouwe, de officier van justitie en de rechter-commissaris.
1.7. De wrakingskamer heeft behalve van voornoemde stukken nog kennis genomen van de volgende stukken:
- dossieromslag verwijzingen nummer 11/3179, parketnummer 10/960083-11 MK 9 januari
2012;
- de e-mailwisseling die tussen 2 augustus 2012 en de zitting van 30 augustus 2012 heeft plaatsgevonden tussen de rechter-commissaris, de voorzitter van de meervoudige strafkamer, de raadsvrouwe en de officier van justitie;
- de aantekeningen van de griffier van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer d.d. 15 augustus 2012;
- het proces-verbaal van de zitting van de strafkamer van 21 augustus 2012 met aangehechte bijlagen.
2.1. Op 9 januari 2012 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak (Mega Briard) met parketnummer 10/960083-11 tegen verdachte [naam verzoeker] geschorst en de zaak verwezen naar de rechter-commissaris
belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde een twintigtal getuigen te horen, waaronder [X] en [Y]. Voor in ieder geval een onderdeel van de tegen verzoeker aanhangige strafzaak zijn de verklaringen die deze getuigen hebben afgelegd en/of nog zullen afleggen van groot gewicht.
2.2. De getuigen [X] en [Y] zitten thans in een getuigenbeschermings-programma en verblijven onder een andere niet bekende naam in het buitenland. Tussen deze getuigen en de Nederlandse Staat is een geschil gerezen over de voortzetting van de deelname door de getuigen aan dit programma. Dit geschil is thans aan arbitrage onderworpen. Door de Staat is toegezegd dat deze getuigen in ieder geval in het programma blijven zolang in de arbitrage niet anders is beslist. Zolang dit geschil bestaat zijn de getuigen niet zonder meer bereid mee te werken aan een verhoor door de rechter-commissaris.
2.3 Bij beschikking van 19 juli 2012 heeft de rechter-commissaris op verzoek van deze getuigen bepaald dat het verhoor van hen zal plaatsvinden (op een door hem nader te bepalen dag en tijdstip op een geheime locatie) buiten aanwezigheid van de procespartijen en dat de procespartijen binnen 4 weken na dagtekening van deze beschikking aan de rechter-commissaris schriftelijk opgave doen van hun vragen aan de getuigen [X] en [Y].
2.4 Naar aanleiding van deze beschikking heeft de voorzitter van de meervoudige strafkamer een nadere pro-forma zitting georganiseerd, die op 15 augustus 2012 in aanwezigheid van de procespartijen heeft plaatsgevonden. Strekking van deze zitting was onder meer om zich te beraden over de beslissing van de rechter-commissaris van 19 juli 2012.
2.5. Naar aanleiding daarvan heeft de rechter-commissaris bij e-mail van 2 augustus 2012 als volgt aan betrokkenen bericht:
"Het spreekt voor zich dat de rechter-commissaris (de) gedachtenwisseling op 15 augustus met belangstelling zal volgen en met de uitkomst rekening zal houden, overigens zonder dat hij bereid is op voorhand toe te zeggen dat hij zich aan de uitkomst zal conformeren: de in de artt. 187, 187d en 190 sv vervatte bevoegdheden komen immers uitsluitend de rechter-commissaris toe. In dit verband zij ter voorkoming van misverstanden verder opgemerkt dat de rechter-commissaris de aan procespartijen gestelde termijn voor de schriftelijke opgave van de aan de getuigen te stellen vragen, zoals vermeld in de beslissing van 19 juli 2012, onverkort handhaaft."
2.6. Voorafgaande aan die zitting heeft de rechter-commissaris bij e-mail van 13 augustus 2012 aan de voorzitter van de strafkamer, de officier van justitie en de raadslieden verslag gedaan van de stand van zaken en voorts onder meer het volgende laten weten:
" In de derde plaats deelt de rechter-commissaris mede dat hij om redenen die de persoonlijke veiligheid van de getuigen betreffen thans geen mededeling kan doen over de stand van zaken van de voorbereiding van het door hem bij beslissing van 19 juli bepaalde verhoor. Wel zij opgemerkt dat de voorbereidingen van dat verhoor ook na de aankondiging van de PF-zitting van 15 augustus gewoon zijn verder gegaan (met inachtneming van hetgeen in de email van 2 augustus is toegezegd).
2.7. Na de zitting van 15 augustus 2012 is door de griffier van de meervoudige strafkamer aan de rechter-commissaris per e-mail medegedeeld: "dat de rechtbank hem uitdrukkelijk in overweging geeft zijn activiteiten op te schorten/te bevriezen, totdat de rechtbank nadere beslissingen in dat kader zal nemen".
2.8. Op 16 augustus 2012 te 7:02 uur berichtte de rechter-commissaris de voorzitter, de officier van justitie en de raadslieden onder meer als volgt:
De rechter-commissaris deelt u mede dat hij reeds eerder heeft toegezegd dat hij naar vermogen rekening zal houden met de uitkomst van de zitting van 15 augustus. "Naar vermogen"betekent in dit verband ook dat de rechter-commissaris thans niet kan toezeggen dat hij ook rekening kan houden met beslissingen die hem bereiken na ommekomst van de in de beslissing van 19 juli genoemde termijn voor het schriftelijk indienen van aan de getuigen te stellen vragen".
2.9. Op 16 augustus 2012 heeft de raadsvrouw van verzoeker bij e-mail van 12:30 uur de rechter-commissaris gewraakt en de rechter-commissaris vermaand zijn rechtshandelingen per direct te staken totdat er op het wrakingsverzoek een beslissing is genomen.
2.10. Het proces-verbaal van de zitting van de strafkamer van 21 augustus 2012 houdt onder meer het volgende in:
" Alvorens de rechter-commissaris mogelijk nadere aanwijzingen in overweging te geven omtrent de wijze waarop de verhoren van [X] en [Y], met het oog op de belangen van procespartijen, de waarheidsvinding en de veiligheid van getuigen, zouden kunnen plaatsvinden heeft de rechtbank een aantal vragen aan de officier van justitie bij het landelijk parket, belast met de getuigenbescherming." Blijkens het proces-verbaal heeft de voorzitter daarbij aan de officier van justitie een voor de eerdergenoemde Officier van justitie bestemde brief met vragen overhandigd.
2.11. Bij e-mail van 21 augustus 2012 heeft de rechter-commissaris nader verslag gedaan van de stand van zaken. Daaruit blijkt dat de rechter-commissaris op 20 augustus 2012 op een geheime locatie buiten Nederland overleg heeft gehad met de getuigen [X] en [Y] teneinde te bezien of, hoe en wanneer deze getuigen zouden kunnen worden gehoord.
Het verslag bevat onder meer als resultaat van dit gesprek dat de rechter-commissaris afziet van het nader horen van de getuige [Y] "gelet op haar belastbaarheid" en dat de rechter-commissaris vooralsnog zijn beslissing van 19 juli 2012 handhaaft maar "binnen de kaders en randvoorwaarden van die beslissing nader onderzoek (zal) verrichten naar de mogelijkheid van een verhoor van de getuige [X] waaraan ook de procespartijen deel kunnen nemen. .... Indien het onderzoek oplevert dat een dergelijk verhoor van de getuige [X] mogelijk is, zal de rechter-commissaris zijn beslissing van 19 juli 2012 intrekken en een nieuwe beslissing nemen. ...... Het verhoor van de getuige [X] zal niet voor 1 december 2012 plaatsvinden."
3. Het verzoek en het verweer daartegen
3.1
De raadsvrouw heeft overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities het wrakingsverzoek toegelicht. De pleitnotities zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Verkort en zakelijk weergegeven heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
De rechter-commissaris heeft de schijn van partijdigheid op zich geladen althans is bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid ontstaan doordat de rechter-commissaris het door de meervoudige kamer na afloop van de pro forma zitting op 15 augustus 2012 gedane verzoek aan de rechter-commissaris zijn activiteiten ter voorbereiding van het door hem voorgenomen getuigenverhoor van [X] en [Y] op te schorten/ te bevriezen niet heeft ingewilligd en gewoon doorgaat met het geplande getuigenverhoor. Dat dat is gebeurd blijkt ook uit het feit dat de rechter-commissaris vasthoudt aan de 4-weken termijn voor het indienen door de raadslieden van schriftelijke vragen, aflopende op 16 augustus 2012, en uit de email van de rechter-commissaris d.d. 20 augustus 2012. De rechter-commissaris heeft aldus handelend de beginselen van een behoorlijke procesorde en van een eerlijke procesvoering geschonden. Tevens is er sprake van obstructie.
3.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter-commissaris kan opleveren.
De rechter-commissaris heeft daarbij onder meer aangegeven dat hij te maken heeft met 2 getuigen die niet zeer willig zijn en die in een getuigenbeschermingsprogramma zitten, met als gevolg dat hij er voor dient te waken dat de nieuwe identiteit en de huidige verblijfplaats van deze getuigen aan derden bekend wordt. Dat betekent ook dat hij niet steeds ten volle opening van zaken kan geven en noodzakelijkerwijs de inhoud van zijn communicatie met betrokkenen daaraan dient aan te passen.
Het is niet zo dat hij na het bekend worden van de zitting van 15 augustus 2012 verhoren van de getuigen [X] en [Y] heeft gepland. Wel is het zo dat voorafgaande aan die zitting via de TGB-officier (Team GetuigenBescherming) meerdere contacten met de getuigen zijn geweest teneinde te komen tot een ontmoeting met de rechter-commissaris, met als doel nader overleg te plegen over de wijze waarop het verhoor van deze getuigen in het vat zou/kon worden gegoten. Dat overleg heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2012. In verband met de veiligheid van de getuigen heeft hij daarover niet in alle openheid kunnen communiceren.
4.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Niet is aangevoerd dat de rechter-commissaris in subjectieve zin niet onpartijdig is geweest.
4.3
Te onderzoeken staat dan of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor bedoeld opleveren.
De rechtbank stelt voorop dat in deze zaak niet de inhoud van de beschikking van 19 juli 2012 ter discussie staat. Tegen die beschikking staat geen beroep open en deze heeft evenmin aan verzoeker aanleiding gegeven de rechter-commissaris te wraken.
Het gaat slechts om de vraag of de omstandigheid dat de rechtercommissaris na het aan hem na de zitting van de strafkamer van 15 augustus 2012 overgebrachte verzoek om met betrekking tot het horen van de getuigen [X] en [Y] een pas op de plaats te maken, kennelijk in afwachting van eventuele nadere aanwijzingen van de strafkamer, desalniettemin is doorgegaan met de uitvoering van de beschikking van 19 juli 2012 en of dat gegeven voldoende is om dit aan te merken als een zwaarwegende aanwijzing als genoemd.
De beschikking van 19 juli 2012, gegeven op verzoek van de getuigen [X] en [Y], hield na een uitgebreide motivering onder meer als beslissing in dat de getuigen [X] en [Y] in het buitenland zouden worden gehoord, zonder dat de raadslieden daarbij aanwezig konden zijn. In het kader van de uitvoering van deze beslissing heeft de rechter-commissaris in samenwerking met de TGB-officier een gesprek met de getuigen gearrangeerd teneinde te bezien hoe die verhoren vorm zouden kunnen worden gegeven.
Gelet op het gegeven dat de getuigen in een getuigenbeschermingsprogramma zitten is niet onbegrijpelijk dat de rechter-commissaris, ter bescherming van de veiligheid van de getuigen, daarover niet in alle openheid heeft gecommuniceerd. Evenmin is onbegrijpelijk dat de rechter-commissaris de eind juli, begin augustus 2012 via de TGB-officier van justitie lopende contacten met de getuigen, na de zitting van 15 augustus 2012 en het aan hem gedane verzoek om een pas op de plaats te maken, niet heeft afgebroken en het geplande gesprek op 20 augustus 2012 heeft laten doorgaan.
De rechtbank acht aannemelijk dat gezien de complicaties die er waren in het arrangeren van een gesprek met de getuigen het niet geraden was om die contacten op dat moment stop te zetten. Daarbij hadden die contacten in dit stadium niet de strekking om [X] en [Y] reeds op dat moment als getuige te horen, maar waren deze gericht op het maken van procedure-afspraken.
Daarbij komt dat de rechter-commissaris, blijkens het door hem van die bespreking gemaakte verslag, aan de inhoud waarvan de wrakingskamer geen reden heeft om te twijfelen, zich tijdens dat gesprek heeft ingespannen om het zover te krijgen dat in het bijzonder de getuige [X] op enig in de toekomst gelegen moment in aanwezigheid van de raadslieden zou kunnen worden gehoord.
Het is op zich ongelukkig dat over de hier bedoelde gang van zaken niet in alle openheid met betrokkenen is gecommuniceerd, maar de wrakingskamer acht het niet onbegrijpelijk dat de rechter-commissaris zich om redenen van veiligheid van de getuigen daartoe niet vrij heeft gevoeld. Terecht heeft de rechter-commissaris nadien wel uitgebreid verslag gedaan van zijn activiteiten.
Het is inderdaad denkbaar dat de herhaalde mededeling van de rechter-commissaris, inhoudend enerzijds dat hij naar vermogen rekening zal houden met de uitkomst van de zitting van 15 augustus 2012, maar anderzijds dat hij de raadslieden hield aan de termijn van 4 weken voor het schriftelijk indienen van aan de getuigen te stellen vragen, de indruk deed ontstaan dat hij toch zijn eigen plan trok en op korte termijn de getuigen zou gaan horen.
In de feitelijke gang van zaken is daarvan evenwel, afgezien van het hiervoor bedoelde oriënterende gesprek, geen bevestiging te vinden. Daarnaast is dat (starre) vasthouden aan die termijn mogelijk ingegeven door het ter zitting van 30 augustus 2012 door de rechter-commissaris verdedigde standpunt dat nu die termijn eenmaal was bepaald, er geen reden is daarvan af te wijken, ook al bestaat op dit moment niet langer het voornemen om de getuigen op korte termijn te horen. Daaruit kan evenwel niet afgeleid worden dat de rechter-commissaris geen gewicht hecht aan het verzoek van de strafkamer om pas op de plaats te maken.
Per saldo is de conclusie van de wrakingskamer dat de gedragingen van de rechter-commissaris in belangrijke mate zijn bepaald door het feit dat hij heeft te maken met niet bepaald willige getuigen, die opgenomen zijn in een getuigenbeschermingsprogramma, met alle complicaties van dien. Het verslag van het gesprek d.d. 20 augustus 2012 maakt duidelijk dat het handelen van de rechter-commissaris er op is gericht om zo mogelijk de raadslieden alsnog aanwezig te doen zijn bij het verhoor van de getuigen. De gedragingen van de rechter-commissaris leveren geen grond op voor de conclusie die verzoeker en zijn raadsvrouwe daaraan verbinden. Er is niet sprake van zwaarwegende aanwijzingen als onder 4.1 bedoeld. Het verzoek tot wraking zal worden afgewezen.
4.4
De wrakingskamer maakt er melding van dat de rechter-commissaris bij gelegenheid van de zitting van de wrakingskamer van 30 augustus 2012 heeft toegezegd dat, indien in de toekomst mocht blijken dat het verhoor van de getuigen [X] (en [Y]) noodzakelijkerwijs zonder aanwezigheid van de raadslieden zou moeten plaatsvinden, de raadslieden alsnog in de gelegenheid gesteld worden schriftelijke vragen in te dienen. Bij die toezegging past niet de mededeling van de rechter-commissaris dat hij deze "uit coulance" doet.
Verklaart de wraking niet gegrond en wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven op 10 september 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.