Parketnummer: 10/960036-11
Datum uitspraak: 17 september 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
gemachtigd raadsman: mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2012. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 3 september 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Bos heeft gerekwireerd tot:
-bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
-veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 (zesenveertig) maanden;
-gevangenneming van de verdachte tegen de datum van de uitspraak.
Feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft feit 2 nietig is, nu onvoldoende duidelijk is welke gedragingen precies aan de verdachte worden verweten.
Dit verweer wordt verworpen, nu de tenlastelegging op alle onderdelen voldoet aan de eisen die artikel 261 Sv daaraan stelt. Feit 2 behelst kort gezegd - het verwijt dat de verdachte, al dan niet samen met anderen, opzettelijk zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend en ten behoeve van al dan niet met naam genoemde begunstigden en/of betalers geldtransacties heeft uitgevoerd en/of ontvangen en/of geld voor hen beschikbaar heeft gesteld en/of gehouden. Wanneer de tenlastelegging wordt bezien in samenhang met het dossier, is het voldoende duidelijk waarvan de verdachte wordt verdacht en waartegen hij zich dient te verweren.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot nietigverklaring van de dagvaarding, is de dagvaarding geldig.
Feit 2
Aan de verdachte wordt onder 2 in essentie verweten dat - hij tezamen in vereniging met anderen - zonder vergunning betaaldiensten heeft verricht door geldtransacties en/of geldtransfers uit te voeren en/of gelden heeft ontvangen en/of beschikbaar gesteld en/of gehouden, namelijk ten aanzien van de geldbedragen opgenomen in het onder 1 ten laste gelegde.
Artikel 2:3a, lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (“Wft”) verbiedt het zonder vergunning van de Nederlandsche Bank uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener. De Wft onderscheidt in dit verband zeven soorten betaaldiensten (welke afkomstig zijn uit de bijlage bij de Europese richtlijn voor betaaldiensten 2007/64/EG), waaronder geldtransfers, die als volgt nader worden omschreven:
Van het verlenen van de dienst ‘geldtransfer’ is sprake als, zonder dat een rekening wordt geopend, van een betaler geld wordt ontvangen met als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken rechtstreeks aan een begunstigde dan wel aan een andere betalingsdienstverlener die de gelden aan de uiteindelijk begunstigde uitkeert.
Geldtransfers (of moneytransfers) worden in de praktijk vooral verleend ten behoeve van het overmaken van geld naar begunstigden in het buitenland, met name naar landen met een minder ontwikkeld banksysteem en waar het gebruik van bankrekeningen minder voorkomt. Ook voor onverwachte spoedbetalingen wordt wel van geldtransfers gebruik gemaakt.
Het feitelijk handelen van de verdachte op 17 februari 2011, zoals hierna bewezen is verklaard, behelst eenvoudig gezegd niet veel meer dan het fungeren als geldkoerier en kan uit dien hoofde niet kwalificeren als een geldtransfer in de zin van de Wft, noch als een van de overige soorten betaaldiensten. In het dossier heeft de rechtbank ten aanzien van het handelen van de verdachte op 7 maart 2011 evenmin aanwijzing gevonden dat dit is aan te merken als het optreden van betaaldienstverlener in de hiervoor bedoelde zin.
Het onder 2 ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Uit het onderzoek is onder meer het volgende gebleken.
Op 17 februari 2011 heeft de verdachte aan de [adres 1] te Amsterdam contact gehad met [medeverdachte 1] en is hij met een tas in zijn hand diens kledingzaak [kledingzaak] aan de [adres] binnengegaan en enige tijd daarna met die tas weer vertrokken. Kort daarop is [medeverdachte 1] met een andere man van daar vertrokken, elk met een tas bij zich. Zij zijn daarna de woning aan de [adres 2] binnengegaan en kort daarop ieder weer met een tas vertrokken. Ongeveer een uur later heeft [medeverdachte 2] de woning aan de [adres 2] verlaten met in zijn hand een Albert Heijn tas met daarin € 321.300,-- aan contanten. In de woning aan de [adres 2] is kort daarop bijna € 200.000,-- in contanten aangetroffen en ook een notitie met daarop geschreven: 295?1,0890?321.250.
Voorafgaand aan een en ander zijn enkele telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven man afgeluisterd waarin onder meer sprake is van ‘300’ dat is overhandigd, van ‘tellen” en ‘twee vijfennegentig’ en een man die gereed gemaakt kan worden. Ook zijn enkele telefonische contacten tussen [medeverdachte 1] en de verdachte getapt waarin het adres van [kledingzaak] aan de verdachte wordt doorgegeven en waarin gesproken wordt over tijdstippen voor een ontmoeting tussen beiden.
Op 7 maart 2011 heeft de medeverdachte [medeverdachte 3] in de omgeving van de woning van de verdachte een ontmoeting met de verdachte. Bij die gelegenheid heeft medeverdachte [medeverdachte 3] een tas overhandigd aan de verdachte die deze tas heeft meegenomen zijn huis in. Daaraan voorafgaand zijn enkele telefoongesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 3] en de verdachte afgeluisterd. Bij een doorzoeking in de woning van de verdachte is die dag ondermeer ruim een miljoen euro in contanten aangetroffen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden dat de verdachte tezamen en in vereniging op 17 februari 2011 geldbedragen ad € 321.300,-- en/of € 199.345,-- voorhanden heeft gehad en verborgen en verhuld heeft, nu vaststaat dat de verdachte toen een aanzienlijk geldbedrag heeft afgeleverd waarover niemand openheid van zaken geeft en duidelijk is dat een aanzienlijk deel van dat geld moest worden doorgesluisd naar genoemde [medeverdachte 2].
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd dat bewezen kan worden dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 3] tezamen en in vereniging het geld dat in de kluis van de verdachte is aangetroffen voorhanden hebben gehad, dan wel hebben verborgen en verhuld. Zij hebben immers (een deel van) dat bedrag over straat vervoerd en in die kluis verborgen. Omdat niet precies kan worden vastgesteld welk bedrag [medeverdachte 3] heeft afgeleverd, moet het ervoor worden gehouden dat dit het gehele aangetroffen bedrag betreft, doch ten minste het bedrag dat in één van de tassen in de kluis is aangetroffen.
Al deze geldbedragen zijn van misdrijf afkomstig, nu het geld afkomstig is van Hawala-bankieren en dit een of meer misdrijven in de zin van de Wet op de economische delicten oplevert. Voorts hebben de verdachten van de gebeurtenissen van 17 februari 2011 zich op hun zwijgrecht beroepen, doch niet ontkend dat zij deelnamen aan belastende telefoongesprekken en gezien zijn bij de observaties. Er is toen ruim € 500.000,-- aan contanten aangetroffen, hetgeen een zware indicatie oplevert voor criminele herkomst. De FATF-typologieën voor witwassen wijzen daar in deze zaak ook op.
Dat laatste geldt ook voor het bedrag dat is aangetroffen in de woning van de verdachte. De alternatieve lezing voor de herkomst van een deel van dat geld tot ongeveer € 300.000,-- is niet goed verifieerbaar en hoogst onaannemelijk, aldus de officier van justitie.
Er is ten hoogste sprake van twee voorvallen, hetgeen onvoldoende is om van een gewoonte te kunnen spreken. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van gewoontewitwassen.
Niet kan worden vastgesteld dat er op 17 februari 2011 geld is overgedragen en zo ja, om welk bedrag het zou zijn gegaan, hetgeen moet leiden tot een vrijspraak op dat punt.
Niet te bewijzen is dat [medeverdachte 3] het geldbedrag dat in de kluis is aangetroffen aan de verdachte heeft overhandigd. Een contra-indicatie daarvoor is ook dat de verdachte heeft verklaard dat hij zo’n € 300.000,-- met de handel in huizen heeft verdiend en dat hij die opbrengst ook in de kluis bewaarde. Voor dat laatste biedt het dossier ook steun. Ten hoogste kan gezegd worden dat de verdachte het in zijn kluis aangetroffen bedrag voorhanden heeft gehad.
Amsterdam, 17 februari 2011
Uit de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken in samenhang met de observaties en het aantreffen van € 321.300,-- in contanten bij [medeverdachte 2] en van de hiervoor bedoelde notitie volgt dat de verdachte op 17 februari 2011 een geldbedrag ter waarde van
€ 321.300,-- heeft afgeleverd aan de [adres 1] te Amsterdam.
Daartoe wordt als volgt overwogen.
[medeverdachte 1] heeft in een telefoongesprek met de onbekend gebleven man (hierna: NN) contact gehad over ‘300’ dat bij telling twee vijfennegentig bleek te zijn. In dat gesprek is ook sprake van ‘samaan’ dat er gewoon ligt. [medeverdachte 1] zegt daarop dat NN de man gereed mag maken, wat NN zal doen. In een gesprek dat daar na korte tijd op volgt zegt NN dat [medeverdachte 1] gebeld gaat worden, waarna de verdachte [medeverdachte 1] belt en zij afspreken dat de verdachte op een zekere tijd en plaats naar [medeverdachte 1] zal komen. Op de afgesproken tijd en plaats wordt gezien dat de verdachte en [medeverdachte 1] inderdaad contact hebben. Kort daarop gaan [medeverdachte 1] en een andere man met tassen naar de [adres 2], waar enige tijd daarna [medeverdachte 2] met een tas met daarin € 321.300,-- vertrekt.
De inhoud van de aantekening die is aangetroffen in die woning (295?1,0890?321.250) wettigt de conclusie dat het geldbedrag waarmee [medeverdachte 2] wordt aangehouden rechtstreeks te relateren is aan de inhoud van het gesprek dat [medeverdachte 1] met NN voerde, waarna de verdachte in aansluiting daarop contact legt met [medeverdachte 1]. In dat gesprek is immers sprake is 300 die bij telling 295 bleek. Uit meerbedoelde aantekening wordt afgeleid dat 295 omgerekend 321.250 oplevert, op enkele tientjes na het bedrag waarmee [medeverdachte 2] de woning aan de [adres 2] op de bewuste dag uit kwam lopen.
Uit de omstandigheid dat er een man gereed gemaakt mag worden en dat de verdachte daarop in beeld komt als de man die, zoals aangekondigd door NN, contact opneemt met [medeverdachte 1] om een ontmoeting af te spreken, volgt dat de verdachte de man is die door NN is ‘gereed gemaakt’. Die ontmoeting heeft ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Voorafgaand daaraan heeft de verdachte [medeverdachte 1] in een telefoongesprek nog meegedeeld dat hij ’s avonds een beetje voorzichtig is in het donker en dat de ‘samaan’ van [medeverdachte 1] geen probleem is. Daaruit, en uit het gegeven dat in een eerder tapgesprek tussen NN en [medeverdachte 1] sprake was van de ‘samaan’ die er gewoon ligt, wordt afgeleid dat de verdachte ook daadwerkelijk geld heeft vervoerd, en wel, op gronden als hiervoor overwogen, met een (tegen)waarde van € 321.300,--. Omdat er sprake is van een omrekening van ‘295’ naar een bedrag in euro’s kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het geldbedrag in euro’s heeft vervoerd en kan ook niet worden bewezen verklaard dat het de verdachte was die het bedrag in euro’s aan [medeverdachte 2] heeft overgedragen zoals primair onder 1 ten laste gelegd. Wel is bewezen dat de verdachte een groot geldbedrag voorhanden heeft gehad, zoals subsidiair ten laste is gelegd, te weten door een groot geldbedrag ter waarde van € 321.300,-- te vervoeren op de wijze als blijkt uit de bewijsmiddelen.
Het dossier bevat geen rechtstreekse aanwijzingen voor een mogelijk criminele herkomst van dit geldbedrag. Echter, uit de bewijsmiddelen volgt een ernstig en gerechtvaardigd vermoeden dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is. Het geldbedrag is immers aangetroffen onder omstandigheden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën:
-het gaat om een aanzienlijk geldbedrag in contanten;
-de wijze van vervoer – in de hand over straat in een of meer tassen – is voor ‘legaal’ geldtransport hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s;
-het geldbedrag werd niet opgehaald en afgeleverd bij een officiële bancaire instelling, waarmee deze transactie onttrokken was aan gebruikelijk overheidstoezicht, waardoor de werkelijke aard en herkomst van het geldbedrag kon worden verhuld.
Een verklaring omtrent de herkomst van het geld heeft de verdachte niet gegeven. Bij gebreke van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring omtrent de herkomst van het geld kan het niet anders zijn, dan dat het geldbedrag dat de verdachte voorhanden heeft gehad toen hij het vervoerde op de hiervoor omschreven wijze, van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist. Daarmee heeft de verdachte zich ten aanzien van dat geldbedrag schuldig gemaakt aan witwassen. Niet kan bewezen worden dat de verdachte daarbij zo nauw en bewust heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen.
Capelle aan den IJssel, 7 maart 2011
In de woning van de verdachte is in een kluis die verborgen was achter een kledingkast, een geldbedrag van in totaal € 1.052.890,-- in verschillende coupures aangetroffen. Daarnaast zijn er in de woning van de verdachte op andere plaatsen nog meer geldbedragen (in totaal ruim € 3.700,--, GBP 2.200,-- en ZFr 140,--) in contanten aangetroffen alsmede onder meer twee geldtelmachines.
De officier van justitie heeft in het requisitoir op dit punt geconcludeerd tot bewezenverklaring van witwassen ten aanzien van het geld dat in de kluis is aangetroffen. Het dossier bevat geen rechtstreekse aanwijzingen voor een mogelijk criminele herkomst van het geld in de kluis. Echter uit de bewijsmiddelen volgt een ernstig en gerechtvaardigd vermoeden dat dat geld het geld van misdrijf afkomstig is. Het geld bedrag is immers aangetroffen onder omstandigheden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën:
-het gaat om een zeer aanzienlijk geldbedrag (€ 1.052.890,-- in verschillende coupures in contanten);
-de wijze van bewaren van een zo groot geldbedrag in een kluis op een slaapkamer in een woonhuis is hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s;
-het geld bevond zich in een kluis, geplaatst in een loze ruimte achter een kledingkast die op het eerste oog niet zichtbaar was, waarmee de vindplaats van het geld verborgen was.
De verdachte heeft omtrent de herkomst van het geld in de kluis verklaard dat het een geheim bedrag aan ‘niet aangetoond geld’ betreft dat hij gespaard heeft en dat hij zo’n € 300.000,-- heeft verdiend met de verkoop van woningen. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig gezien de hoogte van het aangetroffen bedrag, afgezet tegen de bedrijfsactiviteiten die de verdachte de afgelopen jaren naar eigen zeggen heeft verricht. Voor zover de verdachte heeft willen betogen dat ook de opbrengst van de verkoop van woningen in de kluis was te vinden, geldt dat de verdachte, hoewel hij daartoe door de politie in de gelegenheid is gesteld, in weerwil van een toezegging daartoe geen stukken met betrekking tot de verkoop van de woningen heeft ingebracht. Volstrekt onaannemelijk is dat de verdachte de opbrengst van de verkoop van de woningen terstond bij de levering in contanten in handen heeft gekregen. Bij deze stand van zaken kan het, nu er geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring omtrent de herkomst van het geld is gegeven, niet anders zijn, dan dat het geldbedrag dat de verdachte voorhanden heeft gehad van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist. Gelet op de wijze waarop de verdachte dit geldbedrag, waarvan de vindplaats verborgen was, voorhanden heeft gehad, heeft de verdachte zich ten aanzien van dat geldbedrag schuldig gemaakt aan witwassen, ook indien dit uitsluitend van zijn eigen misdrijf of misdrijven afkomstig mocht zijn. Niet kan bewezen kan worden dat de verdachte daarbij zo nauw en bewust heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen.
De periode waarover de bewezen verklaarde witwashandelingen hebben plaatsgevonden en de frequentie waarmee dit gebeurde zijn niet van dien aard dat van gewoontewitwassen gesproken kan worden.
De overtuiging dat de verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan, is - naast hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen - gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage II, die deel uitmaakt van dit vonnis.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks de periode van 16 februari 2011 tot en met 7 maart 2011, te Amsterdam en/of elders in Nederland ,
zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij toen en daar een geldbedrag ter waarde van EUR 321.300 voorhanden gehad en een geldbedrag van EUR 1.052.890 voorhanden gehad, terwijl hij ten aanzien van die grote geldbedragen wist dat die onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Het bewezen feit levert op:
1. witwassen, meermalen gepleegd.
De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen - in totaal een bedrag van ruim 1.380.000 euro - door deze geldbedragen, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren, te vervoeren respectievelijk te verbergen in een kluis in zijn woning.
Dit is een ernstig feit. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 januari 2012 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank ziet aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Een stok achter de deur is nodig om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, aangezien de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
De vordering van de officier van justitie tot de gevangenneming van de verdachte, ingaande op de datum van de uitspraak, wordt afgewezen, aangezien daartoe geen gronden aanwezig worden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen, mobiele telefoons en geldtelmachines verbeurd te verklaren.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen laptops.
Het in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 1.052.890,-- (opgenomen onder de punten 13 t/m 15) op de lijst van inbeslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen), de mobiele telefoons en geldtelmachines zullen worden verbeurd verklaard. Die verbeurdverklaring zal worden opgelegd als bijkomende straf voor het onder 1 bewezen verklaarde feit, nu dit feit met betrekking tot deze voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan. Ten aanzien van de in beslag genomen laptops en de geldbedragen van in totaal € 3.700,--, (opgenomen onder de punten 2 t/m 7 op de lijst van inbeslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen) 2.200 Engelse ponden en 140 Zwitserse Francs zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu niet is gebleken dat deze voorwerpen verband houden met het onder 1 bewezen verklaarde feit.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
13 Geld Euro
-
200x500, 50x200, 80x100, 840xx50, 2397x20, 503x10
14 Geld Euro
-
27x500, 1000x200, 167x100, 1588x50, 225x20, 379x10
15 Geld Euro
-
400x500, 4500x50, 3500x20, 2500x10
16 1.00 STK GSM zaktelefoon Kl:zwart
NOKIA Slide
Nokia zwart Slide
17 1.00 STK GSM zaktelefoon Kl:zwart
NOKIA
Nokia zwart Ortel OCTA52.B.5.1
18 1.00 STK GSM zaktelefoon Kl:zwart
NOKIA
Nokia zwart KPN OCTA52.B.5.2
19 1.00 STK GSM zaktelefoon Kl:Zilver/wit
NOKIA E71
Nokia E71 Zilver/wit OCTA52.C.1.3
20 1.00 STK GSM zaktelefoon Kl:grijs
NOKIA
Mob tel Nokia grijs 36JPHH.2
21 1.00 STK Telmachine
-
OCTA52.B.6.1 Geldtelmachine
22 1.00 STK GSM zaktelefoon
-
OCTA52.A.4.1 Geldtelmachine;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1 Geld buitenlands
-
140 Zwitserse francs waarde 108,15 euro 1x 100Zfr
2 Geld Euro
-
460 euro 5x50, 3x20, 15x10 euro
3 Geld Euro
-
165 euro (8x20, 1x5 euro)
4 Geld Euro
-
895 euro (1x50, 1x20, 11x10, 143x5 euro)
5 Geld Euro
-
340euro (6x50, 2x20 euro)
6 Geld Euro
-
410 euro (82x5 euro)
7 Geld Euro
-
125 euro (1x50, 2x20, 3x10, 1x5 euro)
8 Geld buitenlands
-
200 Engelse ponden (10x20, 1x10, 2x5 pond)
9 Geld buitenlands
-
2000 Engelse ponden (100x20 pond)
10 Geld Euro
-
935 euro (2x100, 12x50, 5x20, 1x10, 5x5 euro)
11 Geld Euro
-
120 euro (12x10 euro)
12 Geld Euro
-
280 euro (15x10, 26x5 euro)
23 1.00 STK Laptop
ECAFE
Kleine laptop ecafe
24 1.00 STK Laptop
APPLE
Laptop Apple;
wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Essen, voorzitter,
en mrs. Blagrove en Stalenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Schut, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2012.
De jongste rechter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 17 september 2012:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 03 november 2010 tot en met 14 juni 2011,
te Abcoude en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Hoofddorp en/of (elders) in
Nederland en/of in India en/of in Pakistan en/of in Frankrijk en/of in het
Verenigd Koninkrijk,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich
schuldig heeft/hebben gemaakt aan (schuld)witwassen, immers
heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens)
(krachtens die gewoonte) meermalen (een) (grote) geldbedrag(en),
overgedragen en/of ontvangen
- (door) een geldbedrag van EUR 321.300 over te dragen aan [medeverdachte 2] en/of
- (door) een geldbedrag van EUR 199.345 over te dragen aan [medeverdachte 2] en/of
- (door) een geldbedrag van EUR 1.059.084,40 te ontvangen van (uiteindelijk)
[medeverdachte 3] en/of
althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)dader(s), voornoemd(e)
geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s)
ten aanzien van die/dat (grote) geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat die onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren
uit enig misdrijf,
althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)daders (telkens) van
voornoemd(e) geldbedrag(en) (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst
en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen
en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of haar mededader(s),
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat
geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Artikel 420bis/ter/quater Wetboek van Strafrecht
Artikel 47 Wetboek van Strafrecht
((gewoonte)(/)(schuld)witwassen)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 03 november 2010
tot en met 14 juni 2011,
te Abcoude en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Hoofddorp en/of (elders) in
Nederland en/of in India en/of in Pakistan en/of in Frankrijk en/of in het
Verenigd Koninkrijk,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens)
opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van
betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van
de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van begunstigde(n) en/of
betaler(s) [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 7] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) één of meer (contante) geldtransactie(s) en/of (één of
meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer
van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of
meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld
en/of voor een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s)
gehouden, te weten
-een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 519.645,00 (Zaaksdossier [zaaksdossier]),
en/of
-een geldbedrag van (ongeveer) EUR 1.059.084,40 (Zaaksdossier [zaaksdossier]);
Artikel 2:3a lid 1 Wet op het financieel toezicht
Artikelen 1, 2 en 6 Wet op de Economische Delicten
(bankieren zonder vergunning)