ECLI:NL:RBROT:2012:BX7436
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Marseille
- Rechtspraak.nl
Weigering van toestemming voor medische behandeling van een minderjarige door gezaghebbende vader
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor een medische behandeling van een veertienjarige minderjarige. De stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam had op 31 juli 2012 een verzoekschrift ingediend, omdat de minderjarige, die een GGZ-behandeling nodig had, geen toestemming kreeg van haar vader. De minderjarige had haar wens om met de behandeling te starten schriftelijk kenbaar gemaakt, maar GGZ Delfland weigerde zonder toestemming van de vader te beginnen met de behandeling. De gezinsvoogd van de stichting vroeg daarom de kinderrechter om vervangende toestemming.
Tijdens de zitting op 3 september 2012 werd de zaak behandeld, waarbij de ouders niet verschenen. De kinderrechter hoorde de stichting, die haar verzoek handhaafde. De minderjarige had in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld door haar vader, en haar moeder had ingestemd met de behandeling. De kinderrechter overwoog dat de artikelen 7:446 tot en met 7:468 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepalingen bevatten over de geneeskundige behandelingsovereenkomst, waarbij toestemming van de patiënt en, in het geval van minderjarigen, van de ouders vereist is. De kinderrechter concludeerde dat de minderjarige, ondanks de weigering van de vader, weloverwogen de behandeling wenste en in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen.
Uiteindelijk wees de kinderrechter het verzoek om vervangende toestemming af, omdat de noodzakelijke GGZ-behandeling kon plaatsvinden zonder dat de kinderrechter vervangende toestemming verleende. De beschikking bevatte informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen drie maanden na de beschikking ingesteld moest worden door een advocaat.