vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 409787 / KG ZA 12-786
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2012
[eiser],
wonende te Driehuis,
eiser,
advocaat mr. D.J.A. Smit,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMTECH MARINE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.P. Kuijer.
Partijen zullen hierna [eiser] en Imtech genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 8 oktober 2012, met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 23 oktober 2012
- de nadere producties en pleitnotities van mr. Smit
- de pleitnotities van mr. Kuijer.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1. [eiser] is met ingang van 1 april 2011 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Imtech in de functie van Directeur Services tegen een salaris van laatstelijk
€ 10.605,-- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2. Tot oktober 2011 was dhr. [A], Managing Director, de direct leidinggevende van [eiser]. Per 1 februari 2012 heeft dhr. [B] (hierna: [B]) dhr. [A] opgevolgd. [B] bekleedt de functie van Regional Director North West Europe en geeft in die hoedanigheid leiding aan (onder meer) [eiser].
2.3. Op 14 september 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen -onder meer- [B] en [eiser]. Na dat gesprek is [eiser] per direct vrijgesteld van zijn werkzaamheden met behoud van salaris. De brief van Imtech waarbij de inhoud van dit gesprek aan [eiser] is bevestigd, luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Wij hebben na mijn aanstelling als Regional Director een aantal gesprekken met elkaar gehad. Onderwerp van gesprek was onder andere de wijze waarop de regio North West Europe (…) is georganiseerd. Daarbij heb ik ook aan de orde gesteld de aard en de inhoud van jouw rol en functie in dat geheel.
Naar mijn oordeel stel jij je in veel te hoge mate op als eindverantwoordelijk leidinggevende van een min of meer autonome unit, die stuurt en contacten onderhoudt op strategisch niveau. Ik ben er van overtuigd dat deze onderneming behoefte heeft aan een service manager, die puur operationeel werkzaam is en die bij wijze van spreken ‘met zijn poten in de modder staat’. Dat is niet de manier waarop jij je rol invult, dat strookt ook niet met je meermaals uitgesproken ambitie om vooral bestuurlijk actief te zijn.
Integriteit, samenwerken, informatie delen behoren tot de kerncompetenties van deze functie. In de achterliggende periode heb ik ervaren dat de operationele component bij jou ontbreekt en dat jij veel meer opereert vanuit een politieke dan wel bestuurlijke rol.
Vervolgens heb ik ook met je gesproken over de onderlinge samenwerking in het MT en het vertrouwen waarop die samenwerking gebaseerd is dan wel gebaseerd zou moeten zijn. Het is van belang dat er een wederzijds vertrouwen moet zijn tussen jou en mij.
Ik heb je vanmorgen meegedeeld dat dat vertrouwen in jou bij mij inmiddels volledig is verdwenen.
Het is om die reden dat we het bestaande dienstverband met jou willen beëindigen en we daartoe het volgende aanbod willen doen.
We nodigen je uit voor een vervolggesprek op maandag 24 september (…).
Vanaf dit moment, tot aan het vervolggesprek, stellen we je vrij van werkzaamheden. We zeggen je toe dat we je die vrijstelling van werk en ook het feit dat je die vrijstelling de facto accepteert, in noch buiten rechte ooit zullen tegenwerpen.
We wensen u de komende periode veel sterkte toe (…)”.
2.4. Imtech heeft bij de kantonrechter te Rotterdam een verzoekschrift ex artikel 7:685 BW ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser]. [eiser] heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling in deze procedure zal plaatsvinden op 26 oktober 2012.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na vermindering van eis ter zitting- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, Imtech te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiser] toe te laten tot zijn werkzaamheden in diens functie van Directeur Services, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat gedaagde nalatig blijft aan de voldoening van dit vonnis, met veroordeling van Imtech in de proceskosten.
3.2. Imtech voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit reeds voort uit de aard van de gevraagde voorziening. Imtech heeft het spoedeisend belang bovendien niet betwist.
4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het op non-actief stellen van een werknemer -waar de onderhavige vrijstelling van werkzaamheden met onmiddellijke ingang van [eiser] feitelijk op neerkomt-, voorafgaand aan een door de werkgever voorgenomen/gewenste beëindiging van de arbeidsovereenkomst, een ingrijpende maatregel is, die niet zonder noodzaak mag worden genomen. Uitgangspunt dient te zijn dat, indien een werknemer niet goed functioneert of niet langer het vertrouwen van zijn werkgever heeft (en de werkgever geen verbetering verwacht), er naar wordt gestreefd om het dienstverband op recht- en regelmatige wijze te beëindigen. In beginsel wordt de werknemer in die situatie niet geschorst of op non-actief gesteld, en wordt hem niet direct zijn werk ontnomen. Goed werkgeverschap brengt immers in beginsel mee dat de werknemer een ontbindingsprocedure mag afwachten vanuit een werkende situatie. Dat geldt zeker bij een betrekking op directeursniveau als die van [eiser], waarin het onderhouden van een netwerk en contacten met derden van belang zijn.
Een maatregel als het op non-actief stellen mag slechts worden genomen als toelating van de werknemer op het werk aan de goede gang van zaken bij de werkgever grote schade zou toebrengen of wanneer vanwege andere zwaarwegende redenen, waartegen de belangen van de werknemer niet opwegen, in redelijkheid van de werkgever niet gevergd kan worden dat hij de werknemer nog langer op het werk duldt.
4.3. Op grond van de brief van 14 september 2012 (zie 2.3) en gelet op hetgeen daaromtrent ter zitting naar voren is gekomen, is voorshands voldoende aannemelijk dat de wens van Imtech om tot een einde van de arbeidsovereenkomst met [eiser] te komen, met name is gelegen in een verschil van inzicht tussen partijen over de invulling van de functie van [eiser]. Dhr. [B] van Imtech heeft ter zitting opgemerkt dat de wens om de arbeidsovereenkomst met [eiser] te beëindigen niet (primair) is gelegen in een eventueel disfunctioneren aan de zijde van [eiser], maar eerder in een gebrek aan vertrouwen in [eiser] met betrekking tot de (op dit moment noodzakelijk geachte) wijze van invulling van zijn functie. [B] heeft verklaard dat binnen Imtech vanwege de sterk tegenvallende bedrijfsresultaten een grote verandering van de organisatiestructuur plaatsvindt en dat is gebleken dat de wijze waarop [eiser] invulling geeft aan zijn functie niet past binnen de nieuwe organisatiestructuur. Hij stelt dat [eiser] de businessunit Services hoofdzakelijk autonoom aanstuurt, hetgeen in de oude organisatiestructuur, die uitging van het businessunitmodel, en onder de voormalig leidinggevende van [eiser] (wellicht) een geschikte werkwijze was. De nieuwe organisatiestructuur gaat echter uit van een matrixmodel, waarin de nadruk op het samenwerken ligt. Volgens [B] wilde [eiser] zijn werkwijze niet veranderen, hetgeen heeft geleid tot spanningen binnen het managementteam en een gebrek aan vertrouwen in [eiser]. [B] sluit uit dat [eiser] in staat of bereid zal zijn tot de nodige wijziging in taakopvatting. [B] wijst op het door [eiser] overgelegde memo van dhr. [A], waaruit blijkt dat al bij de keuze voor [eiser] duidelijk was, dat hij als persoon “minder duidelijk op samenwerking gericht” was.
[eiser] betwist daarentegen dat zijn manier van werken niet past binnen de nieuwe organisatiestructuur. Hij was op de hoogte van de invoering van die nieuwe organisatiestructuur en hij is binnen de afdeling ‘Services’ ook bezig geweest met de invoering van die nieuwe structuur. [eiser] heeft ter zitting erkend dat er sprake was van spanningen binnen Imtech, maar hij geeft aan dat die spanningen het gevolg zijn van de omstandigheid dat Imtech (financieel) in zwaar weer verkeert. Hij betwist voorts dat er problemen zijn in de relatie met [B] en meent op een constructieve manier met hem samen te kunnen werken. Hij acht zichzelf voldoende flexibel om, ook in de toekomst en in de gewijzigde organisatie, goed te functioneren.
4.4. Hoewel tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen voorshands niet uitgesloten kan worden dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [eiser] zal ontbinden, levert het voorgaande geen zwaarwegende redenen op om [eiser], vooruitlopend op een (eventueel) einde van zijn arbeidsovereenkomst, niet langer tot het werk toe te laten. Er is geen sprake van escalatie en Imtech heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat een dusdanig onwerkbare situatie tussen [eiser] enerzijds en [B] anderzijds is ontstaan, dat van Imtech niet langer gevergd kon worden dat zij [eiser] nog op de werkvloer zou toelaten. De enkele omstandigheid dat, zoals Imtech stelt, [eiser], als hij zou terugkeren, wellicht geen toegevoegde waarde heeft voor het veranderingsproces waarin Imtech zich op dit moment bevindt, levert nog geen onwerkbare situatie op. Datzelfde geldt voor de omstandigheden dat er spanningen binnen het managementteam zijn te verwachten en dat Imtech de genomen maatregelen om het werk van [eiser] op te vangen, terug zal moeten draaien. Nu er geen ruchtbaarheid aan de situatie is gegeven, zijn eventueel getroffen maatregelen tot dusver tijdelijk (binnen de organisatie is immers gemeld dat [eiser] ziek is). Ook de omstandigheid dat in andere gevallen deze constructie, als inleiding op het ontslag, is gebruikt, legt geen gewicht in de schaal.
4.4.1. Voor de vraag of één en ander betekent dat [eiser], zoals hij vordert, in de gelegenheid moet worden gesteld zijn werkzaamheden te hervatten, is echter daarnaast het volgende van belang.
Op zeer korte termijn -op 26 oktober 2012- zal de mondelinge behandeling van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] plaatsvinden. In de regel zal de kantonrechter twee weken later een beschikking geven waarbij zal worden beslist op eerdergenoemd verzoek.
Zoals reeds overwogen kan op voorhand niet worden uitgesloten dat het door Imtech ingediende ontbindingsverzoek door de kantonrechter zal worden toegewezen. In dat verband acht de voorzieningenrechter met name van belang dat [eiser] nog relatief kort bij Imtech werkt, dat vast staat dat Imtech verlies maakt en snel en doortastend zal moeten ingrijpen om het tij te keren en dat daarbij een flinke reorganisatie, juist ook in de top (er zijn al twee andere leden van het managementteam vervangen) noodzakelijk wordt geacht.
In dat geval komt de arbeidsovereenkomst met [eiser] tot een einde. Toewijzing van de onderhavige vordering zou dan betekenen dat [eiser] voor een periode van ongeveer twee weken weer werkzaamheden voor Imtech zou gaan verrichten.
Die situatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet wenselijk. Van Imtech kan niet gevergd worden dat zij thans maatregelen treft om [eiser] zijn gebruikelijke werkzaamheden weer te laten uitvoeren, om vervolgens twee weken later, bij eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die maatregelen weer terug te draaien.
4.4.2. In het kader van een belangenafweging ziet de voorzieningenrechter daarom aanleiding de vordering tot wedertewerkstelling eerst per 12 november 2012, derhalve na de te verwachten beschikking van de kantonrechter, toe te wijzen.
In het geval de kantonrechter reden ziet de arbeidsovereenkomst te ontbinden, heeft dan dit vonnis -dat immers slechts een tijdelijke ordemaatregel inhoudt- als achterhaald te gelden en behoeft Imtech [eiser] niet tot zijn werkzaamheden toe te laten. Indien de kantonrechter beslist de arbeidsovereenkomst (nog) niet te ontbinden en de arbeidsovereenkomst met [eiser] dus in stand blijft, zal Imtech [eiser] wel in de gelegenheid moeten stellen zijn gebruikelijke werkzaamheden te verrichten.
De mede gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, zij het gematigd en gemaximeerd.
4.5. Imtech zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. veroordeelt Imtech om [eiser] met ingang van maandag 12 november 2012 toe te laten tot zijn werkzaamheden in diens functie van Directeur Services, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per werkdag dat Imtech daarmee na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,--, tenzij de arbeidsovereenkomst vóór 12 november 2012 is beëindigd,
5.2. veroordeelt Imtech in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 359,17 aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2012, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier.
2083/106