ECLI:NL:RBROT:2012:BY4166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
410434 / BO RK 12-2031
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van de Ven
  • T. van Ulden-Tjerkstra
  • K. Kernkamp-Maathuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagverzoek uit psychiatrisch ziekenhuis met betrekking tot alcoholverslaving en verstandelijke vermogens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2012 uitspraak gedaan over het verzoek van betrokkene tot ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis. Betrokkene, die lijdt aan alcoholverslaving en beperkte verstandelijke vermogens, had eerder een voorlopige machtiging gekregen voor opname in het ziekenhuis. De rechtbank heeft de situatie van betrokkene beoordeeld aan de hand van de criteria van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Tijdens de zitting op 22 oktober 2012 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de behandelend arts en de advocaat van betrokkene, mr. S.R. Kwee.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene in de afgelopen periode zijn leven weer op orde heeft gekregen en dat hij doordeweeks goed functioneert op zijn werk bij de Roteb. Er zijn echter zorgen over zijn alcoholgebruik in het weekend, maar de rechtbank concludeert dat dit niet leidt tot een psychiatrische stoornis die een gedwongen opname rechtvaardigt. De rechtbank heeft ook overwogen dat betrokkene zich bewust is van zijn situatie en bereid is om hulp en ondersteuning te blijven ontvangen na zijn ontslag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van betrokkene tot ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis toegewezen, met de opmerking dat het behandelteam en betrokkene in gesprek moeten blijven over een verantwoord nazorgtraject. De rechtbank benadrukt het belang van een gestructureerde omgeving voor betrokkene om terugval in alcoholmisbruik te voorkomen. De beslissing is genomen in het belang van de betrokkene, die blijk heeft gegeven van zijn motivatie om zijn leven te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Meervoudige kamer
Datum uitspraak: 29 oktober 2012
Zaak- / Rekestnummer: 410434 / BO RK 12-2031
Beschikking in de zaak van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[de betrokkene], hierna: de betrokkene
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende te Rotterdam in de Bouman GGZ, afdeling Besloten Zuid,
advocaat mr. S.R. Kwee.
Het verloop van de procedure
De officier heeft op 9 oktober 2012 een verzoekschrift ingediend tot het verkrijgen van een beslissing op het verzoek van betrokkene tot ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis. Bij dit verzoekschrift bevinden zich:
• een afschrift van het oorspron¬ke¬lijke ontslagverzoek; en
• de afwijzende beslissing van de geneesheer-directeur.
Op 11 oktober 2012 zijn gehoord: de behandelend arts, [persoon 1], betrokkene en de mentrix van betrokkene, [persoon 2], allen in het bijzijn van mr. S.R. Kwee. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt.
De behandeling van het verzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2012.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.R. Kwee;
- de behandelaar van betrokkene, [persoon 3];
- de geneesheer-directeur van Bouman GGZ, [persoon 4].
Ter zitting heeft de advocaat van betrokkene pleitnotities met bijlagen overgelegd.
De vaststaande feiten
Bij beschikking van 8 mei 2012 heeft de rechtbank voorlopige machtiging verleend om betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen tot uiterlijk 9 november 2012.
Bij brief van 26 september 2012 heeft betrokkene bij de geneesheer-directeur van verweerder een ontslagverzoek ingediend.
Bij brief van 3 oktober 2012 is dit verzoek door de geneesheer-directeur afgewezen.
Op 8 oktober 2012 heeft betrokkene de officier verzocht een beslissing van de rechtbank te verzoeken.
Op 9 oktober 2012 heeft de officier de beslissing van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam verzocht op de bovengenoemde door de geneesheer-directeur gegeven beslissing.
De beoordeling
Betrokkene stelt ter zitting dat het gevaar van maatschappelijke teloorgang en zelfverwaarlozing ingevolge een ernstige alcoholverslaving inmiddels voldoende is beteugeld. Zowel zijn weekendverloven als zijn werkzaamheden bij de Roteb verlopen prima. Betrokkene wil graag voor een langere periode naar huis. Volgens hem is hem dat ook beloofd. Hij is bereid tot ambulante behandeling. Hij ziet geen meerwaarde in het doordeweekse verblijf in de Boumankliniek na zijn werk. Hij ervaart dit als een ernstige beperking van zijn vrijheid, zonder dat hiermee een redelijk doel is gediend.
Betrokkene is de mening toegedaan dat een ontslag onder voorwaarden tot de mogelijkheden behoort. Aan blaas- en urinetesten heeft hij steeds meegewerkt. In de weekenden waarin betrokkene thuis was verliep alles vlekkeloos. Noch de Bouman, noch de omgeving van Barendrecht had last van hem. Zijn houding is ook goed. Hij meent dat hij het vertrouwen van een ontslag onder voorwaarden waard is. Betrokkene wil een herkansing, zoals hij ook een herkansing heeft gekregen op zijn werk. De behandeling bevindt zich thans in een eindfase. Een onafhankelijke psychiater heeft recent geconcludeerd dat na afloop van de huidige rechterlijke machtiging geen verlenging noodzakelijk is. Betrokkene is voor medicatie inzake vermindering van de alcoholzucht doorverwezen naar zijn huisarts. Ter zitting benadrukt de advocaat van betrokkene dat betrokkene ook een voorwaardelijke machtiging zou willen accepteren. Betrokkene is bereid hiertoe te overleggen met de behandelaar en afspraken te maken voor de toekomst. Hij wil graag in de huidige, begeleide woonvorm blijven wonen.
De geneesheer-directeur verklaart ter zitting dat herhaaldelijk blijkt dat betrokkene niet in staat is de alcohol te laten staan zodra hij in het weekend zelfstandig thuis is. Daarmee zijn de risico’s onverminderd groot. Betrokkene heeft veel baat bij een gestructureerde omgeving. De voorkeur van het behandelteam gaat daarbij uit naar een beschermde woon- en leefomgeving waarbinnen dit geboden kan worden. Betrokkene wil dit echter niet. Hij wil in de huidige, beschermde woonvorm blijven wonen. Het opheffen van de rechterlijke machtiging of een ontslag onder voorwaarden op dit moment houdt een groot risico in op onttrekking aan de behandeling dan wel een ernstige terugval in alcoholmisbruik. Betrokkene krijgt geen medicatie om de alcoholzucht te verminderen omdat betrokkene weigert alcohol te laten staan. Er zijn geen wondergeneesmiddelen die de alcoholzucht blijvend doen verminderen. De enige remedie is stoppen met alcoholgebruik en dat kan betrokkene alleen in een gestructureerde omgeving. Naast de alcoholverslaving in de zin van de wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), wat het denken van betrokkene aantast, is bij betrokkene ook sprake van beperkte verstandelijke vermogens. Er is uiteindelijk geen verlenging van de rechterlijke machtiging aangevraagd omdat een levenslange opname van betrokkene niet de bedoeling is. Het behandelteam wil meer inzetten op nazorg, zoals wonen in een beschermde woonomgeving zodat betrokkene perspectief heeft om de alcohol te reguleren. Ook wil het behandelteam afspraken maken met betrokkene om in de toekomst een rechterlijke machtiging te voorkomen. Een nazorgtraject in de huidige setting waarbij betrokkene in een begeleide woonvorm woont, is moeilijk te realiseren omdat de medewerkers van de stichting die de betrokkene in de woonvorm begeleiden de ervaring hebben dat zij geen toegang krijgen tot betrokkene als hij in de thuissituatie alcohol gebruikt. Betrokkene wordt dan afwerend in het contact en stelt zich agressief op naar deze medewerkers.
De behandelaar [persoon 3] verklaart aanvullend ter zitting dat betrokkene zijn best doet en dat het doordeweeks op zijn werk goed gaat. Zodra betrokkene echter in het weekend naar huis gaat, gaat het mis en zijn er positieve urinetesten. Steeds weer is geprobeerd met betrokkene afspraken te maken over het alcoholgebruik thuis. Betrokkene is echter tot op heden niet gemotiveerd te stoppen met alcohol. Betrokkene is in juni in het kader van het nazorgtraject aangemeld bij het FAC voor intensieve ambulante begeleiding. De voorkeur gaat echter uit naar een beschermde woonvorm.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het ontslagverzoek moet worden getoetst aan de situatie op het moment van de behandeling van het verzoekschrift. Daarbij zal de rechtbank moeten toetsen of voldaan is aan de vereisten van artikel 2 Wet BOPZ. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of bij betrokkene sprake is van een stoornis van de geestvermogens, of sprake is van gevaar en van causaliteit tussen deze twee vereisten, welke de vrijheidsbeneming die een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis met zich brengt, rechtvaardigt. Daarbij dient tevens te worden beoordeeld of het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten het ziekenhuis kan worden afgewend.
De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld is of nu nog steeds sprake is van een psychiatrische stoornis in de zin van artikel 2 Wet BOPZ. Met andere woorden: is er nu sprake van alcoholmisbruik, dan wel van ernstige alcoholafhankelijkheid waarbij de stoornis het gevaarvolle handelen overwegend beheerst. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In zijn annotatie bij de beschikking van de rechtbank Zutphen van 19 maart 2003 (LJN: AS 7740) schrijft [persoon 5] onder meer het volgende ten aanzien van ‘Verslavingen en de diagnostische criteria’:
“Het begrip ‘verslaving’ was gangbaar in de tijd dat de Wet BOPZ in wording was. Nu wordt de term in de psychiatrie als achterhaald beschouwd, hoort te worden vermeden, en is de officiële benaming: afhankelijkheid. Om van afhankelijkheid te kunnen spreken moet minimaal voldaan zijn aan de diagnostische criteria (in de DSM–IV–TR) die er kort samengevat op neerkomen dat er, binnen een patroon van onaangepast gebruik van het middel, dat significante beperkingen of lijden veroorzaakt, sprake moet zijn van tolerantie (steeds meer moeten gebruiken voor hetzelfde effect); verschijnselen rond onthouding; meer gebruiken dan het plan was; onsuccesvol minderen; veel tijd eraan besteden en opgeven van veel andere bezigheden en doorgaan ondanks het besef van de gevolgen.
Misbruik daarentegen (abusus, en daarvan is sprake niet eens actueel maar slechts in de voorgeschiedenis van betrokkene!) is een andere, lichtere diagnose waarin volgens de diagnostische criteria ook wel een patroon van onaangepast gebruik is met significante beperkingen of lijden, maar niet voldaan wordt aan de criteria van afhankelijkheid, al is voor deze diagnose, weer kort samengevat, vereist dat er herhaaldelijk sprake is van: falen in het voldoen aan verplichtingen thuis, op het werk of op school; gebruik in situaties waarin dat fysiek gevaarlijk is; in samenhang met gebruik van het middel in aanraking komen met justitie; en voortdurend gebruik ondanks terugkerende sociale problemen daardoor. (….)
[persoon 5] concludeert uiteindelijk dat het syndroom van Korsakov vrij eenvoudig tot toepassing van de Wet BOPZ leidt, alcoholafhankelijkheid soms, in ernstige vorm en onder bijzondere omstandigheden en alcoholmisbruik (vrijwel) nooit.
Bij de uitspraak van de Hoge Raad van 3 oktober 2008 (LJN: BD 7573), waar bij de rechtbank met name de vraag voorlag of het alcoholgebruik van betrokkene een autonome keuze is dan wel het gevolg van een geestesstoornis, schrijft de Advocaat-Generaal [persoon 6] in zijn conclusie onder meer dat “de rechtbank klaarblijkelijk van oordeel is dat de bevindingen van de psychiater over de belemmerde wilsfunctie van betrokkene het oordeel rechtvaardigen dat de alcoholafhankelijkheid in dit geval gepaard gaat met psychiatrische stoornissen van een zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van betrokkene daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat aan betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Daarmee heeft de rechtbank een begrijpelijke redengeving voor haar beslissing verstrekt.”
Gelet op de hiervoor vermelde criteria is de rechtbank op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat niet aannemelijk is, dat bij betrokkene op dit moment sprake is van alcoholafhankelijkheid waarbij de stoornis het gevaarvolle handelen, het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen overwegend beheerst. Immers, betrokkene heeft met de behandeling en begeleiding zijn leven thans weer op orde gekregen. Met de structuur van de afdeling waar hij doordeweeks verblijft, is het betrokkene kennelijk gelukt weer terug te keren naar zijn werkgever, de Roteb. Dat gaat goed en betrokkene komt doordeweeks ook de afspraken met zijn behandelaars omtrent het alcoholgebruik na. Dat betrokkene deze afspraken als hij in het weekend thuis verblijft niet altijd nakomt, doet aan het voorgaande niet af. Immers betrokkene heeft dat alcoholgebruik niet ontkend en niet gebleken is dat sprake is geweest van excessief alcoholmisbruik tijdens de weekendverloven. Evenmin is gebleken dat het recente alcoholgebruik in het weekend in de weg heeft gestaan aan de tot op heden succesvolle re-integratie van betrokkene op het werk en in zijn eigen leefomgeving.
Nu op basis van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat van een stoornis van de geestvermogens op grond van de Wet BOPZ, geen sprake is, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de overige criteria voor een dwangopname. Het bij verzoek van de officier van justitie voorgelegde verzoek van betrokkene tot ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis zal derhalve worden toegewezen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Betrokkene heeft er ter zitting blijk van gegeven dat hij doordrongen is van het feit dat hij ook voor de toekomst hulp en ondersteuning nodig heeft om hetgeen hij thans bereikt heeft voort te kunnen zetten en uit te kunnen breiden en te voorkomen dat een alcoholverslaving zijn leven (opnieuw) ruïneert. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het behandelteam en betrokkene, ook na het ontslag van betrokkene uit het psychiatrisch ziekenhuis, hierover met elkaar in gesprek zullen blijven zodat een voor betrokkene verantwoord en acceptabel nazorgtraject kan worden ingezet met tot doel dat heropnames op basis van een rechterlijke machtiging voorkomen kunnen worden.
Daarom wordt op grond van de Wet BOPZ als volgt beslist.
De beslissing
Wijst toe het verzoek van [de betrokkene], voornoemd tot ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Ven, mr. Van Ulden-Tjerkstra en
mr. Kernkamp-Maathuis, rechters, in bijzijn van Landman, griffier.