vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 411269 / KG ZA 12-862
Vonnis in kort geding van 21 november 2012
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1],
gevestigd te Breda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPEAN FIBRE SUPPLIES B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseressen in conventie,
verweersters in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R. Hörchner,
1. de vennootschap naar vreemd recht
A.P. MØLLER-MAERSK A.S.,
gevestigd te Kopenhagen, Denemarken,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAERSK BENELUX B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. C. Almeida.
Partijen zullen hierna [eisers] en Maersk genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 24 oktober 2012, met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 12 november 2012
- een nadere productie van [eisers]
- de ‘conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie’, de producties en de pleitnotities van Maersk.
1.2. Naar aanleiding van een verweer van Maersk heeft mr. Hörchner ter zitting aangegeven dat eiseres sub 2 feitelijk geen partij is in het onderhavige geschil en dat zij abusievelijk als eiseres in de dagvaarding is opgenomen. Eiseres sub 2 zal daarom in het vervolg buiten beschouwing worden gelaten, voor zover nodig geldt haar vordering als ingetrokken.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1. [eisers] houdt zich onder andere bezig met de export van oud papier en karton naar het Verre Oosten. Voor het vervoer hiervan per container schakelt [eisers] (onder meer) Maersk in.
2.2. Op enig moment heeft [eisers] via haar agent Bredase Container Terminal B.V. (hierna: BCT) bij Maersk een boeking gedaan voor (het vervoer van) 40 containers van Rotterdam naar Qingdao, China. Maersk heeft deze vracht geboekt onder nummer 556549052. De aan [eisers] verzonden ‘booking confirmation’ d.d. 8 maart 2012 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Deadlines
Cargo Cut-off Date: 11-04-2012/22:00
(…)
Intended Transport Plan
From To Vessel (…) ETD (…)
APM Terminals Rotterdam Qingdao Qianwan Container Co Ltd SOROE MAERSK (…) 13-4-2012 (…)
Load Itinerary
Type Location (...) (…) ETD Time (…)
(…) (…) (…) (…)
Return Equip Delivery Terminal APM Terminals Rotterdam (…)
2012-04-11
22:00
(…)”.
2.3. [eisers] heeft daarnaast nog een andere boeking bij Maersk gedaan voor (het vervoer van) 40 containers van Rotterdam naar Qingdao. Deze vracht is door Maersk geboekt onder nummer 556549059. De aan [eisers] verzonden ‘booking confirmation’ d.d. 8 maart 2012 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Deadlines
Cargo Cut-off Date: 18-04-2012/22:00
(…)
Intended Transport Plan
From To Vessel (…) ETD (…)
APM Terminals Rotterdam Qingdao Qianwan Container Co Ltd SVEND MAERSK (…) 2012-04-20 (…)
Load Itinerary
Type Location (...) (…) ETD Time (…)
(…) (…) (…) (…)
Return Equip Delivery Terminal APM Terminals Rotterdam (…) 2012-04-18 22:00
(…)”.
2.4. Een e-mail van [A] van BCT (hierna: [A]) namens [eisers] aan Maersk d.d. 6 april 2012 om 12.03 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Voor de volgende boekingen MOET ik helaas een COD aanvragen. Uiteraard proberen we dit tot een minimum te beperken, maar hebben nu geen ander alternatief.
556549052 - Van Qingdao naar Xiamen
556549059 - Van Qingdao naar Xiamen
(…)”.
2.5. Een e-mail van [A] aan Maersk d.d. 10 april 2012 te 18.29 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Zouden jullie morgen onderstaand met TOP prio kunnen oppakken (…)”
2.6. De reactie hierop van Maersk d.d. 11 april 2012 om 8.24 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Helaas kunnen wij de bestemming voor onderstaande boekingen niet aanpassen. Xingang gaat niet op dezelfde dienst en aangezien alle schepen vol zitten kunnen wij niet schuiven met boekening.
De enige mogelijkheid die wij op het moment hebben is de containers tegenhouden in Rotterdam tot dat wij ruimte hebben op de diensten naar Xingang (…)”
2.7. Het vervolg op de onder 2.6 genoemde e-mail van Maersk d.d. 11 april 2012 om 8.35 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Excuses ik heb voor de verkeer(de) bestemming gekeken. Helaas lost het probleem niet op als we naar Xiamen moeten (…).
2.8. Een ‘booking confirmation’ met nummer 556939393 d.d. 12 april 2012 om 12.54 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Booked by Party: [eisers 1] (…)
(…) From: Moerdijk (…)
(…) To: Xiamen (…)
(…) (…)
Contractual Customer: [eisers 1] (…)
(…) (…)
(…)
Equipment
Quantity (…) (…) (…) (…)
40 40 DRY 9 6 (…)
Intended Transport Plan
From To Vessel (…) ETD (…)
(…)
APM Terminals Rotterdam (…)
Xiamen Songyu Container Terminal (…) (…) (…)
2012-04-17 (…)
Load Itinerary
Type Location (...) (…) ETD Time (…)
(…) (…) (…) (…)
Return Equip Delivery Terminal Delta Marine Terminal BV
(…) Moerdijk 2012-04-13 17:00
2.9. Een e-mail van [A] aan Maersk d.d. 12 april 2012 om 15.30 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Graag de volgende boeking koppelen aan een ander boeking/afvaart
556549052 Qingdao vervalt, alle containers gerelateerd aan deze boeking moeten gekoppeld worden aan 556939393 Xiamen (…)”.
2.10. Een e-mail van Maersk aan [A] d.d. 12 april 2012 om 15.52 uur luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Na contact met onze laadlijsten-afdeling heb ik helaas een minder leuke mededeling voor je:
Het is niet meer mogelijk om de 40 containers voor boeking 556549052 te ontkoppelen en deze aan boeking 556939393 te hangen. Alle containers staan gepland voor een afvaart van morgen 15:00h en zoals je je kunt voorstellen neemt het laden van de containers flink wat tijd en planning in beslag (…). Alle containers zullen dus geladen worden voor de MAERSK SOROE van morgen 15:00h.
Wil je dat ik voor je onderzoek hoe ik deze alsnog zsm richting Xiamen krijg?
(…)”.
2.11. De 40 containers betreffende boekingnummer 556549052 en de 40 containers betreffende boekingnummer 556549059 zijn aan boord van het zeeschip Soroe Maersk geladen en zijn vervolgens naar Qingdao vervoerd en aldaar gelost. Maersk heeft de betreffende containers nog niet vrijgegeven. Deze containers zijn ook nog niet ingeklaard.
2.12. Bij exploot van 10 oktober 2012 heeft Maersk [eisers] gedagvaard in een bodemprocedure bij de rechtbank Rotterdam. In die procedure vordert Maersk (primair) veroordeling van [eisers] om onder meer te betalen ‘het bedrag dat [eisers] verschuldigd is aan kosten voor de lading die nog in Qingdao staat, welke kosten nog oplopen en nog niet definitief kunnen worden bepaald (…)’.
2.13. Een verklaring van [A] d.d. 8 november 2012 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Uit de reeds overgelegde emails blijkt dat wij ruimschoots op tijd hebben aangegeven dat de betreffende containers (2x40) absoluut niet naar Qingdao mochten worden vervoerd. Vervolgens is daarop door Maersk tot tweemaal toe gereageerd dat het stoppen van de containers nog mogelijk was. Daarop heb ik meermalen telefonisch contact gehad met de heren [B][F]C], [D] en [E], Van Maerstk en aangegeven dat ‘alles met de containers mocht gebeuren, behalve verzending naar Qingdao’. Oftewel dat deze alsnog onmiddellijk naar Xiamen zouden worden vervoerd, ofwel dat deze inderdaad in de haven zouden worden tegengehouden en dus niet zouden worden geladen op het schip (…)”.
2.14. De door Maersk gehanteerde Bill of Lading Conditions luiden voor zover hier van belang:
“(…)
8. General
(…)
8.3 Once the Goods have been received by the Carrier for Carriage the Merchant shall not be entitled neither to impede, delay, suspend or stop or otherwise interfere with the Carrier’s intended manner of performance of the Carriage or exercise of the liberties conferred by this bill of lading nor to instruct or require delivery of the Goods at other than the Port of Discharge or Place of Delivery named on the reverse hereof or such other Port or Place selected by the Carrier in the exercise of the liberties herein for any reason whatsoever including but not limited to the exercise of any right of stoppage in transit conferred by the Merchant’s contract of safe of otherwise. The Merchant shall indemnify the Carrier against all claims, liabilities, loss, damages, costs, delay, attorney fees and/or expenses caused tot the Carrier, his Subcontractors, servants or agents or to any other cargo or to the owner of such cargo during the Carriage arising or resulting from any stoppage whether temporary of permanent in het Carriage of the Goods whether at the request of the Merchant or in consequence of any breach by the Merchant of this clause, or in consequence of any dispute whatsoever in respect of the Goods including but without restriction disputes as to ownership, title, quality, quantity or description of and/or payment for the Goods involving any one or more party defined herein as the Merchant as between themselves or with any third party other than the Carrier and the liberties provided for in clauses 19 and 20 shall be available to the Carrier in the event of any such stoppage.
(…)
17. Lien
The Carrier shall have a lien on the Goods any documents relating thereto for all sums payable to the Carrier under this contract and for general average contributions to whomsoever due. The Carrier shall also have a lien against the Merchant on the Goods and any document relating thereto for all sums due by the Merchant to the Carrier under any other contract whether or not related to this Carriage. The Carrier may exercise his lien at any time and any place in his sole discretion, whether the contractual Carriage is completed or not. In any event any lien shall extend to cover the cost of recovering any sums due and for that purpose the Carrier shall have the right to sell the Goods by public auction or private treaty without notice to the Merchant. The Carrier’s lien shall survive delivery of the Goods”.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) Maersk te bevelen onmiddellijk, althans binnen twee dagen, na overhandiging van de noodzakelijke documenten door de door [eisers] te noemen koper of diens tussenpersoon, de onderhavige 80 containers aan hem af te geven, op straffe van een dwangsom van $ 50.000,-- per dag, met een maximum van $ 600.000,--, voor de periode dat Maersk daarmee nalatig is,
b) Maersk te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Maersk voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. Maersk vordert, voor het geval de vordering in conventie wordt toegewezen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eisers] te veroordelen tot het stellen van een deugdelijke bankgarantie ten behoeve van Maersk onder het Rotterdam Garantieformulier voor een bedrag van $ 426.000,-- tot zekerheid van verhaal van de vordering van Maersk op [eisers], met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
4.2. [eisers] voert gemotiveerd verweer.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.1. Met betrekking tot het -door Maersk betwiste- spoedeisend belang van [eisers] bij haar vorderingen, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
5.1.1. Voorshands is voldoende aannemelijk dat, zoals [eisers] stelt, het oud papier en karton dat zich in de onder 2.11 bedoelde containers bevindt, minder waard wordt naar mate het langer op de kade in Qingdao staat en dat [eisers] daardoor schade lijdt. Zolang Maersk de betreffende containers vasthoudt, kan [eisers] de inhoud daarvan immers niet leveren aan een eventuele koper. [eisers] heeft onbetwist gesteld dat zij de afgelopen maanden meerdere keren een koper had gevonden voor het betreffende oud papier en karton en dat die potentiële kopers zijn afgehaakt, omdat [eisers] niet kon leveren. Maersk heeft voorts niet betwist dat, zoals [eisers] stelt, de papierprijs inmiddels aanzienlijk is gedaald en dat het oud papier en karton door het gebruikelijke vochtgehalte in de containers beschimmeld raakt, hetgeen een negatieve invloed heeft op de waarde daarvan. Daarmee is het spoedeisend belang van [eisers] bij haar vordering tot vrijgave van de betreffende containers voldoende aannemelijk geworden.
Daar komt bij dat iedere dag dat de containers op de kade staan, de kosten daarvan oplopen. Los van de vraag voor wiens rekening die kosten dienen te komen, levert ook die omstandigheid in zijn algemeenheid voldoende spoedeisend belang bij de vordering tot vrijgave op.
5.2. Tussen partijen staat vast dat op het onderhavige geschil Engels recht van toepassing is.
5.3. Tussen partijen is in geschil of Maersk terecht weigert de in het geding zijnde containers vrij te geven, zolang [eisers] de kosten voor het vervoer naar Qingdao en, daarmee samenhangend, de ‘detentionkosten’ wegens het stallen van de containers op de kade in Qingdao, niet betaalt. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.4. Vaststaat dat [eisers] op enig moment bij Maersk tweemaal 40 containers naar Qingdao heeft geboekt voor vervoer van partijen oud papier en karton, die zij op dat moment nog niet had verkocht. Maersk heeft die boekingen geaccepteerd en geregistreerd onder boekingnummers 556549052 (zie 2.2) en 556549059 (zie 2.3). Maersk heeft zich beroepen op art. 8.3 van de BL condities, maar tevergeefs. Tussen partijen staat vast dat zij al jaren zo zaken deden dat [eisers] een boeking deed op een moment dat zij nog niet zeker was van de details van de koop en dat zij een Change of Destination (COD) vroeg zodra die afwijkend bleken van de boeking, waarna Maersk die COD verwerkte zo lang dat voor haar mogelijk was. [eisers] mocht dus ook nu uitgaan van die bestendige praktijk.
Maersk heeft ter zitting erkend dat een eenmaal gedane boeking op zich kan worden ingetrokken of gewijzigd. Een dergelijke intrekking of wijziging moet echter expliciet en tijdig gebeuren, aldus Maersk.
5.5. In het onderhavige geval heeft [eisers] bij e-mail d.d. 6 april 2012 voor de onder 2.2 en 2.3 genoemde boekingen om een COD verzocht, in die zin dat de in totaal 80 containers naar Xiamen, China zouden worden vervoerd, in plaats van Qingdao (zie 2.4). Omdat een reactie van Maersk op haar verzoek uitbleef, heeft zij haar verzoek herhaald bij e-mail d.d. 10 april 2012 (zie 2.5). Maersk heeft hierop bij e-mails d.d. 11 april 2012 om 8.24 uur en 8.35 uur aan [eisers] bericht dat de gewenste wijziging van bestemming niet mogelijk was.
De vraag of Maersk gehouden was dit verzoek tot wijziging door te voeren, is in het kader van dit kort geding niet relevant. [eisers] heeft immers niet betwist dat Maersk alleen wijzigingen doorvoerde indien zij daartoe mogelijkheden had, dat [eisers] dat wist en dat op dat moment (onder meer wegens een capaciteitsvermindering) de gewenste wijziging van Qingdao naar Xiamen feitelijk niet mogelijk was.
[eisers] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat zij niet alleen heeft gevraagd om wijziging, maar ook heeft aangegeven dat als deze niet mogelijk was, de containers in Rotterdam moesten blijven, met andere woorden een intrekking.
De vraag is in hoeverre [eisers] de boekingen met de nummers 556549052 en 556549059 (voldoende expliciet) heeft ingetrokken en of zij dat tijdig heeft gedaan.
5.6. Met betrekking tot de vraag tot welk moment een verzoek tot (wijziging of) intrekking ten aanzien van bovengenoemde boekingen kon worden ingediend, stelt Maersk dat zij een zogenoemde cut-off time hanteert. Binnen de cut-off time, zijnde (ongeveer) 24 uur voor het verwachte vertrek van het schip, kan er, wanneer de laadlijsten voor dat schip zijn afgetekend, aan een boeking niets meer worden gewijzigd en kan deze ook niet meer worden ingetrokken, hetgeen [eisers] op zich erkent. Maersk stelt dat in het onderhavige geval de laadlijsten vermoedelijk al op 10 april 2012 zijn afgetekend, zodat vanaf dat moment niets meer gewijzigd kon worden en de containers voor zowel boeking 556549052 als boeking 556549059 op 11 april 2012 zijn geladen voor vervoer naar Qingdao. Dat de containers feitelijk al waren geladen op 11 april 2012 heeft Maersk niet onderbouwd en komt ook niet waarschijnlijk voor.
In de aan [eisers] verzonden ‘booking confirmation’ betreffende boekingsnummer 556549052 (zie 2.2) is onder ‘Deadlines’ bij ‘Cargo Cut-off Date’ vermeld 11 april 2012 te 22.00 uur. Verder is een verwachte vertrekdatum van het schip van 13 april 2012 vermeld. Gesteld noch gebleken is dat deze data/tijdstippen nadien zijn gewijzigd, althans dat eventuele wijzigingen aan [eisers] zijn doorgegeven. Uit de door Maersk als productie 2.12 overgelegde ‘booking amendments’ betreffende boekingsnummer 556549052 blijkt zulks in ieder geval niet. Maersk heeft ook geen andere stukken, zoals e-mails, overgelegd waaruit blijkt dat de cut-off time en/of de verwachte vertrekdatum van het schip zijn gewijzigd, althans waaruit blijkt dat dergelijke wijzigingen aan [eisers] zijn doorgegeven. Integendeel, de e-mail onder 2.9 wijst in de richting van vertrek op 13 april 2012 om 15.00 uur.
5.6.1. Ten aanzien van boekingsnummer 556549059 is in de ‘booking confirmation’ onder ‘Deadlines’ een ‘Cargo Cut-off Date’ opgenomen van 18 april 2012 te 22.00 uur. De verwachte vertrekdatum van het betreffende schip is blijkens die ‘booking confirmation’ 20 april 2012. Maersk stelt weliswaar dat deze gegevens feitelijk niet juist zijn, omdat deze boeking tegelijk met boeking 556549052 zou worden uitgevoerd, maar Maersk heeft dat op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De enkele omstandigheid dat [eisers] boeking 556549059 tegelijk heeft gedaan met boeking 556549052 betekent naar voorlopig oordeel niet zonder meer dat die boekingen ook tegelijk zouden worden uitgevoerd, althans dat [eisers] daarvan uit moest gaan. Zelfs als boeking 556549059 wel tegelijk met boeking 556549052 zou worden uitgevoerd, mocht [eisers] erop rekenen dat dan de cut-off time bij beide boekingen gelijk zou zijn.
5.6.2. Tegen de achtergrond van het voorgaande gaat de voorzieningenrechter er in het kader van dit kort geding van uit dat [eisers] er op mocht rekenen dat voor boeking 556549052 een cut-off time van 11 april 2012 te 22.00 uur gold en dat tot die tijd een intrekking van de boeking kon worden ingediend en dat voor boeking 556549059 een cut-off time van ten vroegste 11 april 2012 te 22.00 uur gold en dat voor die boeking tot dat tijdstip een intrekking kon worden ingediend.
5.7. Tussen partijen staat vast dat, zoals hiervoor reeds overwogen, [eisers] aanvankelijk met betrekking tot de bovengenoemde boekingen om een wijziging van bestemming heeft verzocht. Blijkens de e-mail van 11 april 2012 om 8.24 uur heeft Maersk, toen een COD niet mogelijk bleek, [eisers] de mogelijkheid geboden om de containers tegen te houden in Rotterdam (zie 2.6).
Anders dan Maersk stelt, gaat de voorzieningenrechter er, mede gelet op hetgeen onder 5.6-5.6.2 is overwogen met betrekking tot de cut-off time, voorshands vanuit dat dat op dat moment ook een reële mogelijkheid was. (Als dat niet juist is, komt het voor rekening van Maersk dat [eisers] in die veronderstelling is gebracht door deze e-mail.
Indien mocht blijken dat, zoals Maersk ter zitting heeft gesteld, de cut-off time voor beide boekingen feitelijk al op 10 april 2012 was ingegaan, is dat een omstandigheid die voor [eisers] niet kenbaar was en in redelijkheid ook niet voor rekening en risico van [eisers] dient te komen. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee, dat de eerste e-mail met een verzoek tot wijziging al dateert van 6 april 2012. De voorzieningenrechter acht echter niet aannemelijk dat tegenhouden op 11 april om 8.24 uur niet meer kon).
Dan blijft staan dat Maersk meent dat [eisers] die intrekking voldoende duidelijk had moeten doen, hetgeen niet is gebeurd. De voorzieningenrechter is met Maersk eens dat in de geschetste situatie een duidelijke intrekking gevergd mocht worden. Voldoende aannemelijk is echter, dat aan deze eis is voldaan.
[A] -van wie Maersk op zich niet betwist dat hij betrokken was bij de communicatie omtrent het verzoek tot wijziging- heeft zowel voorafgaand aan de zitting schriftelijk (zie 2.13) als ter zitting mondeling verklaard dat hij meerdere malen in de betreffende periode in telefonische contacten met (dhr. [B], dhr. [C], dhr. [D] en dhr. [E] van) Maersk heeft aangegeven dat de containers dan maar in Rotterdam moesten blijven en dat ‘alles met de containers mocht gebeuren, behalve verzending naar Qingdao’. Hij heeft verder verklaard dat het gebruikelijk tussen partijen was dat een dergelijke intrekking telefonisch of per mail plaatsvond op operationeel niveau en dat de operationele afdelingen van beide partijen op informele wijze met elkaar communiceerden.
Maersk stelt daartegenover dat dhr. [F] en dhr. [B] geen telefoongesprekken tussen [eisers]/BCT en Maersk hebben kunnen traceren in de periode 6-10 april 2012. Het gaat hier echter met name om telefoongesprekken op 11 april 2012, nadat Maersk de mogelijkheid had geboden de containers tegen te houden in Rotterdam en voordat de ‘cut-off time’ inging.
5.8. Tegen de achtergrond van het voorgaande is voorshands voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure, eventueel na bewijslevering, zal worden geoordeeld dat [eisers] de boekingen naar Qingdao tijdig heeft ingetrokken, althans dat Maersk de opdracht tot vervoer naar Qingdao met betrekking tot de in het geding zijnde boekingen als ingetrokken had moeten beschouwen en zij die boekingen dus niet had mogen uitvoeren.
In dat geval behoeft [eisers] de kosten voor het vervoer van de containers naar Qingdao en de nadien in rekening gebrachte detentionkosten niet te betalen. Artikel 17 van de Bill of Lading (zie 2.14), als dat al toepasselijk is, maakt dat niet anders; dat geeft Maersk slechts een lien, maar schept niet de aansprakelijkheid voor de kosten.
Gelet daarop en nu Maersk niet heeft betwist dat, indien er vanuit moet worden gegaan dat de opdrachten tot vervoer naar Qingdao als ingetrokken moeten worden beschouwd, de (aanvankelijk) voor de boekingen geldende BL condities niet langer op het vervoer van de in het geding zijnde containers van toepassing zijn, is er op dit moment onvoldoende grond voor Maersk om de containers vast te houden vanwege het niet-betalen van voornoemde kosten. Ter zitting heeft Maersk voor het eerst in tweede termijn nog gesteld dat zij die containers ook voor andere openstaande vorderingen op [eisers] onder zich mag houden, maar dat verweer is tardief, zodat de voorzieningenrechter aan dat verweer voorbij zal gaan.
5.9. Het voorgaande brengt mee dat de vordering in conventie tot vrijgave van de containers toewijsbaar is, zij het onder hierna nader te bespreken voorwaarden.
5.10. Voorts is het de vraag of, zoals gevorderd in (voorwaardelijke) reconventie, [eisers] voor de vrijgave van die containers een bankgarantie ten gunste van Maersk zou moeten stellen.
5.10.1. Zoals hiervoor reeds overwogen gaat de voorzieningenrechter er in het kader van dit kort geding van uit dat Maersk de containers ten onrechte weigert vrij te geven en dat Maersk op dit punt in de bodemprocedure waarschijnlijk in het ongelijk wordt gesteld. Dat is echter niet zeker.
In het geval in de bodemprocedure [eisers] toch wordt veroordeeld tot betaling van enig bedrag aan Maersk en geoordeeld wordt dat er wel voldoende grond was voor Maersk om de containers onder zich te houden, is het nog maar de vraag in hoeverre [eisers] verhaal biedt voor een aan Maersk te betalen bedrag. [eisers] heeft immers ter zitting verklaard rode cijfers te schrijven dit jaar. Ter zitting heeft Maersk bovendien naar voren gebracht dat zij heeft geprobeerd conservatoir (derden)beslag te leggen ten laste van [eisers] te leggen en dat dat beslag geen doel heeft getroffen. In zoverre moet worden geoordeeld dat Maersk er voldoende belang bij heeft dat [eisers] ten gunste van haar een bankgarantie stelt in geval van vrijgave van de containers.
5.10.2. Aan de andere kant is, mede gelet op hetgeen [eisers] daaromtrent ter zitting heeft verklaard, een reële kans aanwezig dat [eisers] niet in staat zal zijn een bankgarantie te stellen. In dat geval zouden de containers nog langer op de kade blijven staan, als gevolg waarvan de detentionkosten nog verder oplopen. Die situatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onwenselijk. Daar komt bij dat Maersk niet heeft betwist dat de inhoud van de containers steeds minder waard wordt.
5.10.3. De voorzieningenrechter ziet per saldo bij wijze van ordemaatregel aanleiding Maersk te bevelen de containers vrij te geven zonder dat daartegenover een bankgarantie wordt gesteld.
5.11. Aan de vrijgave van de containers worden wel de voorwaarden verbonden dat [eisers] binnen één maand een koper moet hebben gevonden en dat alle noodzakelijke papieren om de containers te kunnen vrijgeven in orde zijn. De dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd.
Voor het geval [eisers] niet binnen één maand een koper voor de inhoud van de containers weet te vinden en/of de noodzakelijk documenten niet in orde zijn, gaat de voorzieningenrechter er -mede gelet op de schadebeperkingsverplichting van beide partijen- vanuit dat partijen in overleg treden om, met dit vonnis als uitgangspunt, tot een passende oplossing te komen. Deze zou bijvoorbeeld kunnen bestaan in het ter plaatse verkopen van de lading en op een escrowrekening storten van de opbrengst, totdat de rechten van partijen helder zijn.
5.12. Maersk zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat ten aanzien van de reconventie geen extra kosten zijn gemaakt.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter,
6.1. beveelt Maersk om, indien [eisers] binnen één maand na betekening van dit vonnis een koper heeft gevonden voor de inhoud van de onder 2.11 genoemde containers en alle noodzakelijke documenten in orde zijn, binnen twee dagen na overhandiging van die documenten door die koper of diens tussenpersoon de onderhavige 80 containers aan de koper of diens tussenpersoon af te geven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van $ 50.000,-- per dag, met een maximum van $ 600.000,--,
6.2. veroordeelt Maersk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op
€ 651,17 aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat,
6.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst af het meer of anders gevorderde,
6.5. wijst de vorderingen af,
6.6. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier.
2083/106