ECLI:NL:RBROT:2012:BY7593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1304446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot bewijs van afspraak over huurinkomsten tussen ex-partners na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2012, gaat het om een vordering van eiser, die een bewijsopdracht heeft gekregen van de kantonrechter. Eiser en gedaagde hadden een affectieve relatie en woonden samen in Nederland en later op Curaçao. Tijdens hun samenleven hebben beide partijen bijgedragen aan de kosten van de huishouding, maar er is geen schriftelijke overeenkomst over de verdeling van de huurinkomsten van de woning in Nederland. Eiser stelt dat er een afspraak was dat de huurinkomsten uitsluitend aan hem zouden toekomen, terwijl gedaagde betwist dat er een dergelijke afspraak is gemaakt. De kantonrechter heeft eiser toegelaten tot het leveren van bewijs van het bestaan van deze afspraak. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om getuigen te horen om zijn stelling te onderbouwen. De kantonrechter heeft de zaak naar de rolzitting van 18 december 2012 verwezen, waar eiser moet aangeven hoe hij aan de bewijsopdracht wil voldoen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral wanneer het gaat om afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. D.J. Rijnbout, advocaat te Houten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.L. Verweel, advocaat te Spijkenisse.
Partijen worden aangeduid als “[eiser]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het proces
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- exploit van dagvaarding van 7 december 2011 met 5 producties;
- conclusie van antwoord met 3 producties;
- het tussenvonnis van 14 februari 2012;
- de brief met 1 productie van [eiser] ten behoeve van de comparitie van partijen;
- de brief met 1 productie van [gedaagde] ten behoeve van de comparitie van partijen;
- het proces verbaal van de op 15 maart 2012 gehouden comparitie van partijen;
- de akte van [gedaagde];
- de antwoordakte van [eiser], tevens wijziging van eis;
- de akte van [gedaagde];
De uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1. Vanaf eind 2007 tot eind december 2010 hebben partijen een affectieve relatie gehad en vanaf medio 2008 zijn zij gaan samenwonen. Zij hebben het samenwonen niet schriftelijk vastgelegd.
2.2. Eind maart 2010 zijn partijen op Curaçao gaan wonen totdat de relatie en het samenwonen eind 2010 tot een einde zijn gekomen.
2.3. [eiser] is eigenaar van een woning aan de [locatie]. Hij heeft deze woning van maart 2010 tot en met maart 2011 aan een derde verhuurd via een makelaar. De makelaar ontving de huur van ongeveer € 1.100,-- per maand. Om de huurbetalingen aan het zicht van de bank van [eiser] te onttrekken (de bank heeft een hypotheek verstrekt en was niet op de hoogte van de verhuur) werd een bedrag van in totaal € 11.897,28 door de makelaar gestort op de rekening van [gedaagde].
2.4. Gedurende de periode van samenleven, ook op Curaçao, was sprake van een gemeenschappelijke huishouding.
2.5. Beide partijen hebben uitgaven gedaan voor de huishouding. Beide partijen hebben op Curaçao inkomsten genoten. [gedaagde] heeft gewerkt voor [hotel A], [restaurant B] en [C]. [eiser] ontving bedragen van [D] B.V. Het is niet duidelijk of deze inkomsten gedurende de gehele periode van verblijf op Curaçao werden genoten. Daarnaast was er inkomen uit de huuropbrengst van de woning in [woonplaats].
3. De stellingen van partijen
3.1. Aan de eis is naast de onder 2 vaststaande feiten - zakelijk weergegeven – door [eiser] het volgende ten grondslag gelegd: met [gedaagde] werd afgesproken dat de ontvangen huur door haar zou worden doorbetaald aan [eiser]. [gedaagde] heeft op 4 momenten in totaal € 3.340,-- betaald aan van Broekhuizen. Zij houdt het resterende bedrag zonder recht of titel onder zich, zodat [eiser] zich genoodzaakt ziet dat bedrag van € 8.557,28 van haar te vorderen op grond van de gemaakte afspraak, dan wel op grond van ongerechtvaardigde verrijking als bedoeld in artikel 6:212 BW.
[eiser] heeft de eis gewijzigd en de hoofdsom verlaagd tot een bedrag van € 6.407,43 te verhogen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
3.2. [gedaagde] heeft tegen de vordering - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd: Partijen hebben vanaf 2008 hun inkomsten en uitgaven zo veel mogelijk gedeeld. Dat zijn zij ook op Curaçao blijven doen. De huuropbrengsten zijn om die reden gestort op een rekening waarvan ook de kosten van de huishouding op Curaçao, waaronder de huur, werden voldaan. Op Curaçao heeft [gedaagde] lange tijd alleen voor het inkomen gezorgd. [eiser] droeg bij aan het inkomen door de huuropbrengsten van het huis in [woonplaats].
Beide partijen hebben gedurende de gehele periode van samenwonen de inkomsten en uitgaven gedeeld, zonder iets te verrekenen. [eiser] kan die afspraak na de beëindiging van de relatie niet ineens aanpassen om zo geld terug te vorderen. [eiser] heeft bovendien nog na het eindigen van de relatie bedragen van de rekening van [gedaagde] opgenomen en [gedaagde] heeft aan [eiser] nog ANG 2.500,--
(= ongeveer € 1.140,--) contant afgegeven toen zij op 21 december 2010 naar Nederland vertrok. Van verrijking is geen sprake. De vordering is niet toewijsbaar.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Door [eiser] is niet weersproken dat partijen tijdens het samenwonen geen uitdrukkelijke afspraak hebben gemaakt over de kosten van de gemeenschappelijke huishouding die zij voerden. [gedaagde] stelt dat deze kosten door hen beide werden betaald, al naar gelang dat uitkwam. De kantonrechter begrijpt daaruit dat zij naar vermogen hebben bijgedragen. Niet is gesteld of gebleken dat op enig moment door partijen werd afgerekend in die zin dat zij aan de hand van inkomsten en werkelijke uitgaven hebben bezien of een verrekening zou moeten plaatsvinden. De kantonrechter stelt daarom vast dat er geen duidelijke afspraak is gemaakt over de kosten van de huishouding en dat beide partijen nooit behoefte hebben gehad voor deze kosten te bezien of zij wel evenredig hebben bijgedragen. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] apart heeft moeten betalen voor het wonen in de woning van [eiser].
4.2. Niet is gesteld of gebleken dat deze vrijblijvende afspraak vanwege het vertrek naar Curaçao is aangepast. Daarom moet worden aangenomen dat partijen aldaar op dezelfde voet de kosten van het verblijf geregeld hebben.
Dat zij op die wijze hebben gehandeld blijkt ook uit de door beide partijen in het geding gebrachte bankrekeningafschriften. Daaruit blijkt onder meer dat [eiser] maandelijks de rente van een lening, verzekering en de kosten van Nuon en Evides, kennelijk voor het huis in [woonplaats], betaalde. Ook betaalde [eiser] diverse malen via betaalautomaten bij het Gasora benzinestation, diverse supermarkten, horecagelegenheden en andere bedrijven. Ook betaalde hij diverse malen huur voor het huis op Curaçao.
[gedaagde] betaalde eveneens verschillende malen via betaalautomaten van supermarkten, horecagelegenheden, het Gasora benzinestation en andere bedrijven. Verder heeft zij verschilende malen de huur voor het huis voldaan.
Uit deze betalingen blijkt dat beide partijen, schijnbaar willekeurig, bij hebben gedragen aan de kosten van de huishouding.
4.3. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat beide partijen, in ieder geval gedurende een deel van de tijd, op Curaçao inkomsten hebben genoten. [eiser] heeft diverse malen een bedrag ontvangen van [D] B.V. [gedaagde] ontving salarisbetalingen van [hotel A], [restaurant B] en [C] Curacao.
Daarnaast werden de huurinkomsten ad bijna € 1.100,-- uit [woonplaats] ontvangen op de rekening van [gedaagde].
De inkomsten van [eiser] beliepen ongeveer € 2.000,-- per maand. De inkomsten van [gedaagde] beliepen ongeveer 2.700 antilliaanse guldens, te verhogen met wisselende bedragen van Hyatt. Uit de stukken blijkt dat de wisselkoers varieerde maar ongeveer 2,3 á 2,4 heeft belopen. Dit betekent dat het bedrag van 2700 guldens neerkomt op ongeveer € 1.180,--.
4.4. In het licht van de hiervoor gegeven feiten staat voldoende vast dat beide partijen ook op Curaçao naar vermogen hebben bijgedragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Dat geldt ook voor de huur die een aantal malen door [gedaagde], maar ook een aantal malen door [eiser] blijkt te zijn betaald. De huurinkomsten werden ontvangen op de rekening van [gedaagde]. Vanaf die rekening heeft zij ook diverse betalingen ten behoeve van de huishouding verricht, waaronder huurbetalingen. [gedaagde] heeft een substantieel deel van de huurinkomsten doorbetaald aan van Broekhuizen. Hoewel [gedaagde] een deel van de ontvangen huur aan [eiser] doorbetaalde blijkt uit het feitelijk handelen niet zonder meer dat door partijen een nadere afspraak werd gemaakt over de huurinkomsten toen zij naar Curaçao zijn verhuisd. Dit blijkt ook niet uit het feitelijk handelen van partijen tijdens het verblijf op Curaçao. Zo is niet gesteld of gebleken dat [eiser] [gedaagde] heeft gevraagd de betalingen door te storten op zijn rekening. Waarom een van de oude situatie afwijkende afspraak zou zijn gemaakt met betrekking tot de huurinkomsten is niet gesteld of gebleken. Vooralsnog staat de afspraak dan ook niet vast. [eiser] heeft aangeboden te bewijzen dat de afspraak is gemaakt door het horen van zichzelf en de makelaar als getuigen. Gelet op dit aanbod wordt [eiser] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de door hem bedoelde afspraak gemaakt werd.
4.5. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.
5. De beslissing
De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen,
draagt [eiser] op te bewijzen dat door hem en [gedaagde] werd afgesproken dat de inkomsten uit de verhuur van de woning aan de [locatie] uitsluitend aan [eiser] zouden toekomen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 18 december 2012 om 10.15 uur opdat [eiser] kan meedelen of en zo ja op welke wijze hij aan de bewijsopdracht wenst te voldoen;
wijst [eiser] er op dat de kantonrechter, in het geval hij getuigen wil doen horen, ter zitting van 18 december 2012 dag en uur voor het getuigenverhoor zal bepalen en dat [eiser] de door hem voor te brengen getuigen vervolgens zelf dient op te roepen om te verschijnen op de nader door de kantonrechter te bepalen datum;
bepaalt dat beide partijen ter zitting van 18 december 2012 hun eventuele verhinderdagen voor een getuigenverhoor in de maanden januari, februari en maart 2013 schriftelijk kunnen opgeven, zodat de kantonrechter daarmee rekening kan houden bij het bepalen van een eventuele enquête;
iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.