ECLI:NL:RBROT:2012:BY3378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1341617
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van provisie op basis van subsidieovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van een provisie van 15% over een toegekende subsidie, die [gedaagde] zou moeten betalen op basis van een subsidieovereenkomst. De comparitie van partijen vond plaats op 4 september 2012, waarbij [eiseres] werd vertegenwoordigd door consultant [A] en mr. Vissers, en [gedaagde] door de heer [gedaagde] en mr. J.C. Brökling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de subsidieovereenkomst op 9 maart 2010 door [gedaagde] en op 11 maart 2010 door [eiseres] is ondertekend. [eiseres] heeft in haar vordering gesteld dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van de verschuldigde bedragen, ondanks meerdere aanmaningen. [gedaagde] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er een afwijkende afspraak zou zijn gemaakt met mevrouw [C] van [eiseres], maar de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] na het gesprek met mevrouw [C] de subsidieovereenkomst heeft ondertekend en daarmee instemde met de bepalingen in de overeenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] tot betaling van de hoofdsom toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen. [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
vonnis
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
gemachtigde: Vissers Gerechtsdeurwaarders te Goirle,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.C. Brökling, advocaat te Spijkenisse.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
• het exploot van dagvaarding van 20 april 2012;
• de conclusie van antwoord met één productie;
• het tussenvonnis van 3 juli 2012, waarin een comparitie van partijen is gelast;
• de stukken die zijdens [eiseres] zijn ingebracht ten behoeve van de comparitie van partijen;
• de conclusie van repliek met producties, en
• de conclusie van dupliek (door [gedaagde] aangeduid als conclusie van repliek).
1.2 De comparitie van partijen heeft plaatsgehad op 4 september 2012. Namens [eiseres] is [A], consultant, verschenen, bijgestaan door mr. Vissers. Zijdens [gedaagde] is de heer [gedaagde] verschenen, bijgestaan door mr. Brökling. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3 De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1 Tussen partijen is in maart 2010 een subsidieovereenkomst tot stand gekomen, die op
9 maart 2010 is ondertekend door de heer [B] (namens [gedaagde]) en op 11 maart 2010 door mevrouw [C] (namens [eiseres]).
2.2 Artikel 3, 4, 5 en 10 van de overeenkomst luiden als volgt:
‘3. Dat opdrachtgever (toevoeging kantonrechter: [gedaagde]) voor de werkzaamheden van [eiseres], zoals boven vermeld, enkel en alleen een provisiebedrag betaalt van 15% over de aan opdrachtgever toegekende subsidie. Deze provisie zal door [eiseres] aan opdrachtgever gefactureerd worden na ontvangst van de eerste bevestiging van de toegekende gelden.
4. Dat indien mocht blijken dat er aan opdrachtgever geen subsidie wordt toegekend, opdrachtgever geen provisievergoeding aan [eiseres] verschuldigd is tenzij het niet toekennen van subsidie het gevolg is van nalatigheid van opdrachtgever alsmede het ontrekken van de subsidieaanvraag. In deze gevallen is [eiseres] gerechtigd de werkelijk door haar aan het project besteedde uren aan de opdrachtgever door te belasten.
5. Voor alle in deze overeenkomst genoemde bedragen geldt dat deze exclusief btw zijn en verschuldigd binnen 30 dagen na factuurdatum.
10. Dat op deze overeenkomst onze Algemene Voorwaarden van [eiseres], zoals aan u verstrekt en het Nederlands recht van toepassing zijn.’
3. De vordering
3.1 [eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 11.654,54, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 1,5% per maand vanaf 5 april 2012 over € 8.282,40, alsmede te veroordelen in de kosten van dit geding.
De vordering is opgebouwd uit € 8.282,40 aan hoofdsom, € 1.887,01 aan verschenen overeengekomen rente berekend tot 5 april 2010 en € 1.485,13 aan buitengerechtelijke kosten.
De hoofdsom is als volgt opgebouwd:
factuur 30620 d.d. 14 juli 2010 ad € 2.070,60
factuur 30727 d.d. 1 september 2010 ad € 3.105,90
factuur 31770 d.d. 11 augustus 2011 ad € 3.105,90
3.2 Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] ondanks diverse aanmaningen in gebreke is gebleven met volledige (tijdige) voldoening van de - ingevolge door [eiseres] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] verrichte diensten, bestaande uit subsidie-aanvragen - aan haar verschuldigde bedragen.
4. Het verweer
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd.
Allereerst wijst [gedaagde] op artikel 111 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de vereisten die daarin worden gesteld aan de inhoud van het exploot van dagvaarding. Zij voert aan dat [eiseres] daar niet aan heeft voldaan en verzoekt op grond daarvan [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Inhoudelijk voert [gedaagde] aan dat er geen schriftelijke overeenkomst tussen partijen is gesloten en dat uitdrukkelijk is afgesproken dat pas van betaling van enige vergoeding sprake zou zijn indien [gedaagde] daadwerkelijk een subsidiebedrag zou ontvangen, hetgeen tot op heden niet is gebeurd, omdat [gedaagde] de subsidieaanvraag nooit heeft ingediend.
5. De beoordeling
5.1 De kantonrechter overweegt allereerst dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten zoals in artikel 111 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering daaraan wordt gesteld. In de dagvaarding zijn de eis en de gronden daarvan vermeld. Voornoemd artikel schrijft niet voor dat eveneens de onderliggende stukken in deze fase van de procedure reeds overgelegd dienen te worden, hetgeen te meer heeft te gelden nu geenszins kan worden geoordeeld dat [eiseres] heeft nagelaten het door [gedaagde] gevoerde verweer op te nemen, omdat uit de later in de procedure in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen van enig verweer zijdens [gedaagde] met betrekking tot de onderhavige facturen niet is gebleken.
Gelet op het feit dat [eiseres] er ten tijde van de dagvaarding terecht van is uitgegaan dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering, bestaat geen aanleiding om aan het ontbreken van een (specifiek) bewijsaanbod gevolgen te verbinden. Daarbij is de vordering in die zin reeds onderbouwd dat wordt verwezen naar facturen onder vermelding van nummer, datum en factuurbedrag. Dat [gedaagde] is vergeten (zo later blijkt) dat hij de aan de facturen ten grondslag liggende overeenkomst toentertijd heeft ondertekend komt uiteraard voor haar eigen risico.
5.2 Uit de door [eiseres] in het geding gebrachte stukken blijkt dat de subsidies naar aanleiding waarvan is gefactureerd zijn toegekend, hetgeen niet door [gedaagde] wordt betwist. Op grond van de subsidieovereenkomst is [gedaagde] derhalve een provisie bedrag van 15% over de aan haar toegekende subsidie verschuldigd aan [eiseres]. [gedaagde] beroept zich echter op een afwijkende afspraak die hij stelt gemaakt te hebben met mevrouw [C] van [eiseres] (de persoon die namens [eiseres] de subsidieovereenkomst heeft ondertekend) voorafgaand aan de totstandkoming van de subsidieovereenkomst. [gedaagde] stelt dat met mevrouw [C] is afgesproken dat er eerst door [gedaagde] aan [eiseres] betaald behoefde te worden indien [gedaagde] de subsidie daadwerkelijk zou hebben ontvangen. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] ná dit door hem gestelde gesprek met mevrouw [C] de subsidieovereenkomst heeft ondertekend, waarmee hij uitdrukkelijk heeft ingestemd met de in die overeenkomst opgenomen bepalingen, die duidelijk en niet voor de door [gedaagde] daaraan toegekende uitleg (alleen betaling verschuldigd indien de subsidie ‘uitbetaald’ zou worden) vatbaar zijn. Dat heeft te meer te gelden nu sprake is van een overeenkomst tussen twee professionele partijen. Voor bewijslevering ter zake van een eventueel tussen mevrouw [C] en [gedaagde] voor de ondertekening van de subsidieovereenkomst gemaakte afspraak bestaat dan ook geen aanleiding.
5.3 Gelet op het voorgaande wordt de door [eiseres] gevorderde hoofdsom wordt toegewezen.
5.4 De kantonrechter overweegt dat de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing zijn op de subsidieovereenkomst. [gedaagde] voert weliswaar aanvankelijk aan dat partijen die nimmer zijn overeengekomen, laat staan dat die aan haar ter hand zijn gesteld, doch dit verweer wordt gevoerd tezamen met de betwisting van het bestaan van enige schriftelijke overeenkomst tussen partijen. Vast is komen te staan dat er wel een schriftelijke overeenkomst tussen partijen bestaat. In die overeenkomst wordt in artikel 10 de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing verklaard en wordt vermeld dat die aan [gedaagde] zijn verstrekt. Direct onder dat artikel heeft [gedaagde] de overeenkomst ondertekend, zodat de kantonrechter ervan uit gaat dat [gedaagde] dat artikel heeft moeten zien en daarbij een opmerking had dienen te plaatsen indien die voorwaarden niet daadwerkelijk aan hem waren verstrekt. [eiseres] stelt bovendien dat de algemene voorwaarden op de achterzijde van de originele overeenkomst staan afgedrukt, hetgeen door [gedaagde] niet is betwist.
Een en ander leidt ertoe dat de door [eiseres] gevorderde verschenen, alsmede toekomstige contractuele rente zal worden toegewezen op grond van artikel 6 onder c van de algemene voorwaarden van [eiseres].
5.5 De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen omdat in het licht van de betwisting niet is gebleken dat de werkzaamheden méér hebben omvat dan enige sommaties en de gebruikelijke voorbereiding van de procedure, waarvoor de proceskostenveroordeling mede een vergoeding pleegt te vormen.
5.6 [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
6. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 10.169,41, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1,5% over € 8.282,40 vanaf 5 april 2012 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 520,17 aan verschotten en € 900,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.