ECLI:NL:RBROT:2012:BX7913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/811078-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van der Kaaij
  • mr. Benaissa
  • mr. Den Hollander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag en verzet tegen politie

Op 20 september 2012 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van roekeloos rijden en het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 6 september 2012. De verdachte was betrokken bij een ongeval op 21 april 2012 te Schiedam, waarbij hij met een snelheid tussen de 80 en 100 km/uur een personenauto bestuurd door het slachtoffer raakte, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, onder invloed van alcohol, en dat hij door rood licht was gereden. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor enkele ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde had begaan. De verdachte werd ook beschuldigd van wederspannigheid, omdat hij zich verzette tegen de aanhouding door de politie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, waarvan één jaar voorwaardelijk, en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes jaar. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/811078-12
Datum uitspraak: 20 september 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres
[gba-adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie],
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Swaak heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland/Bouman GGZ, afdeling reclassering;
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 jaren.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
De onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten zijn niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Dit is ook door de officier van justitie gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsvrouw. De rechtbank zal de vrijspraak ten aanzien van die feiten dan ook niet nader motiveren.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op de wijze waarop het feit is ten laste gelegd, dient voor een bewezenverklaring hiervan vast komen te staan dat de aangever door toedoen van de verdachte ten val is gekomen en als gevolg van die val letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De aangever heeft verklaard dat de verdachte op hem is ingereden waarbij hij zijn been heeft gestrekt in zijn richting, waardoor aangever van zijn fiets is gevallen en pijn aan zijn knie is veroorzaakt. Deze verklaring vindt echter geen steun in een ander bewijsmiddel. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden blijkt slechts dat de aangever kort zijn evenwicht heeft verloren waarna zijn fiets en niet hijzelf op de grond is gevallen. Hierop heeft aangever onmiddellijk de achtervolging ingezet. Ook de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die het incident op korte afstand hebben zien gebeuren, verklaren niet dat de aangever is gevallen. De getuige [getuige 1] ziet de aangever slechts even wankelen, om direct daarna de achtervolging in te zetten.
Nu niet is komen vast te staan dat de aangever ten val is gekomen kan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen verklaard, zodat de verdachte ook van dat feit dient te worden vrijgesproken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 21 april 2012 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Mozartlaan en het Bachplein, welk genoemd rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl
- hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed 0,83 milligram, alcohol per milliliter bloed bedroeg en hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en
- hij, verdachte, mede door het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of dat gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en
- hij, verdachte, reed met een ongeldig verklaard rijbewijs,
ondanks voornoemde toestand een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en
- met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur een kruising (tussen de Mozartlaan en het Bachplein), is genaderd en
- een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en vervolgens die genoemde kruising is opgereden,
waarna verdachte (vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 80 en 100 km/uur is gebotst tegen een personenauto die bestuurd werd door [naam slachtoffer],
waardoor die [naam slachtoffer], werd gedood;
3.
hij op 27 december 2011 te Schiedam, toen de aldaar dienstdoende [naam hoofdagent], hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond verdachte - buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel 302/304/300 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig (met kracht) tegen het lichaam van die [naam hoofdagent] te slaan en tegen de benen van die [naam hoofdagent] te schoppen/trappen, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel bekwam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden, zoals opgenomen in de bij dit vonnis behorende bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis.
NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
Ten aanzien van feit 1.
Causaal verband.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de causaliteit tussen het verkeersongeval en de dood van het slachtoffer, [naam slachtoffer], ontbreekt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat het door het slachtoffer opgelopen letsel het gevolg is geweest van de pogingen van de omstanders en hulpverleners tot levensreddende handelingen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de inhoud van het dossier is vast komen staan dat na het ongeluk door en onder leiding van de ambulancebroeders medische hulp is verleend aan het slachtoffer. Het handelen van de (medische) hulpverleners staat niet in de weg aan de aanname van causaal verband tussen het verkeersongeval en het intreden van de dood van het slachtoffer. Het is verder ook geenszins aannemelijk dat de - medisch noodzakelijke - handelingen die door de hulpverleners zijn verricht de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt dan wel hebben bijgedragen aan de dood van het slachtoffer. Immers de conclusie van de forensisch arts, d.d. 21 april 2012, luidt dat het gaat om een niet natuurlijk overlijden met als vermoedelijke doodsoorzaak “Impressie links in de borstholte en verbloeding (hart? , aorta ?)” en “niet natuurlijk overlijden ten gevolge van letsel passend bij verkeersongeval”.
Gelet op deze medische verklaring is de rechtbank van oordeel dat het verband tussen het overlijden van het slachtoffer en het verkeersongeval, van zodanige aard is dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs als gevolg van het verkeersongeval aan verdachte kan worden toegerekend.
Het verweer wordt verworpen.
Onvolledig onderzoek
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onderzoek dat is gedaan door de Technische en Ongevallendienst (hierna: TOD) onvolledig is geweest. Allereerst is in het proces-verbaal van de verkeersongevallenanalyse van de TOD verzuimd het weggedeelte vanaf de Churchillweg te omschrijven, terwijl dit weggedeelte een belangrijk onderdeel had moeten vormen van het onderzoek. Zo is er geen onderzoek gedaan naar de verkeerslichten die gelden voor verkeersdeelnemers die vanaf de Churchillweg het kruispunt naderen.
Daarnaast zijn de vergelijkende botsproeven tussen personenauto’s gedaan met personenauto’s van een ander merk dan dat van de bij het onderhavige ongeval betrokken auto’s. Dit geeft geen waarheidsgetrouw beeld. Ook is met behulp van een computersimulatie getracht de indicatieve botssnelheid te bepalen. De uitslag daarvan kan niet méér opleveren dan een mogelijkheid, en is niet een redengevend bewijsmiddel, zodat ook om deze reden vrijspraak dient te volgen van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het onderzoek van de TOD is het volgende gebleken.
Het ongeval heeft plaats gevonden op de kruising van de Zwaluwlaan met het Bachplein, de Mozartlaan en de Churchillweg te Schiedam. De verdachte reed met een personenauto, een Volkswagen Golf en het latere slachtoffer heeft gereden in een Skoda Octavia.
De toegestane maximumsnelheid is ter plaatse 50 km/uur voor motorvoertuigen.
Om bij benadering de snelheid te kunnen vaststellen die door de bestuurder van de Volkswagen Golf is gereden, is die snelheid op twee verschillende manieren onderzocht: door middel van vergelijkende botsproeven en door middel van computersimulatie.
Uit de vergelijkende botsproeven is naar voren gekomen dat een indicatief gereden snelheid door de bestuurder van de Volkswagen, ten tijde van de aanrijding, gelegen tussen de 75 km/uur en 90 km/uur, zeker reëel te noemen is.
De analyse van het ongeval door middel van computersimulatie laat zien dat de indicatieve botsnelheid voor de Volkswagen 100 km/uur en de indicatieve botssnelheid van de Skoda 19 km/uur bedroeg.
Blijkens het onderzoek van de TOD is de kruising voorzien van een automatisch werkend stoplicht (verkeersregelinstallatie), dat verkeersafhankelijk werkt. De verkeersregelinstallatie ten tijde van de aanrijding was in werking en er was geen sprake van storingen. De bestuurder van de Volkswagen heeft gereden op fase 62 (opvolgend op fase 2) en de bestuurder van de Skoda heeft gereden over fase 11. Uit de conflictmatrix blijkt dat genoemde fasen 62 en 11 conflicterend zijn. Door een elektronische beveiliging kunnen conflicterende fasen nooit gelijk groen en/of geel licht vertonen. Indien in het regelprogramma conflicterende fasen toch gelijk groen en/of geel zouden worden, draagt de elektronische beveiliging er zorg voor dat de verkeerslichteninstallatie naar geel knipperend licht wordt geschakeld.
Naar het oordeel van de rechtbank worden de conclusies uit het rapport gedragen door de bevindingen van het onderzoek. De stelling van de raadsvrouw dat het onderzoek onvolledig is en daarom niet als redengevend bewijsmiddel kan worden aangemerkt, wordt dan ook verworpen.
Voorts is van belang dat de conclusies uit het rapport worden ondersteund door de verklaringen van de verdachte en door de verklaringen van diverse getuigen.
Ten aanzien van de snelheid.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij hard heeft gereden en ook de getuige [getuige 3] verklaart dat hij kon horen dat er een auto hard kwam aanrijden. Zij hoorde dit aan het geluid van slippende banden en aan de manier van schakelen. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij schatte dat de Volkswagen Golf minimaal 80 kilometer per uur reed. De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de Golf met hoge snelheid over de kruising reed.
Ten aanzien van het stoplicht.
Laatstgenoemde getuige heeft eveneens verklaard dat zij op de kruising met het Bachplein en de Churchilweg voor het verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, stil stond, toen zij een Volkswagen Golf haar vanaf de Zwaluwlaan tegemoet zag rijden, die dus ook rood licht moet hebben gehad. Op het moment dat voor haar het verkeerslicht op groen ging, reed de Volkswagen al over de kruising en botste met de auto die vanaf het Bachplein was gekomen.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij door het rode licht is gereden. Daarnaast hebben verschillende getuigen verklaard dat zij de verdachte, direct na het ongeval, hebben horen zeggen dat hij door het rode licht is gereden.
Gelet op vorenstaande kan worden gesteld, dat de verdachte de kruising heeft genaderd en ook is overgereden met veel hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, terwijl het in zijn richting gekeerde en voor zijn rijrichting bestemde verkeerslicht rood licht heeft uitgestraald. Ten gevolge hiervan is de auto van de verdachte tegen de auto van het latere slachtoffer gebotst. Als gevolg van deze botsing heeft het slachtoffer letsel bekomen ten gevolge waarvan hij is komen te overlijden.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1 subsidiair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een verkeersongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid van deze wet;
3. wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft door roekeloos rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor het slachtoffer, [naam slachtoffer], het leven heeft gelaten. De verdachte - wiens rijbewijs wegens eerdere overtredingen ter zake van de Wegenverkeerswet 1994 ongeldig was verklaard - is na een avondje drinken met vrienden, onder invloed van alcohol in de auto van één van die vrienden gestapt om naar een avondwinkel te rijden om meer alcohol te kopen. Op de terugweg van de avondwinkel is de verdachte de kruising tussen de Mozartlaan en het Bachplein te Schiedam met hoge snelheid genaderd en is hij door rood gereden. Op de kruising heeft hij het voertuig aangereden dat bestuurd werd door het slachtoffer. Het slachtoffer is als gevolg van het bij deze aanrijding opgelopen letstel overleden.
De verdachte heeft door zijn handelen onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer en zijn omgeving. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring die door de dochter van het slachtoffer op de terechtzitting is voorgelezen. De nabestaanden hebben als gevolg van dit incident hun echtgenoot, vader en zoon, die volop in het leven stond, zeer plotseling verloren. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf het leed bij de nabestaanden kan verzachten.
Het ongeval heeft naast het leed dat het de nabestaanden heeft berokkend, ook een schok teweeg gebracht bij een ieder die er getuige van is geweest.
De verdachte heeft zich naast dit feit schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Toen de politie hem wilde aanhouden, omdat hij kort er voor op de vlucht was geslagen na het negeren van een stopteken op de scooter, heeft hij de agent die hem ter aanhouding beetpakte en vasthield, geslagen en geschopt.
Op de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 augustus 2012 is de verdachte eerder in aanraking gekomen met politie en justitie ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van een door [naam reclasseringswerker], reclasseringswerker, omtrent de verdachte d.d. 25 juli 2012 opgemaakt reclasseringsadvies. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte is een 22-jarige man die in een kort tijdsbestek meerdere malen met justitie in aanraking is gekomen als gevolg van alcoholgerelateerde delicten. De verdachte lijkt ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden zijn leven op orde te hebben en zich leeftijdsadequaat te bewegen zonder opmerkelijkheden. Gelet op zijn alcoholconsumptie, niet zozeer qua frequentie maar wel qua hoeveelheid per keer, en het gedrag dat hier uit voortkomt, lijkt er - wanneer onder invloed - sprake van gedragsproblematiek. De verdachte is bereid tot medewerking aan behandeling. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld nu de justitiële gevolgen van eerder vergelijkbaar gedrag hem niet hebben geremd. De kans op herhaling kan niet worden uitgesloten zolang er geen gestructureerd behandeltraject op alcoholdelinquentie is ingezet. Geadviseerd wordt dan ook om aan hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om dit behandeltraject in het kader van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Indien geïndiceerd kan hem worden verboden alcohol te gebruiken, welk verbod door middel van urinecontroles kan worden gecontroleerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden is teneinde te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan soortgelijke feiten. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact worden verbonden, zodat invulling kan worden gegeven aan behandeling van verdachtes alcoholproblematiek. De verdachte heeft met het plan van aanpak zoals dat door de reclassering is opgesteld, ingestemd.
Daarnaast zal uit het oogpunt van verkeersveiligheid - mede nu er een dodelijk slachtoffer moet worden betreurd - aan de verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur worden opgelegd.
De rechtbank zal de gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf enigszins matigen aangezien zij, anders dan de officier van justitie, komt tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en voorts bij de strafoplegging rekening houdt met de jeugdige leeftijd van de verdachte. De rechtbank zal de ernst en omvang van de gevolgen nadrukkelijk meewegen bij het bepalen van de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid. Om die reden zal de rechtbank op dat onderdeel een hogere straf opleggen dan gevorderd.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair de gevangenneming ter terechtzitting gevorderd.
De rechtbank wijst dit verzoek toe en zal ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde de gevangenneming ter terechtzitting bevelen. Het bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Alles afwegend worden na te noemen straffen en maatregel passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich ten aanzien van feit 3 in het geding gevoegd: [naam benadeelde partij], wonende te [woonplaats benadeelde partij]. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 200,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikel 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 180 en 182 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde dient zich te laten behandelen voor zijn gedrag onder invloed van alcohol bij Bouman GGZ, of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
3. indien Bouman GGZ de noodzaak hiertoe aanwezig acht, dient de veroordeelde zich te onthouden van het gebruik van alcohol, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urinecontroles;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 6 (zes) jaren;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/811263-11;
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] toe tot een bedrag van
€ 200,00 en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [naam benadeelde partij], wonende te [woonplaats], te betalen € 200,00 (zegge: tweehonderd euro);
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 200,00 (zegge: tweehonderd euro);
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Benaissa en Den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2012.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 20 september 2012:
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 21 april 2012 te Schiedam
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer], van het leven heeft beroofd,
immers heeft/is verdachte opzettelijk als bestuurder van een personenauto
terwijl hij onder invloed was van alcohol en/of verdovende middelen,
- met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of met een gelet op de situatie ter
plaatse te hoge snelheid, een kruising (tussen de Mozartlaan en het
Bachplein), genaderd en/of
- een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht
genegeerd, en/of (vervolgens) die genoemde kruising opgereden
waardoor/ waarna verdachte (vervolgens) is gebotst op/tegen een voertuig (een
personenauto die bestuurd werd door [naam slachtoffer]), tengevolge waarvan
voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 21 april 2012 te Schiedam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te
dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising, gevormd door de voor
het openbaar verkeer openstaande wegen, de Mozartlaan en het Bachplein,
althans op één van deze wegen, welk genoemd rijgedrag hieruit heeft bestaan
dat hij, verdachte, toen daar
terwijl
-hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn
bloed 0,83 milligram, in elk geval meer dan 0,2 milligram, alcohol per
milliliter bloed bedroeg en/of hij, verdachte, verkeerde in een toestand als
bedoeld in artikel 8, eerste of derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en/of
-hij, verdachte, mede door het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde in
een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle
hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of dat gevaar bestond dat hij
als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van
hem werden vereist, en/of
-hij, verdachte, reed met een ongeldig verklaard rijbewijs,
ondanks voornoemde toestand een voertuig is gaan besturen en blijven besturen
en/of
-met een (zeer) hoge snelheid en/of met een gelet op de situatie ter plaatse
(veel) te hoge snelheid en/of in ieder geval met een (veel) hogere snelheid
dan ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur een kruising (tussen
de Mozartlaan en het Bachplein), is genaderd en/of
-een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft
genegeerd en (vervolgens) die genoemde kruising is opgereden,
waardoor/ waarna verdachte (vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 80 en
100 km/uur is gebotst op/tegen een voertuig (een personenauto die bestuurd
werd door [naam slachtoffer]),
waardoor die [naam slachtoffer], werd gedood;
2.
hij
op of omstreeks 27 december 2011 te Schiedam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
ambtenaar, te weten [naam verbalisant], verbalisant van politie
Rotterdam-Rijnmond, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
al rijdend op/met een scooter, met verhoogde/hoge snelheid, op/tegen die
[naam verbalisant] is afgereden/ingereden/aangereden en/of (daarbij) die [naam verbalisant]
met zijn, verdachtes, (gestrekte) been (met kracht) heeft getrapt/geraakt, als
gevolg waarvan die [naam verbalisant] (hard) ten val is gekomen
, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 27 december 2011 te Schiedam, opzettelijk mishandelend een
ambtenaar, te weten [naam verbalisant], verbalisant van politie
Rotterdam-Rijnmond, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, terwijl hij, verdachte, op een scooter reed,
met verhoogde/hoge snelheid heeft aangereden en/of (daarbij) met zijn,
verdachtes, (gestrekte) been (met kracht) heeft getrapt/geschopt/geraakt
, als gevolg waarvan die [naam verbalisant] (hard) ten val is gekomen
, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 27 december 2011 te Schiedam toen de aldaar dienstdoende
[naam hoofdagent], hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond,
verdachte - buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel
302/304/300 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het
gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem
onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe
over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau
, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk
gewelddadig (met kracht)
- op/tegen het lichaam van die [naam hoofdagent] te slaan/stompen en/of
- op/tegen de benen van die [naam hoofdagent] te schoppen/trappen en/of
- met zijn, verdachtes, elleboog meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het
gezicht van die
[naam hoofdagent] te stoten
, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel bekwam;