ECLI:NL:RBROT:2012:BX8095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409285 / HA RK 12-741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 19 september 2012 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend tegen een senior-rechter in een strafzaak. Het verzoeker, die niet aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat. De wrakingsgrond was gebaseerd op een incident tijdens de zitting, waarbij de rechter een onjuist daderprofiel voorlas en daarbij een ongelukkige opmerking maakte over de identiteit van de verdachte. De rechter herstelde deze verspreking onmiddellijk en verduidelijkte zijn opmerkingen. De wrakingskamer oordeelde dat de feiten en omstandigheden geen aanwijzing gaven voor vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. In dit geval vond de rechtbank geen zwaarwegende aanwijzingen voor een gebrek aan onpartijdigheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de aangevoerde argumenten en de context van de zaak. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 19 september 2012
Zaaknummer: 409285
Rekestnummer: HA RK 12-741
Parketnummer: 10/730093-12
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. S. Weening te Maastricht,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], senior-rechter in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 19 september 2012 is door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, van welke kamer de rechter deel uitmaakt, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met het hierboven vermelde parketnummer.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de door de griffier op voormelde zitting van de meervoudige strafkamer gehouden aantekeningen.
Ter zitting van 19 september 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de advocaat van verzoeker, de rechter, alsmede de officier van justitie mr. B. van Unnik.
Verzoeker, die ter zitting van de meervoudige strafkamer reeds niet was verschenen, is evenmin verschenen ter zitting van de wrakingskamer.
De advocaat van verzoeker, de rechter en de officier van justitie hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
De onderhavige strafzaak betreft een tweetal overvallen. Er staan drie verdachten terecht op verdenking van het plegen van die overvallen, waaronder verzoeker. Ter zitting van heden was verzoeker niet verschenen; een van de twee mede-verdachten, te weten de heer [naam], was wel verschenen. De advocaat van verzoeker was door verzoeker gemachtigd namens hem ter zitting op te treden en het woord te voeren.
2.1.2
In het dossier bevinden zich de door de aangevers gegeven signalementen van de daders. Ter zitting van heden is door de rechter op verzoek van de advocaat van de ter zitting verschenen mede-verdachte een van die signalementen of profielen voorgehouden. Terwijl de rechter daarmee doende was, zei zij op een gegeven moment, terwijl zij keek naar de mede-verdachte en diens advocaat: "Die persoon, dat bent u".
Daarop zei de advocaat van die mede-verdachte: "Pardon?"
Vervolgens zei de rechter: "O nee, dat is [naam verzoeker] natuurlijk".
2.1.3
Met de genoemde bewoordingen heeft de rechter zonder enig voorbehoud gezegd dat verzoeker degene was die naar voren kwam uit dat voorgehouden signalement. In ieder geval maken die bewoordingen dat de rechter sterk rekening houdt met de mogelijkheid dat dit signalement verzoeker betreft. Het gaat ook om de toon waarop dit werd gezegd. Het was een heel stellige uitspraak van de rechter, waaruit niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de rechter het idee had: dit is [naam verzoeker]. Dit maakt dat er sprake is van de schijn van vooringenomenheid.
2.1.4
De advocaat van verzoeker heeft aan verzoeker telefonisch verslag gedaan van hetgeen ter zitting is voorgevallen. Verzoeker heeft hierop aan zijn advocaat kenbaar gemaakt dat hij geen vertrouwen meer heeft in de onpartijdigheid van de rechter.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Zij heeft daarbij - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
2.2.1
Het gaat om een dossier van een strafzaak met drie verdachten, waarvan ter zitting van heden één verdachte was verschenen. Twee daders van de tenlastegelegde overvallen zijn door verschillende mensen omschreven.
2.2.2
Op verzoek van de advocaat van de ter zitting aanwezige verdachte [naam] heb ik tijdens het voorhouden van de stukken het profiel willen voorlezen dat betrekking zou hebben op die persoon. Daarbij vergiste ik mij, zo realiseerde ik mij al lezende. Ik las op verzoek van de betreffende advocaat een daderprofiel voor van een andere persoon en dat wilde ik herstellen. Ik wilde niets anders zeggen dan: "Dit betreft het profiel dat de verdachte [naam verzoeker] zou aanduiden, ik houd het verkeerde profiel voor" of "ik kijk de verkeerde advocaat aan". Of ik letterlijk heb gezegd: "Dat is [naam verzoeker] natuurlijk", herinner ik mij niet meer. Ik keek op dat moment de advocaat aan die het verzoek tot voorhouden had gedaan en dacht: ja, dat betreft de zaak [naam verzoeker] en vervolgens heb ik de advocaat van [naam verzoeker] aangekeken. Ik heb niet als conclusie willen meedelen: dat is [naam verzoeker], maar slechts willen corrigeren in die zin, dat het ging om het profiel dat hoort bij de verdenking tegen [naam verzoeker].
2.3
De officier van justitie heeft de weergave van de feitelijke gebeurtenissen ter zitting van heden, zoals die door de rechter is gegeven, bevestigd. De officier van justitie heeft de mededelingen van de rechter niet aldus opgevat, dat verzoeker geen eerlijke kans meer zou krijgen. Ten aanzien van de vraag of de bewoordingen van de rechter grond vormen voor wraking refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld opleveren. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
3.4
De wrakingskamer stelt vast dat de rechter tijdens het voorhouden van stukken op verzoek van de raadsvrouwe van een medeverdachte een onjuist zogenaamd daderprofiel heeft voorgelezen. Daarop is gewezen en vervolgens heeft de rechter gereageerd, waarbij mogelijk minder gelukkige bewoordingen zijn gekozen. De rechter heeft deze echter onmiddellijk hersteld en de verspreking nader toegelicht.
Deze feiten en omstandigheden leveren geen aanwijzing op dat sprake was van vooringenomenheid.
3.5
De wraking is niet gegrond en het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
Deze beslissing is gegeven op 19 september 2012 door mr. H.J.M. van der Kaaij, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. M. Fiege, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.