in de vrijwaringszaak van
[opposante],
wonende op een geheim adres,
opposante,
gemachtigde: mr. M. Rotgans te Rotterdam,
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde,
gemachtigde: mr. T. Dreiling te Leiderdorp.
Partijen worden hierna aangeduid als “[opposante]” respectievelijk “[geopposseerde]”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
• de inleidende dagvaarding van 22 juli 2011, met één productie;
• het herstelexploot van dagvaarding van 2 augustus 2011, met één productie;
• het vonnis d.d. 30 december 2011 in de hoofdzaak met zaaknummer 1227620 CV EXPL 11-20363 tu[A] (hierna: [A]) en [geopposseerde] en in de vrijwaringszaak met zaaknummer 1265150 CV EXPL 11-45490 tussen [geopposseerde] en [opposante], waarin verstek is verleend tegen [opposante];
• de verzetdagvaarding d.d. 13 april 2012, met producties;
• de schriftelijke reactie in oppositie aan de zijde van [geopposseerde];
• de conclusie van repliek in oppositie, met één productie.
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1 [A] als verhuurder en [geopposseerde] en [opposante] als huurders hebben op 1 september 2008 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woonruimte aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) voor de duur van twee jaar. In de huurovereenkomst is opgenomen dat de huurder de overeenkomst gedurende de looptijd hiervan door opzegging kan beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Daarnaast is in de huurovereenkomst opgenomen dat na het verstrijken van de bepaalde duur zonder opzegging, de overeenkomst voor onbepaalde tijd doorloopt.
2.2 Op 9 september 2009 heeft [opposante] een aangetekende brief aan [A] verzonden met de volgende inhoud:
“(…) wil ik [opposante] hierbij het huurcontract vanaf heden 09 september 2009 opzeggen. (…)”
2.3 In haar aangetekende brief van 14 oktober 2009 aan [A] heeft [opposante] het volgende medegedeeld:
“(…) Op 09 september jongstleden heb ik u een aangetekende brief verstuurd betreft de opzegging van het huurcontract. Dit contract zal aflopen op 25 november 2009. (…)”
2.4 [opposante] heeft op 4 november 2009 de sleutels van het gehuurde aan [geopposseerde] overhandigd en heeft het gehuurde verlaten met achterlating van haar kasten.
2.5 De huurtermijnen over de periode juli 2010 tot en met maart 2011 zijn niet (tijdig) aan [A] voldaan.
2.6 [A] heeft vervolgens in rechte betaling van de huurpenningen door [geopposseerde] gevorderd (zaak 1227620 CV EXPL 11-20363). [geopposseerde] heeft zich hiertegen verweerd en gesteld dat (ook) zij de huurovereenkomst met [A] heeft beëindigd.
2.7 De kantonrechter heeft bij vonnis d.d. 30 december 2011 ( in de hoofdzaak) geoordeeld dat de huurovereenkomst tussen [A] en [geopposseerde] niet is geëindigd en heeft [geopposseerde] veroordeeld om aan [A] te betalen € 5.878,00 aan achterstallige huur berekend van de maand juli 2010 tot en met de maand maart 2011 en verbeurde boetes, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, € 700,00 per maand vanaf april 2011 tot aan de dag der ontruiming van het gehuurde en de proceskosten.
2.8 [geopposseerde] heeft [opposante] in vrijwaring opgeroepen (zaak: 1265150 CV EXPL 11-45490). Bij voormeld vonnis van 30 december 2011 is [opposante] (in de vrijwaringszaak) bij verstek veroordeeld om aan [geopposseerde] te betalen al hetgeen [geopposseerde] gehouden zal zijn te voldoen aan [A].
3. De oorspronkelijke vordering
3.1 [geopposseerde] heeft bij de initiële dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
• [opposante] te veroordelen om aan [geopposseerde] te betalen datgene, waartoe [geopposseerde] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [A] mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling;
• [opposante] te veroordelen in de kosten van het geding in de vrijwaring, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2 Aan haar vordering heeft [geopposseerde] -kort en zakelijk weergegeven- ten grondslag gelegd dat [opposante] is gehouden om [geopposseerde] te vrijwaren, nu [opposante] en [geopposseerde] gezamenlijk de huurovereenkomst hebben gesloten, die van 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2010 liep. Aldus was en is [opposante] hoofdelijk aansprakelijk, zodat [geopposseerde] een regresrecht heeft op [opposante]. Dat [opposante] uit de woning is vertrokken ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting.
4. De vordering in oppositie
4.1 Bij verzetdagvaarding heeft [opposante] verzocht haar verzet tegen het op
30 december 2011 gewezen vonnis gegrond te verklaren, haar te ontheffen van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij voormeld vonnis tussen [opposante] als gedaagde in vrijwaring en [geopposseerde] als eiseres in de vrijwaringsprocedure, met veroordeling van [geopposseerde] in de kosten van het verzet.
4.2 [opposante] heeft hieraan -zakelijk weergegeven en voor zover van belang- ten grondslag gelegd dat zij niet meer als contractspartij van de huurovereenkomst kan worden aangemerkt en niet hoofdelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor een huurachterstand die is ontstaan nadat haar huurovereenkomst met [A] is geëindigd.
5. Het verweer in oppositie
[geopposseerde] heeft - zakelijk weergegeven en voor zover van belang- het volgende aangevoerd:
[opposante] heeft haar contractuele verplichting jegens [geopposseerde] niet opgezegd en [opposante] heeft [geopposseerde] niet verzocht haar uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. De eenzijdige opzegging jegens [A] doet hier niet aan af. [geopposseerde] heeft ook niet getekend voor een nieuwe huurovereenkomst. Voorts is er geen sprake van een rechtsgeldige contractsovername door [geopposseerde]. [opposante] heeft haar kasten in de woning achtergelaten, waardoor [geopposseerde] de woning niet leeg kon opleveren.
6. De beoordeling
6.1 Nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, gaat de kantonrechter ervan uit dat [opposante] tijdig verzet heeft ingesteld. [opposante] is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
6.2 Voorop staat dat in deze procedure als uitgangspunt heeft te gelden dat de overeenkomst tussen [A] en [geopposseerde] niet geëindigd is, zoals de kantonrechter bij vonnis d.d.
30 december 2011 in de hoofdzaak tussen [A] en [geopposseerde] heeft geoordeeld.
6.3 Voorts kan uit de door partijen gestelde feiten niet afgeleid worden dat het [opposante]’s bedoeling was om haar huurovereenkomst met [A] over te laten nemen door [geopposseerde], zodat er in rechte vanuit dient te worden gegaan dat niet is voldaan aan de criteria van contractsoverneming in de zin van artikel 6:159 BW.
6.4 Tussen partijen is niet in geschil dat de opzegging van de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde door [opposante] door [A] is geaccepteerd. Tussen partijen en [A] is niet overeengekomen dat voor opzegging van de huurovereenkomst door één van de huurders toestemming van de andere huurder vereist is of dat een huurder jegens de contractuele medehuurder verplicht is de huurovereenkomst op te zeggen. Ook de wet biedt geen aanknopingspunten om van dergelijke vereisten uit te gaan. Dit brengt met zich dat er in rechte van wordt uitgegaan dat de huurovereenkomst tussen [A] en [opposante] is beëindigd op 25 november 2009. De beëindiging van de huurovereenkomst tussen [A] en [opposante] brengt met zich dat [opposante] niet langer gehouden kan worden tot betaling van de huurpenningen aan [A] die opeisbaar zijn geworden na deze beëindiging. De wet biedt geen grondslag om in een dergelijk geval [opposante] jegens [geopposseerde] aansprakelijk te houden tot betaling van huurpenningen die opeisbaar zijn geworden na beëindiging van de huurovereenkomst tussen [opposante] en [A]. Gesteld noch gebleken is dat partijen onderling andersluidende afspraken hieromtrent hebben gemaakt. Derhalve dient de vordering van [geopposseerde], die betrekking heeft op achterstallige huurpenningen die opeisbaar zijn geworden na de beëindiging van de huurovereenkomst tussen [opposante] en [A], te worden afgewezen. Het enkele feit dat [opposante] de kasten heeft achtergelaten -wat er zij van de reden daarvoor, partijen verschillen daarover van mening- staat aan dit oordeel niet in de weg.
6.5 Het tussen partijen gewezen verstekvonnis zal dan ook vernietigd worden en er zal opnieuw recht worden gedaan.
6.6 [geopposseerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van zowel de verstekprocedure als de verzetprocedure veroordeeld, met uitzondering van de kosten van het verzetexploot. Deze kosten komen ingevolge hetgeen bepaald is in artikel 141 Rv voor rekening van [opposante], omdat deze kosten het gevolg zijn van het feit dat [opposante] in eerste instantie niet is verschenen in het geding. Deze kosten zijn vanwege het feit dat [opposante] op basis van een toevoeging procedeert, door de rechtbank voorgeschoten en dienen te worden gerestitueerd.
7. De beslissing
De kantonrechter:
in oppositie
vernietigt het tussen partijen onder zaaknummer 1265150 CV EXPL 11-45490 gewezen verstekvonnis d.d. 30 december 2011;
veroordeelt [geopposseerde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [opposante] vastgesteld op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde, te voldoen rechtsreeks aan die gemachtigde;
veroordeelt [opposante] tot restitutie aan de rechtbank van de dagvaardingskosten ad
€ 90,64 welk bedrag op bankrekening 56 99 90 688 t.n.v MvJ Arrondissement Rotterdam onder vermelding van het zaaknummer moet worden overgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.