ECLI:NL:RBROT:2012:BY5156

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
391677 - HA ZA 11-2134
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete en aansprakelijkheid bij tekortkoming in koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, hebben eisers, bestaande uit een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een natuurlijke persoon, wegens het niet nakomen van een koopovereenkomst. De koopovereenkomst, gesloten op 23 juli 2010, betrof de verkoop van een koppelverband voor een bedrag van € 3.550.000, met een financieringsvoorbehoud tot 30 september 2010. Eisers vorderden een verklaring voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die zij lijden als gevolg van het tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst, alsook betaling van een contractuele boete van € 355.000 en diverse schadeposten. Gedaagde verweerde zich door te stellen dat het financieringsvoorbehoud tijdig was ingeroepen en dat er geen hoofdelijkheid bestond tussen hem en de andere koper, [A].

De rechtbank oordeelde dat het verweer van gedaagde onvoldoende onderbouwd was en dat de eisers recht hadden op de gevorderde verklaring voor recht. De rechtbank concludeerde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit het niet nakomen van de koopovereenkomst. De rechtbank wees de vordering tot betaling van de boete toe, maar wees de aanvullende schadevergoeding af, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de boete van € 177.500,00 toewijsbaar was, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 oktober 2010. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eisers. Dit vonnis werd uitgesproken op 21 november 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 391677 / HA ZA 11-2134
Vonnis van 21 november 2012 (bij vervroeging)
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiser 1],
gevestigd te Zierikzee,
2. [eiser 2],
wonende te Zierikzee,
3. [eiser 3],
wonende te Zierikzee,
eisers,
advocaat mr. H. Solstad te Cappelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te Vlijmen,
gedaagde,
advocaat mr. G.O. Groeskamp te Gorinchem.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 april 2012 en de daarin genoemde gedingstukken
- het proces-verbaal van comparitie van 15 oktober 2012, aan welk proces-verbaal is gehecht de fax van mr. Solstad van 24 oktober 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 23 juli 2010 hebben [eisers] enerzijds en [gedaagde] en [A] (hierna: [A]) anderzijds, een koopovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst betrof de koop, door [gedaagde] en [A], van een koppelverband Sirius-Orion, voor een prijs van € 3.550.000,=.
2.2. De artikelen 4 en 5 van de koopovereenkomst luiden als volgt:
“4. Financieringsvoorbehoud
Tot en met 30 september 2010 is er een financieringsvoorbehoud, kopende partij kan dan kosteloos ontbinden.
5. Ingebrekestelling, verzuim, ontbinding en boete
Indien een partij de verplichtingen uit deze overeenkomst niet nakomt, doch daarmee, na schriftelijk met inachtneming van een termijn van 8 (acht) dagen in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijkt aan zijn verplichtingen te voldoen, heeft de andere partij het recht, doch niet de verplichting, de ontbinding van deze overeenkomst in te roepen. In dat geval zal de nalatige partij aan de andere partij een direct opeisbare boete gelijk aan 10% van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht van verkoper op aanvullende schadevergoeding.”
2.3. De levering van het koppelverband Sirius-Orion heeft niet plaatsgevonden.
2.4. [A] verkeert sinds enige tijd in staat van faillissement.
3. De vordering
3.1. [eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] lijdt als gevolg van het tekortschieten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, voorts om [gedaagde] te veroordelen tot betaling, tegen finale kwijting, van de contractuele boete gelijk aan
€ 355.000,00 en tot betaling van de kosten die [eisers] lijdt als gevolg van het tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst bestaande uit € 4.401,00 voor de keuring van het schip - naar de rechtbank begrijpt koppelverband -, € 4.000,00 voor twee verletdagen, € 2.500,00 voor het afsluiten van een lening ad € 190.000,00 om het schip
- naar de rechtbank begrijpt koppelverband - koppelverband in de vaart te kunnen houden,
€ 2.000,00 voor de kosten van de boekhouder die de koopovereenkomst heeft gecontroleerd een en ander vermeerderd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke kosten en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [eisers] stelt dat [gedaagde], nu ook na ingebrekestelling het koppelverband niet is afgenomen, door het niet nakomen van de koopovereenkomst aansprakelijk is voor de door haar, daardoor, geleden schade. Op grond van artikel 5 van de koopovereenkomst is zij daarom de contractuele boete verschuldigd. [eisers] vordert daarnaast betaling van diverse schadeposten.
3.3. In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft [eisers] ter comparitie als volgt gereageerd.
Het verweer betreffende het inroepen van het financieringsvoorbehoud is onvoldoende onderbouwd. Bovendien wordt betwist dat het financieringsvoorbehoud is ingeroepen.
Uit de koopovereenkomst, in het bijzonder het gebruik van de woorden kopers en koper, volgt dat beide kopers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst.
Uit de overeenkomst kan, mede gelet op de bedoelingen van partijen, worden afgeleid dat, bij ontbinding, zowel boete als schadevergoeding gevorderd kan worden.
4. Het verweer
4.1. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van het gevorderde en voert daartoe het volgende aan.
De gevorderde boete is niet verschuldigd omdat het financieringsvoorbehoud tijdig is ingeroepen, althans omdat [eisers] met het (later) inroepen daarvan heeft ingestemd.
[gedaagde] en [A] waren jegens [eisers] gehouden tot het verrichten van dezelfde prestatie. Zij zijn daarom ieder voor gelijke delen verbonden, en niet hoofdelijk.
Voor de gevorderde aanvullende schadevergoeding is geen plaats. Het vereiste causale verband tussen de beweerde schade en de toerekenbare tekortkoming ontbreekt. Daarnaast komt de schade niet voor vergoeding in aanmerking omdat deze het boetebedrag niet overstijgt.
Subsidiair verzoekt [gedaagde] om matiging van de gevorderde boete. De verschuldigdheid van de (volledige) boete leidt in de gegeven omstandigheden namelijk tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. [gedaagde] wijst erop dat sprake is van een discrepantie tussen het schadebedrag en de gevorderde boete. Zij voert verder aan dat een boete dient als aansporing tot nakoming en dat er door het faillissement van [A] niet kon worden nagekomen.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen omdat niet gesteld en onderbouwd is dat het geen kosten tot instructie der zaak betroffen en omdat de kosten niet zijn gespecificeerd.
5. De beoordeling
5.1. Het verweer dat het financieringsvoorbehoud tijdig is ingeroepen, althans dat [eisers] met het inroepen daarvan heeft ingestemd, wordt als zijnde te vaag en niet onderbouwd verworpen. [gedaagde] heeft niet gesteld door wie en wanneer het financieringsvoorbehoud zou zijn ingeroepen. Ter comparitie heeft zij haar stellingen in die zin aangepast dat meermalen duidelijk zou zijn gemaakt dat het [A] financieel slecht ging en dat hij de financiering niet rond kon krijgen. Uit de stellingen van [gedaagde] wordt echter niet duidelijk of deze mededelingen voor dan wel op of na 30 september 2010 gedaan zijn. [gedaagde] stelt evenmin wie, namens [eisers], met het later inroepen van het financieringsvoorbehoud zou hebben ingestemd en wanneer dat geweest zou zijn. In die situatie komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering en is de betwisting van een en ander door [eisers] verder niet relevant. Een en ander betekent voorts dat de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. Daar wordt wel aan toegevoegd dat, zoals uit het hierna volgende blijkt, de daarin bedoelde schade niet meer kan bedragen dan het toe te wijzen boetebedrag.
5.2. De stelling van [eisers] dat partijen bedoeld hebben dat [gedaagde] en [A] beide hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen uit de overeenkomst, is onvoldoende onderbouwd. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat de hoofdregel van artikel 6:6 BW bepaalt dat schuldenaren verbonden zijn voor gelijke delen, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling iets anders voortvloeit. In dit geval vloeit uit wet noch gewoonte voort dat [gedaagde] en [A] hoofdelijk zijn verbonden. Dat is ook niet gesteld door [eisers]. Volgens [eisers] vloeit dit wel voort uit de rechtshandeling. In de van [gedaagde] en [A] afkomstige tekst van de koopovereenkomst staat in de kop en bij de ondertekening weliswaar kopers, maar elders in de overeenkomst wordt alleen het woord koper gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat het gebruik van de woorden kopers en koper door elkaar heen, zonder dat ergens in de tekst van de koopovereenkomst het woord hoofdelijkheid voorkomt en zonder dat sprake is van andere stukken waaruit kan worden afgeleid dat partijen bedoeld hebben hoofdelijkheid overeen te komen, onvoldoende is om dat aan te nemen. Daarom wordt tot uitgangspunt genomen dat [gedaagde] en [A] voor gelijke delen, dat wil zeggen € 177.500,00 per persoon, verbonden zijn.
5.3. De gevorderde boete is tot het hiervoor genoemde bedrag voor toewijzing vatbaar. Het beroep op matiging dat is gedaan, houdt onder meer verband met de discrepantie tussen het boetebedrag en het bedrag van de daarnaast gevorderde schadeposten. De vordering tot betaling van die schadeposten wordt afgewezen, zoals hierna zal blijken, zodat daarin geen grond kan worden gevonden om de boete te matigen. Voor het overige is slechts in hele algemene bewoordingen aangevoerd dat de boete in de gegeven omstandigheden buitensporig is en tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. Welke omstandigheden [gedaagde] daarbij op het oog heeft stelt zij niet. Voor zover zij heeft bedoeld zich te beroepen op de faillissementstoestand van [A], heeft zij nagelaten te stellen waarom dat voor haar voor gevolgen heeft. Daarbij heeft [gedaagde] ook geen enkel inzicht in haar eigen financiële situatie gegeven en ook niets gesteld over de financiële situatie van [eisers].
5.4. Voor aanvullende schadevergoeding naast de gevorderde boete acht de rechtbank, gelet op de tekst van de koopovereenkomst, geen plaats. In de koopovereenkomst staat het begrip “aanvullende schadevergoeding”. Daarmee wordt naar algemeen spraakgebruik bedoeld: in aanvulling op de boete voor zover het boetebedrag te gering mocht blijken om tot vergoeding van de geleden schade te dienen. Dat en waarom [eisers] dit anders heeft mogen begrijpen wordt niet gesteld en onderbouwd. Daar komt het volgende nog bij. Van de gevorderde kosten wordt niet gesteld en onderbouwd welk causaal verband zij hebben met het geen doorgang vinden van de koopovereenkomst. Ook op die grond wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen.
5.5. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. Deze vordering is onvoldoende bepaalbaar nu er geen bedrag is genoemd. Omdat evenmin gesteld en gespecificeerd is welke buitengerechtelijke werkzaamheden hebben plaatsgevonden, en ook niet dat het werkzaamheden betreft waarvoor de artikelen 237 Rv, en verder, geen vergoeding bieden, ziet de rechtbank ook geen ruimte en reden om een bedrag in goede justitie te bepalen.
5.6. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente is geen verweer gevoerd, en die vordering wordt toegewezen.
5.7. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. Bij de bepaling van die kostenveroordeling wordt rekening gehouden met de hoogte van het gemachtigdensalaris dat bij een vordering van die omvang past (2 punten x salaris € 1.421,00 per punt).
6. De beslissing
De rechtbank
Verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade - bestaande uit het hierna toe te wijzen boetebedrag - die [eisers] lijdt als gevolg van het tekortschieten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst.
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers], tegen finale kwijting, te betalen een bedrag van
€ 177.500,00 (zegge: eenhonderdzevenenzeventigduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 1 oktober 2010.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eisers] begroot op
€ 83,31 aan verschotten, € 3.529,00 aan griffierecht en € 2.842,00 aan salaris advocaat.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.
2009/427