[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: De Zwart & Jongbloets gerechtsdeurwaarders te Tilburg,
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. M.C. Hoogendam van ARAG te Leusden.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[pensioenfonds]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
• het exploot van dagvaarding van 10 april 2012 met producties;
• de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
• de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, met een productie;
• de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie, en
• de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2 De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1 [gedaagde] was werkzaam bij Amoco, rechtsvoorganger van BP. Hij is deelnemer aan het pensioenfonds uitgevoerd via Zwitserleven.
2.2 Artikel 5 van het Pensioenreglement (van Amoco Netherlands B.V.), in werking getreden op 1 april 1997, ter vervanging van het op 1 april 1993 in werking getreden reglement dat hiermee is vervallen, luidt als volgt:
‘Artikel 5 – Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt, met inachtneming van het gestelde in artikel 15, uitgekeerd indien en zolang de deelnemer recht heeft op een uitkering uit hoofde van de W.A.O. doch uiterlijk tot de pensioendatum.
2. Het jaarlijks arbeidsongeschiktheidspensioen bij algehele arbeidsongeschiktheid bedraagt 70% van het met de W.A.O.-franchise verminderde salaris.
Het jaarlijks arbeidsongeschiktheidspensioen bij algehele arbeidsongeschiktheid bedraagt niet meer dan f. 120.000,--.
3. De toekenning van het arbeidsongeschiktheidspensioen door de verzekeraar is gebaseerd op de graad van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer en de grootte van het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgedrukt in onderstaand percentage van het in lid 2 van dit artikel omschreven arbeidsongeschiktheidspensioen.
Indien en zolang de W.A.O.-uitkering is gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van:
15% tot 25%: 20% van het arbeidsongeschiktheidspensioen
25% tot 35%: 30% van het arbeidsongeschiktheidspensioen
(…)’
Artikel 16 van het Pensioenreglement luidt als volgt:
‘Artikel 16 – Rechten bij beëindiging van het dienstverband
1. Indien het dienstverband tussen een deelnemer en de werkgever wordt beëindigd anders dan wegens het bereiken van de pensioendatum of overlijden, zal aan de deelnemer
Bij toepassing van het in dit lid bepaalde, vervalt het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen.
Voor deelnemers, die op de datum van uitdiensttreding in het genot zijn van een arbeidsongeschiktheidspensioen, wordt dit pensioen verder uitgekeerd indien en zolang de gewezen deelnemer recht heeft op een W.A.O.-uitkering, doch uiterlijk tot de pensioendatum.
Wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidsgraad ná de datum van beëindiging van het dienstverband kunnen alleen leiden tot verlagingen van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Een eenmaal verlaagd arbeidsongeschiktheidspensioen kan nimmer meer worden verhoogd.
Volledige arbeidsongeschiktheid leidt tot beëindiging van de verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen.’
Artikel 19 van het Pensioenreglement luidt als volgt:
‘Artikel 19 – Mededelingsplicht
1. Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de uitvoering van dit reglement en dient aan de werkgever of de verzekeraar alle gevraagde inlichtingen te verstrekken die voor de verzekering van belang zijn, zo nodig onder overlegging van officiële bescheiden. (…).’
2.3 In het addendum bij het Pensioenreglement betreffende de W.A.O.-hiatenverzekering is het volgende bepaald:
‘Grootte van de uitkering
De toekenning van de W.A.O.-hiatenuitkering door de verzekeraar is gebaseerd op de graad van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer. De grootte van de uit te keren W.A.O.-uitkering wordt uitgedrukt in onderstaand percentage van het berekende verzekerde bedrag.
Indien en zolang de vervolguitkering uit hoofde van de W.A.O.-uitkering is gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van:
15% tot 25%: 20% van het verzekerde bedrag
25% tot 35%: 30% van het verzekerde bedrag
(…)’
Toekenning prestaties
Voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte van de uitkeringen, zal de verzekeraar zich conformeren aan de arbeidsongeschiktheids-en uitkeringscriteria van de W.A.O..
De W.A.O.-hiatenuitkering geschiedt conform het gestelde in het pensioenreglement indien en zolang de deelnemer recht heeft op een vervolguitkering uit hoofde van de W.A.O. doch uiterlijk tot zijn pensioendatum.
(…)’
Beëindiging van het dienstverband
Na beëindiging van het dienstverband zal, voor dat gedeelte van de verzekering waarvoor geen uitkering wegens arbeidsongeschiktheid (meer) wordt verleend, de verzekering vervallen.
2.4 Artikel 5 van de aanvullende voorwaarden inzake de verzekerde prestaties bij Arbeidsongeschiktheid luidt als volgt:
‘De deelnemer en in voorkomend geval de verzekeringnemer is ingeval aanspraak op prestaties wegens arbeidsongeschiktheid wordt gemaakt, verplicht:
- alle door de verzekeraar gewenste inlichtingen te verstrekken inzake de arbeid die door de deelnemer wordt verricht en de inkomsten die uit die arbeid voortvloeien;
- de verzekeraar terstond schriftelijk in kennis te stellen van iedere wijziging van de arbeidsongeschiktheidsgraad.
Indien en zodra de deelnemer of de verzekeringnemer de verplichtingen niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, heeft de verzekeraar het recht, als de verzekeraar daardoor is benadeeld, de prestaties wegens arbeidsongeschiktheid niet toe te kennen of reeds toegekende prestaties te doen vervallen dan wel terug te vorderen.’
2.5 Bij een offshore-keuring in 1993 bleek dat [gedaagde] gehoorproblemen had (opgelopen tijdens zijn werk bij Amoco).
2.6 [gedaagde] heeft van het pensioenfonds een arbeidsongeschiktheidspensioen en een WAO-hiaatuitkering ontvangen in verband met arbeidsongeschiktheid.
2.7 Vanaf 1 april 2005 zijn de pensioenaanspraken van [gedaagde] overgedragen van Zwitserleven naar [pensioenfonds], uitgevoerd via de Blue Sky Group (BSG). Daarvan is aan [gedaagde] door BP bij brief mededeling gedaan. In die brief staat onder meer:
‘Uw pensioenrechten zullen door deze wijzigingen niet veranderen. Het reglement dat gold op het moment dat u de actieve dienst bij BPNE verliet, blijft op u van toepassing.’
2.8 Zwitserleven heeft [gedaagde] het volgende bericht:
‘Vanaf 1 april 2005 zijn uw pensioenafspraken en uitkeringen overgedragen naar [pensioenfonds] geadministreerd bij Blue Sky Group. Ten tijde van uw uitkering in verband met uw arbeidsongeschiktheid hebben wij zowel van u als van het UWV geen bericht ontvangen dat u gerevalideerd bent. Bij revalidatie wordt uw pensioenuitkering gestopt.’
3. De vordering en het verweer in conventie
3.1 [pensioenfonds] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 23.566,00 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
De vordering is opgebouwd uit € 23.566,00 aan hoofdsom € 1.190,00 aan incassokosten en € 330,57 aan verschenen rente. Vanwege de competentiegrens van de sector kanton beperkt [pensioenfonds] haar vordering ten deze uitdrukkelijk tot € 25.000,00.
3.2 Aan haar vordering legt [pensioenfonds] - naast de onder 2 weergegeven vaststaande feiten - ten grondslag dat [gedaagde] ondanks diverse aanmaningen in gebreke is gebleven met volledige (tijdig) terugbetaling van de door [pensioenfonds] onverschuldigd aan [gedaagde] betaald arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering.
3.3 [pensioenfonds] stelt dat op grond van het toepasselijke Pensioenreglement een pensioenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid beëindigd wordt als de mate van arbeidsongeschiktheid 15% of minder bedraagt.
3.4 In de negentiger jaren bestond nog geen automatische halfjaarlijkse elektronische melding van het UWV naar de pensioen-uitvoerder. De verplichting om de uitkerende instantie op de hoogte te houden van wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid c.q. beëindiging van de WAO-uitkering, berustte bij de deelnemer. [gedaagde] heeft nimmer aan [pensioenfonds] gemeld dat zijn WAO-uitkering reeds per 1 augustus 1994 is beëindigd.
3.5 Gelet op het voorgaande stelt [pensioenfonds] dat het arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering vanaf 1 augustus 1994 ten onrechte zijn uitgekeerd. Om haar moverende redenen beperkt [pensioenfonds] haar vordering tot de periode vanaf april 2005.
3.6 [gedaagde] betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat [pensioenfonds] niet duidelijk heeft gemaakt dat er sprake is van betalingen zonder rechtsgrond.
3.7 [gedaagde] betwist dat de uitkering door het UWV is gestaakt in 1994.
3.8 [gedaagde] voert aan dat door zijn werkgever (Amoco) is toegezegd dat hij ook na
1 augustus 1994 het arbeidsongeschiktheidspensioen zou blijven ontvangen. Indien deze toezegging niet vast zou komen te staan, dan is [gedaagde] van mening dat er sprake is (geweest) van een natuurlijke verbintenis.
3.9 Als gevolg van het niet meer kunnen uitvoeren van zijn eigen werkzaamheden door zijn gehoorbeschadiging heeft hij toelagen misgelopen, waarvoor hij door het arbeidsongeschiktheidspensioen enigszins wordt gecompenseerd.
3.10 [pensioenfonds] komt pas na 16 jaar met een terugvordering, waardoor [gedaagde] ernstig in zijn verdediging is beperkt. [gedaagde] is van mening dat [pensioenfonds] al in 1994 op de hoogte was, althans behoorde te zijn van de intrekking van de WAO-uitkering.
4. De vordering en het verweer in reconventie
4.1 [gedaagde] vordert in reconventie:
1. te verklaren voor recht dat [pensioenfonds] gehouden is het arbeidsongeschiktheidspensioen over de periode van 1 december 2009 tot 1 juni 2022 te voldoen;
2. [pensioenfonds] te veroordelen de uitkering op basis van de voor [gedaagde] geldende pensioenreglementen vanaf 1 december 2009 te hervatten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid van de verschuldigde termijnen;
3. [pensioenfonds] te veroordelen in de proceskosten.
4.2 [pensioenfonds] concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie onder verwijzing naar haar stellingen in conventie.
einde WAO-uitkering 1 augustus 1994
5.1 Hoewel [gedaagde] enerzijds met zoveel woorden betwist dat zijn WAO-uitkering per
1 augustus 1994 is gestaakt, blijkt uit zijn overige verweer, alsmede uit de stukken die door [pensioenfonds] in het geding zijn gebracht, dat de staking per 1 augustus 1994 een vaststaand feit is. Dat betekent dat ervan wordt uitgegaan dat [gedaagde] per die datum in ieder geval minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
5.2 Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] ziet op de verjaring van de vordering. [gedaagde] voert daartoe aan dat [pensioenfonds] er reeds in 1994 van op de hoogte was, althans had moeten zijn, dat zijn WAO-uitkering per 1 augustus 1994 was gestaakt en desondanks door is gegaan met het uitbetalen van de pensioenuitkeringen, zodat de onderhavige vordering is verjaard. [gedaagde] voert niet aan op welke wijze Pensioenfonds kennis had moeten hebben van de staking. Hij heeft erkend dat híj nimmer aan [pensioenfonds] heeft medegedeeld dat zijn WAO-uitkering per 1 augustus 1994 is gestaakt. Die verplichting, om de verzekeraar terstond schriftelijk in kennis te stellen van iedere wijziging van de arbeidsongeschiktheidsgraad, rustte op grond van artikel 5 van de aanvullende voorwaarden inzake de verzekerde prestaties bij Arbeidsongeschiktheid (zie onder 2.4) echter wel op [gedaagde].
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat niet is gebleken dat [pensioenfonds] eerder dan in 2009 op de hoogte was van de staking van de WAO-uitkering van [gedaagde]. Ter zake is door [gedaagde] geen voldoende concreet bewijsaanbod gedaan, zodat zijn beroep op verjaring wordt verworpen.
5.3 Uit de onder punt 2 geciteerde bepalingen uit het Pensioenreglement blijkt dat slechts een recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering bestaat zolang de deelnemer een WAO-uitkering ontvangt. Nu vast staat dat [gedaagde] per 1 augustus 1994 geen WAO-uitkering meer ontvangt, heeft hij op grond van het Pensioenreglement geen recht (meer) op een arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering. In beginsel ligt de vordering van [pensioenfonds] tot terugbetaling van de vanaf april 2005 in dat kader aan [gedaagde] door haar betaalde bedragen derhalve voor toewijzing gereed.
5.4 [gedaagde] voert echter aan dat hij (ook) op grond van een afspraak met zijn toenmalige werkgever (Amoco) ook na 1 augustus 1994 recht bleef houden op uitbetaling van een arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering. Dit zou mede aan hem zijn toegezegd in verband met compensatie van terugval in salaris. De kantonrechter wijst erop dat uitkeringen in het kader van een arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering niet zijn bedoeld om schade in verband met mislopen van bonussen, althans een hoger salaris, in verband met arbeidsongeschiktheid te compenseren. De uitkeringen zijn geen schadeloosstelling, maar zien op een aanvulling op het salaris op basis van het percentage van arbeidsongeschiktheid. Niet daadwerkelijke genezing, althans revalidatie is daarom van belang, maar het percentage van arbeids(on)geschiktheid. Dat [gedaagde] thans, in verband met verjaring, zijn werkgever niet meer aansprakelijk kan stellen voor de door hem gestelde geleden schade, heeft geen invloed op de rechtsverhouding tussen [pensioenfonds] en [gedaagde]. Dat zou immers feitelijk betekenen dat [gedaagde] een schadevordering jegens zijn werkgever die is verjaard, tóch in deze procedure zou kunnen instellen, althans gebruiken tegen [pensioenfonds].
5.5 De omstandigheid dat [gedaagde] thans naar eigen zeggen in bewijsproblemen verkeert, komt gelet op hetgeen onder 5.2 is overwogen voor zijn eigen rekening en risico. Immers, het was zijn verplichting om [pensioenfonds] op de hoogte te stellen van een wijziging van zijn arbeidsongeschiktheidsgraad. In het Pensioenfonds is herhaaldelijk en expliciet opgenomen dat het [pensioenfonds] uitgaat van de arbeidsongeschiktheids-en uitkeringscriteria van de W.A.O. [gedaagde] wist, althans had derhalve behoren te weten dat hij de staking van zijn WAO-uitkering aan [pensioenfonds] diende mee te delen. In dat geval was de vraag of aan [gedaagde] door zijn werkgever - afwijkend van de Polisvoorwaarden - een toezegging was gedaan tot doorbetaling van een arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering toen reeds aan bod gekomen.
De bewijslast ter zake van het aantonen van de door [gedaagde] gestelde afspraak met zijn werkgever ligt inderdaad, waarop door [gedaagde] reeds is geanticipeerd gelet op het hiervoor besproken verweer, bij [gedaagde]. [gedaagde] heeft echter reeds aangegeven dat hij dat bewijs niet (meer) kan leveren. Zoals hiervoor is overwogen kan ten aanzien daarvan aan [pensioenfonds] geen verwijt worden gemaakt, hetgeen ertoe leidt dat de door [gedaagde] gestelde afspraak niet is komen vast te staan.
overgang Zwitserleven naar [pensioenfonds]
5.6 [gedaagde] beroept zich op de mededeling van [pensioenfonds] dat zijn pensioenrechten bij de overgang naar Zwitserleven niet zouden veranderen. De kantonrechter overweegt dat die rechten niet zijn veranderd. In deze procedure is vastgesteld dat [gedaagde] ook in de periode dat het pensioen via Zwitserleven werd uitgevoerd vanaf 1 augustus 1994 geen recht had op een arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering. [pensioenfonds] heeft derhalve niet in strijd gehandeld met de in verband met de overgang door haar aan [gedaagde] gedane toezeggingen.
5.7 [gedaagde] doet ten slotte een beroep op artikel 6:3 BW. Hij voert aan dat de door hem ontvangen gelden niet door [pensioenfonds] als onverschuldigde betaling teruggevorderd kunnen worden, omdat een natuurlijke verbintenis aan de betalingen ten grondslag ligt. De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [gedaagde] dat hij doelt op het bestaan van een morele verplichting zijdens [pensioenfonds]. De kantonrechter wijst in dat kader op hetgeen onder 5.4 is overwogen betreffende de indeplaatsstelling van [pensioenfonds] van de toenmalige werkgever van [gedaagde], bij wie hij mogelijk de door hem in verband met verlies van inkomsten geleden schade had kunnen verhalen. [gedaagde] heeft van die mogelijkheid nimmer gebruik gemaakt, hetgeen er thans aan in de weg staat dat een natuurlijk verbintenis tussen partijen wordt aangenomen op grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat [pensioenfonds] die ‘schadevergoeding’ niet onverschuldigd aan [gedaagde] zou hebben betaald. Bovendien is vast komen te staan dat [gedaagde] vanaf
1 augustus 1994 geen recht had op de aan hem uitbetaalde arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-hiaatuitkering. [pensioenfonds] heeft reeds rekening gehouden met de maatschappelijke opvattingen en het belang van [gedaagde] door haar vordering te beperken tot de periode vanaf april 2005.
5.8 Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen wordt de hoofdsom toegewezen, alsmede de als gevolg daarvan verschuldigde rente.
buitengerechtelijke kosten
5.9 [pensioenfonds] vordert voorts toekenning van een vergoeding ter zake van buitengerechtelijke kosten. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt echter dat zij, voordat de procedure werd begonnen, geen derde met de incasso van de vordering heeft belast, maar zelf met [gedaagde] heeft gecorrespondeerd. In het licht daarvan is onvoldoende aannemelijk dat [pensioenfonds] buitengerechtelijke kosten heeft moeten betalen. Bovendien blijkt uit de inhoud van de correspondentie dat [gedaagde] niet voornemens was in de buitengerechtelijke fase enig bedrag (terug) te betalen, zodat het blijven corresponderen geen zin had. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
5.10 [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
5.11 Onder verwijzing naar al hetgeen in conventie is overwogen wordt de vordering in reconventie afgewezen.
5.12 [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. Gelet op de samenhang van de standpunten van partijen in conventie en reconventie worden de kosten van Pensioenfonds in reconventie begroot op nihil.
6. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [pensioenfonds] tegen kwijting te betalen € 23.896,57, vermeerderd met de wettelijke rente over € 23.566,00 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [pensioenfonds] vastgesteld op € 963,64 aan verschotten en € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [pensioenfonds] vastgesteld op nihil;
In conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.