ECLI:NL:RBROT:2012:BY2721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/820032-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Kaaij
  • A. Benaissa
  • J. van Russen Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettend rijgedrag

Op 8 november 2012 deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juni 2011 betrokken was bij een verkeersongeval te Oude-Tonge. De verdachte, bestuurder van een personenauto, reed met een snelheid van 82 tot 84 km/u op een weg waar een maximumsnelheid van 60 km/u gold. Tijdens het inhalen van twee naast elkaar rijdende fietsers, die hij niet tijdig had opgemerkt, kwam hij in botsing met hen nadat hij een tegemoetkomende auto zag naderen. Beide fietsers kwamen bij het ongeval om het leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend had gedragen dat dit aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank verklaarde het primair ten laste gelegde feit bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het besef van de gevolgen van zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/820032-11
Datum uitspraak: 8 november 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres]
raadsman mr. E.B. van den Ouden, advocaat te Oude-Tonge.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Vreugdenhil heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit;
- veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 1 jaar, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 juni 2011 te Oude-Tonge, gemeente Oostflakkee en te Nieuwe Tonge, gemeente Middelharnis, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onoplettend en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Zuiderlandsezeedijk,welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar terwijl die Zuiderlandsezeedijk een rechte weg betrof zonder uitzichtbelemmerende obstakels, alwaar een maximumsnelheid voor motorvoertuigen gold van 60 km/uur, rijdend met een snelheid gelegen tussen ten minste 82 en 84 km/uur, niet tijdig heeft opgemerkt dat twee naast elkaar rijdende fietsers vóór hem in dezelfde rijrichting reden en met een nog immer veel te hoge snelheid naar het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer heeft gestuurd om die twee fietsers te ontwijken of in te halen, zulks op het moment dat een tegemoetkomende personenauto (die hij, verdachte, evenmin had opgemerkt) hem, verdachte, al zeer dicht was genaderd waardoor hij, verdachte, die ontwijk-/inhaalmanoeuvre abrupt heeft moeten afbreken en weer heeft teruggestuurd naar het voor hem bestemde weggedeelte en daarbij zodanig hard heeft geremd dat de voorwielen van diens voertuig blokkeerden en dat voertuig schuin naar rechts gleed en vervolgens met de voorzijde van het voertuig tegen de achterzijde van die vóór hem rijdende fietsen is gebotst, als gevolg waarvan die fietsers ten val zijn gekomen, waardoor die fietsers, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachte schuld aan het veroorzaken van het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet had. Uit het dossier blijkt dat het voor meer dan 60% van de weggebruikers van de weg waarop de verdachte reed, niet duidelijk is dat op die weg een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur geldt. Dit heeft te maken met de aard van de weg, maar ook met de plek waar de borden staan waarop de maximumsnelheid is aangegeven. Die staan namelijk voor de bocht naar links en niet meer na de bocht, zodat onduidelijk is of voor dat stuk van de weg nog die snelheid geldt.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de verdachte geen onverantwoorde inhaalmanoeuvre heeft gemaakt, omdat hij de tegenligger niet heeft gezien. Volgens de raadsman is de te hoge snelheid het enige verwijt dat aan de verdachte te maken is, terwijl daar tegenover staat dat het merendeel van de weggebruikers op die plek te hard rijdt zoals hiervoor is aangevoerd.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn pleidooi.
Bij de beantwoording van de vraag of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte als bestuurder van een auto heeft gereden met een snelheid die heeft gelegen tussen tenminste 82 en 84 kilometer per uur, terwijl ter plaatse een maximumsnelheid voor motorvoertuigen gold van 60 kilometer per uur. Deze maximumsnelheid was door middel van verkeersborden aangegeven. Deze verkeersborden staan op een plaats die voor een ieder goed zichtbaar is en op de borden staat aangegeven dat er sprake is van een 60-kilometerzone. Duidelijk is derhalve dat na het passeren van de borden de zone wordt ingegaan waarvoor voornoemde maximumsnelheid geldt. De verdachte, die vaker over deze weg reed, had deze borden kunnen en ook moeten zien.
De verdachte heeft twee naast elkaar rijdende fietsers die voor hem reden niet tijdig opgemerkt en op het moment dat hij ze opmerkte, heeft hij ze met een veel te hoge snelheid willen inhalen. Bij het inzetten van de inhaalmanoeuvre, zag hij een tegemoetkomende personenauto dicht naderen, welke auto hij niet eerder had opgemerkt. Vervolgens heeft de verdachte weer teruggestuurd naar het voor hem bestemde weggedeelte. Hij heeft daarbij zodanig geremd dat de voorwielen van zijn auto blokkeerden en zijn auto naar rechts gleed en hij met de voorkant van zijn auto tegen de achterzijde van de fietsen is gebotst, waardoor de fietsers ten val zijn gekomen. Eén van de fietsers is nog dezelfde dag tengevolge van het ongeval overleden en de andere fietser is na nog een maand in coma in het ziekenhuis te hebben gelegen, tengevolge van het ongeval overleden. Uit het onderzoek van de Technische- en Ongevallendienst is gebleken dat indien de verdachte had gereden met een snelheid van 60 kilometer per uur en op hetzelfde punt was gaan reageren op de fietsers, hij 2 meter vóór het confrontatiegebied zou hebben stilgestaan en derhalve de aanrijding met de twee fietsers zou hebben kunnen voorkomen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de hiervoor omschreven handelingen van de verdachte dat hij, zeker gelet op de omstandigheid dat het om een rechte weg ging zonder gezichtsbeperkende omstandigheden, de vóór hem rijdende fietsers en de hem tegemoet komende auto tijdig had moeten opmerken. Nu hij dit niet heeft gedaan, heeft hij de haalbaarheid van de inhaalmanoeuvre verkeerd ingeschat en heeft hij deze ook met een te hoge snelheid ingezet. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat de verdachte door zijn zeer onoplettende en onvoorzichtige rijgedrag het ongeval met de fietsers heeft veroorzaakt en dat dit, anders dan door de raadsman is betoogd, schuld oplevert in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
primair,
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, doordat hij te hard heeft gereden en onvoldoende heeft opgelet, twee vóór hem rijdende fietsers en een hem tegemoet komende auto niet tijdig opgemerkt en een verkeerd ingeschatte inhaalmanoeuvre ingezet, waardoor hij tegen de fietsers is gebotst. Deze fietsers zijn ten val gekomen en tengevolge van het verkeersongeval overleden. De verdachte had dit ongeval kunnen voorkomen als hij zich aan de maximum snelheid had gehouden. Door deze onoplettend- en onvoorzichtigheid heeft de verdachte veel en langdurig leed voor de nabestaanden van de beide slachtoffers veroorzaakt, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de dochter van de slachtoffers. Aan deze gevolgen van het noodlottige ongeval kan niet worden voorbijgegaan.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich onvoldoende bekommerd om het welzijn van zijn medeweggebruikers en heeft verdachte in aanzienlijke mate de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Als sanctie is -in het belang van de verkeersveiligheid- een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, voor de duur zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Naast de ontzegging van de rijbevoegdheid zal aan de verdachte eveneens een taakstraf worden opgelegd.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 juli 2012 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij doordrongen is van het besef dat door zijn toedoen twee mensen het leven hebben gelaten, welk besef hij de rest van zijn leven met zich mee zal moeten dragen. Hierin wordt aanleiding gezien de door de officier van justitie gevorderde taakstraf enigszins te matigen.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte, groot 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Benaissa en Van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van: 8 november 2012
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 juni 2011 te Oude-Tonge, gemeente Oostflakkee en/of te
Nieuwe Tonge, gemeente Middelharnis, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te
dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Zuiderlandsezeedijk,welk genoemd rijgedrag hierin heeft
bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl die Zuiderlandsezeedijk een rechte weg betrof zonder
uitzichtbelemmerende obstakels, alwaar een maximumsnelheid voor
motorvoertuigen gold van 60 km/uur,
rijdend met een snelheid gelegen tussen ten minste 82 en 84 km/uur,
niet (tijdig) heeft opgemerkt dat twee naast elkaar rijdende fietsers (op
ongeveer 100 meter) vóór hem in dezelfde rijrichting reden en/of
met een nog immer (veel) te hoge snelheid naar het weggedeelte bestemd voor
het hem tegemoetkomend verkeer heeft gestuurd om (die) twee fietsers te
ontwijken of in te halen, zulks op het moment dat een tegemoetkomende
personenauto (die hij, verdachte, evenmin had opgemerkt) hem, verdachte, al
zeer dicht was genaderd waardoor hij, verdachte, die ontwijk-/inhaalmanoeuvre
abrupt heeft moeten afbreken en/of weer heeft teruggestuurd naar het voor hem
bestemde weggedeelte en/of
(daarbij) zodanig hard heeft geremd dat de voorwielen van diens voertuig
blokkeerden en dat voertuig schuin naar rechts gleed en/of (vervolgens) met de
voorzijde van het voertuig tegen de achterzijde van die vóór hem rijdende
fietsen is gebotst, als gevolg waarvan die fietsers ten val zijn gekomen,
waardoor die fietsers, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2011 te Oude-Tonge, gemeente Oostflakkee en/of te
Nieuwe Tonge, gemeente Middelharnis, als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Zuiderlandsezeedijk, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl die Zuiderlandsezeedijk een rechte weg betrof zonder
uitzichtbelemmerende obstakels, alwaar een maximumsnelheid voor
motorvoertuigen gold van 60 km/uur,
rijdend met een snelheid gelegen tussen ten minste 82 en 84 km/uur,
niet (tijdig) heeft opgemerkt dat twee naast elkaar rijdende fietsers (op
ongeveer 100 meter) vóór hem in dezelfde rijrichting reden en/of
met een nog immer (veel) te hoge snelheid naar het weggedeelte bestemd voor
het hem tegemoetkomend verkeer heeft gestuurd om (die) twee fietsers te
ontwijken of in te halen, zulks op het moment dat een tegemoetkomende
personenauto (die hij, verdachte, evenmin had opgemerkt) hem, verdachte, al
zeer dicht was genaderd waardoor hij, verdachte, die ontwijk-/inhaalmanoeuvre
abrupt heeft moeten afbreken en/of weer heeft teruggestuurd naar het voor hem
bestemde weggedeelte en/of
(daarbij) zodanig hard heeft geremd dat de voorwielen van diens voertuig
blokkeerden en dat voertuig schuin naar rechts gleed en/of (vervolgens) met de
voorzijde van het voertuig tegen de achterzijde van die vóór hem rijdende
fietsen is gebotst, als gevolg waarvan die fietsers ten val zijn gekomen;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)