ECLI:NL:RBROT:2012:BY7770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
398061 / HA ZA 12-258
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en recht van overpad tussen buren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen buren over de uitleg en toepassing van een erfdienstbaarheid, specifiek het recht van overpad. De eisers, wonende in een nieuwbouwwijk, vorderen dat de gedaagden, die in een naastgelegen woning wonen, onrechtmatig handelen door de toegang tot het pad dat hen in staat stelt om van en naar de openbare weg te gaan, te belemmeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid is gevestigd om bewoners in staat te stellen het pad te gebruiken, en dat de gedaagden door het plaatsen van een erfafscheiding in strijd met deze erfdienstbaarheid hebben gehandeld. De rechtbank heeft de gedaagden bevolen om de erfafscheiding te verwijderen en de toegang tot het pad te waarborgen, maar heeft ook de vorderingen van de eisers tot een bredere toegang afgewezen, omdat de situatie inmiddels was verbeterd. In reconventie hebben de gedaagden vorderingen ingesteld tegen de eisers, maar deze zijn afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de noodzaak om erfdienstbaarheden in overeenstemming met de oorspronkelijke bedoeling te interpreteren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 398061 / HA ZA 12-258
Vonnis van 19 december 2012
in de zaak van
1. [eiser 1]
wonende te [plaats 1], gemeente Albrandswaard,
2. [eiser 2],
wonende te [plaats 1], gemeente Albrandswaard,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. D.D. Senders te Leusden,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [plaats 1], gemeente Albrandswaard,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.A. Visser te Rotterdam,
2. [gedaagde 2],
wonende te [plaats 1], gemeente Albrandswaard,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.A. Visser te Rotterdam,
3. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK RIDDERKERK MIDDEN IJSSELMONDE U.A.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Eisers zullen hie[eisers]sers] genoemd worden. Gedaagden sub 1 en 2 zullen [gedaagden 1 en 2] genoemd worden. Gedaagden sub 3 en 4 zullen worden aangeduid als Rabobank c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 augustus 2012 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 november 2012;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 19 november 2012, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn bur[eisers]sers] woont in en is eigenaar van de woning aan het adres [adres 1] te [plaats 1]. [gedaagden 1 en 2] woont in en is eigenaar van de naastgelegen woning aan het adres [adres 2] te [plaats 1]. De woning [eisers]sers] is ten opzichte van de woning van [gedaagden 1 en 2] meer naar achteren gelegen. Voor zover de bebouwing op de buurpercelen langs elkaar is gelegen, bevindt zich daartussen een vrije ruimte van 1,30 m breed. De erfgrens loopt in het midden. De woningen zijn in 2009 opgeleve[eisers]sers] en [gedaagden 1 en 2] wonen vanaf de oplevering in hun woningen.
2.2. De woningen behoren tot een nieuwbouwproject. Daarbinnen is een groot aantal woningen met soortgelijke positionering gebouwd. In alle gevallen is over en weer ten behoeve en ten laste van betreffende buurpercelen dezelfde erfdienstbaarheid gevestigd die - voor zover van belang - het volgende inhoudt:
"(…) wordt ten deze over en weer gevestigd en aangenomen de erfdienstbaarheid, inhoudende [van] recht van overpad over een strook grond gelegen tussen de aan de woningen gebouwde berging/garage, zulks om te voet en met aan de hand meegevoerde kleine voertuigen, met uitgeschakelde motor, te komen en te gaan van en naar de openbare weg (…)".
2.3. De woning van [gedaagden 1 en 2] is opgeleverd met een uitbouw achter de berging/garage. Achter de berging/garage [eisers]sers] is door de aannemer vrijwel direct na oplevering een uitbouw gerealiseerd. Veel woningen in het project beschikken over een zelfde uitbouw, welke eveneens ofwel voor ofwel vrijwel direct na oplevering zijn gerealiseerd.
2.4. Partijen hebben het pad tussen de bebouwing op beide percelen eerst afgesloten met een gezamenlijke poort. Na[eisers]sers] die poort heeft verwijderd, heeft [gedaagden 1 en 2] op zijn perceel een erfafscheiding geplaatst op zodanige wijze dat de tussen die erfafscheiding en de berging/garage met uitbouw [eisers]sers] resterende ruimte zeer beperkt was. Daardoor w[eisers]sers] beperkt in zijn mogelijkheden om buitenom met bijvoorbeeld een fiets of kliko de achterzijde van zijn perceel te bereiken.
2.5. Tijdens deze procedure, na een beslissing op een provisionele vordering, heeft [gedaagden 1 en 2] de erfafscheiding verplaatst waardoor voornoemde beperking is opgeheven.
3. Het geschil
in conventie
3[eisers]sers] vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair te verklaren voor recht dat [gedaagden 1 en 2] handelt in strijd met de gevestigde erfdienstbaarheid en daarmee onrechtmatig jeg[eisers]sers];
subsidiair [gedaagden 1 en 2] te verplichten zijn medewerking te verlenen aan wijziging van de erfdienstbaarheid zoals omschreven in de dagvaarding onder 23, zulks op straffe van een dwangsom;
2. primair [gedaagden 1 en 2] te veroordelen tot verwijdering van de door/namens hem op en/of tegen de erfgrens tussen de percelen van beide partijen aangebrachte erfafscheiding (schuttingdelen, palen en/of overige bevestigingsdelen en/of materialen) en tot het verwijderd houden van deze erfafscheiding dan wel enig(e) ander(e) voorwerp(en) die maken dat de totale breedte van het pad van vooraan het perceel (openbare weg) tot achteraan het perceel (poort [eisers]) smaller wordt dan 1,3 meter (2 x 0,65 meter), zulks binnen 3 dagen na de datum waarop het vonnis zal worden gewezen, dan wel de wijziging van de erfdienstbaarheid zal zijn ingeschreven, zulks op straffe van een dwangsom;
subsidiair die beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie rechtvaardig acht;
3. [gedaagden 1 en 2] te veroordelen tot betaling van € 768,00 aan buitengerechtelijke kosten;
4. [gedaagden 1 en 2] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. [gedaagden 1 en 2] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling [eisers]sers] in de kosten van de procedure.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [gedaagden 1 en 2] vordert - samengevat:[eisers]sers] te veroordelen tot het retourneren van de hardhouten deur stalen frame Java ad € 165,00 te vermeerderen met 19% BTW zoals gefactureerd bij factuur 2009091 door Tuinstunters.nl [eisers]sers], zulks op straffe van een dwangsom;[eisers]sers] te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van alle objecten, sierbestrating, tuinmeublement en beplanting en wat dies meer zij binnen een strook van 1 meter tussen beide percelen aan de zijde althans zijgevels van de betreffende panden, binnen een termijn van 5 dagen na een te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom;[eisers]sers] te veroordelen in de kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
3[eisers]sers] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4[eisers]sers] grondt zijn vorderingen op de gevestigde erfdienstbaarheid, op onrechtmatige daad en op misbruik van bevoegdheid. Hij stelt - kort weergegeven - dat het altijd de bedoeling is geweest dat de bewoners via een pad langs de woningen de achterzijde van hun perceel zouden kunnen bereiken en dat in dat kader de onder 2.2 hiervoor genoemde erfdienstbaarheden zijn gevestigd. De erfdienstbaarheid dient in de visie [eisers]sers] in overeenstemming met de bedoeling ervan te worden uitgelegd, dan wel in lijn met die bedoeling te worden aangepast.
4.2. In de visie [eisers]sers] bevond de door [gedaagden 1 en 2] achter zijn woning, na het einde van (de uitbouw van) zijn garagegevel, geplaatste schutting - voordat deze werd verplaatst - zich op een afstand van 0,65 meter van de ter plaatse nog verder naar achteren doorlopende garagegevel (overgaande in een uitbouw) [eisers]se[eisers]sers] stelt dat hij daardoor niet meer met de fiets naar zijn achtertuin/schuur kon komen. In de visie [eisers]sers] handelde [gedaagden 1 en 2] door het ter plaatse hebben van die schutting in strijd met de voor hem uit de erfdienstbaarheid voortvloeiende verplichtingen.
4.3. [gedaagden 1 en 2] voert aan dat hij de schutting op zijn eigen terrein had geplaatst, een stukje voor de erfgrens. Zijns inziens [eisers]sers] tenminste een afstand van 75 tot 80 cm om gebruik te maken van de erfdienstbaarheid. Voorts voert [gedaagden 1 en 2] aan [eisers]sers] de erfdienstbaarheid onjuist weergeeft. In de visie van [gedaagden 1 en 2] heeft de bij levering betrokken notaris klip en klaar bericht dat de erfdienstbaarheid uitsluitend betreft de strook grond gelegen tussen de garages. Het betreft in de visie van [gedaagden 1 en 2] geen erfdienstbaarheid over de volledige lengte van het perceel.
4.4. De erfdienstbaarheid betreft een recht van overpad. De strekking daarvan is dat men te voet en met aan de hand meegevoerde kleine voertuigen, met uitgeschakelde motor, moet kunnen komen en gaan van en naar de openbare weg. De evidente bedoeling van de gevestigde erfdienstbaarheden was dat de bewoners van beide woningen het langs beider bergingen/garages lopende pad zouden kunnen gebruiken om vanaf de openbare weg aan de voorzijde het erf achter hun woning te kunnen bereiken. Het pad leidt nergens anders heen. Er bevinden zich in de aan het pad grenzende gevels van de bergingen/garages geen deuren. Dit brengt mee dat het in de rede ligt dat die erfdienstbaarheid zover doorloopt als, in de situatie die kon worden voorzien toen de erfdienstbaarheid werd gevestigd, noodzakelijk was om daarvan een zinvol gebruik te kunnen maken.
4.5. De bewoordingen "strook grond, gelegen tussen de aan de woningen gebouwde berging/garage" hebben dus een iets andere betekenis dan men uit een letterlijke uitleg daarvan zou kunnen opmaken. Betreffende strook grond bevindt zich niet louter tussen de twee bergingen/garages. De berging/garage van [gedaagden 1 en 2] ligt immers dichter bij de openbare weg dan die [eisers]sers] en de laatste loopt verder door naar achteren dan de eerste. Het pad daartussen/daarlangs strekt zich derhalve verder naar voren en naar achteren uit dan [gedaagden 1 en 2] uit de uitleg van de notaris heeft menen te mogen opmaken. Ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid is er bij de formulering daarvan kennelijk geen bijzondere aandacht besteed aan het geschakeld gebouwd zijn van de woningen met garages. Echter, een uitleg van de erfdienstbaarheid waarbij wel met die realiteit rekening wordt gehouden ligt, rekening houdende met alle betrokken belangen, het meest in de rede.
4.6. [gedaagden 1 en 2] stelt terecht de vraag aan de orde of de erfdienstbaarheid zich mede uitstrekt langs het door middel van de uitbouw verlengde gedeelte van de bebouwing. De rechtbank komt alles overwegende tot het oordeel dat ook dit het geval is. In dit kader is van belang dat ter comparitie is vastgesteld dat binnen het onderhavige nieuwbouwproject dit type uitbouw gebruikelijk is. De betreffende uitbouwen zijn reeds voor of direct na de oplevering gerealiseerd. Ook ten aanzien van deze binnen dit nieuwbouwproject gebruikelijke uitbouwen, die aansluitend op beide bergingen/garages zijn gerealiseerd, geldt dat de bewoners van beide woningen gebruik moeten kunnen maken van het langs de bergingen/garages met aansluitende uitbouw lopende pad teneinde van de achterzijde van hun woning "te voet en met aan de hand meegevoerde kleine voertuigen, met uitgeschakelde motor, te komen en te gaan van en naar de openbare weg". De bewoordingen van de erfdienstbaarheid dienen ook ten aanzien van dit aspect te worden uitgelegd in overeenstemming met de kenbare strekking van het recht dat men beoogde te vestigen en met de redelijkheid en billijkheid die alle rechtsverhoudingen beheersen.
4.7. Indien de erfdienstbaarheid anders zou worden uitgelegd dan naar de kenbare strekking daarvan en in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid, zou het ongerijmde resultaat zijn dat het voor de bewoners van beide percelen niet goed mogelijk zou zijn het pad langs de muur van hun berging/garage met uitbouw en langs de berging/garage met uitbouw van de buren te gebruiken. Immers indien op bepaalde plekken over de totale lengte van de gevels - zoals ter hoogte van de uitbouwen en daar waar de bergingen/garages niet aan elkaar grenzen - de erfdienstbaarheid niet zou zijn gevestigd, zou op die plaatsen slechts een strook met een breedte van 65 cm eigen grond grenzend aan de eigen bebouwing resteren om gebruik van te maken. Het probleem dat zich v[eisers]sers] aan de achterzijde zou voordoen (waar de berging/garage en de uitbouw grenzen aan de achtertuin van de buren) zou zich in juridische zin voor [gedaagden 1 en 2] voordoen aan de voorzijde (waar de eigen berging/garage grenst aan de voortuin van de buren) en langs een stukje aan de achterzijde (waar zich de uitbouw achter de eigen berging/garage bevindt). Daarmee zou het voor beide buren lastig, zo niet onmogelijk worden, om met een fiets of kliko buitenom de achterzijde van het eigen perceel te bereiken. Kortom, een voor alle betrokkenen ongewenst resultaat.
4.8. Het moge zo zijn dat [gedaagden 1 en 2] de schutting op zijn eigen terrein had geplaatst, maar door plaatsing en handhaving van die schutting handelde [gedaagden 1 en 2] in strijd met de voor hem uit de erfdienstbaarheid voortvloeiende verplichtingen. Uit de overgelegde foto's, ook de door [gedaagden 1 en 2] overgelegde foto's, blijkt dat de resterende ruimte tussen de berging/garagegevel [eisers]sers] en de schutting dermate gering was dat men daar niet op comfortabele wijze kon lopen "met aan de hand meegevoerde kleine voertuigen, met uitgeschakelde motor".
4.9. Bij het vonnis in het incident van 4 juli 2012 heeft de rechtbank de provisionele vordering [eisers]sers] toegewezen in zoverre dat [gedaagden 1 en 2] is veroordeeld voor de duur van het geding, tot het verwijderen en verwijderd houden van de door/namens hem op en/of tegen de erfgrens tussen de percelen van beide partijen aangebrachte erfafscheiding en van ieder voorwerp dat maakt dat de totale breedte van het pad van vooraan het perceel (openbare weg) tot achteraan het perceel (poort [eisers]) smaller wordt dan 1 meter. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagden 1 en 2] aan die veroordeling heeft voldaan. Ter comparitie van partijen van 19 november 2012 he[eisers]sers] verklaard tevreden te zijn met de situatie zoals die nu is en - anders dan bij dagvaarding gevorderd - niet meer na te streven dat die doorgang 1.30 meter breed wordt. De rechtbank acht een breedte van 1 meter ook voldoende voor uitoefening van het recht van overpad.
4.10. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de rechtbank de vordering sub 2 in conventie zal toewijzen zoals hierna geformuleerd. Bij toewijzing van de vordering sub 1 he[eisers]sers] geen zelfstandig belang. Die vordering zal derhalve worden afgewezen. In confesso is dat [gedaagden 1 en 2] nadat het vonnis in het incident is gewezen de met de erfdienstbaarheid strijdige toestand ongedaan heeft gemaakt door de erfafscheiding alsnog op een correcte afstand van de muur van de woning (garage/uitbouw) [eisers]sers] te plaatsen. Nu de situatie slechts dient te blijven zoals die is, ziet de rechtbank geen aanleiding om een dwangsom op te leggen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat [gedaagden 1 en 2] dit vonnis niet zal naleven.
4.11. Tegen Rabobank c.s. zijn geen vorderingen gericht. Nu zij ook niet in de procedure is verschenen, kan met die constatering worden volstaan.
in conventie en in het incident
4.12. De vordering om [gedaagden 1 en 2] te veroordelen in d[eisers]sers] gemaakte buitengerechtelijke kosten zal de rechtbank afwijzen. Voorts zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Hetzelfde geldt voor de proceskosten die zijn gemaakt in het incident. Ter toelichting op deze beslissingen overweegt de rechtbank als volgt.
4.13. Er is in conventie en in het incident geen sprake van een volledig in het gelijk gestelde partij. Partijen zijn over en weer deels in het ongelijk gesteld. Weliswaar wordt de vordering sub 2 [eisers]sers] in aangepaste vorm toegewezen, m[eisers]sers] kan geen aanspraak maken op een recht van overpad van een breedte als door hem bij dagvaarding gepretendeerd. Daar komt bij dat de oorzaak van de gerezen problemen met betrekking tot de uitleg van de erfdienstbaarheid is gelegen in de niet voldoende op de bestaande situatie toegesneden tekst daarvan, welke uitleg naar de strekking noodzakelijk heeft gemaakt. Die onduidelijkheid komt voor risico van beide partijen. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat het ontstaan zijn van dit kennelijk niet buiten rechte oplosbare probleem tussen deze buren mede is te wijten aan het handelen [eisers]sers] met betrekking tot de in april 2011 na overleg geplaatste gezamenlijke poort [eisers]sers], weliswaar na aankondiging vooraf, op enig moment eigenmachtig heeft verwijderd omdat die poort in zijn beleving een situatie in het leven had geroepen die deed vermoeden dat de poort slechts toegang gaf tot het perceel van [gedaagden 1 en 2] en niet tevens tot zijn perceel (zie dagvaarding onder 7, 8 en 9). Wat daar ook van zij, begrijpelijk is dat het toenmalige optreden [eisers]sers] bij [gedaagden 1 en 2] tot ergernis heeft geleid en mede een verklaring vormt voor de escalatie van de verhouding die er kennelijk toe heeft geleid dat geschilpunten van relatief geringe betekenis die buren gezamenlijk behoren te kunnen oplossen thans aan de rechtbank voorgelegd dienden te worden.
in reconventie
4.14. De vordering sub 1[eisers]sers] op straffe van een dwangsom te veroordelen tot "het retourneren van de hardhouten deur stalen frame Java" is niet toewijsbaar. De vordering is reeds niet toewijsbaar nu niet aannemelijk is [eisers]sers] over de door [gedaagden 1 en 2] bedoelde deur kan beschikken. Een veroordeling tot afgifte op straffe van een dwangsom kan dan niet worden uitgesproken. Het ligt uiteraard ook niet in de rede om - zoals door [gedaagden 1 en 2] gevorderd - een dwangsom van € 1.000,00 per dag op te leggen met betrekking tot een af te geven deur die ooit € 165,00 exclusief BTW zou hebben gekost.
4.15. Ter comparitie is met betrekking tot dit geschilpunt aan de orde gekomen [eisers]sers] de gezamenlijke poort [eisers]sers] in 2011 had verwijderd inmiddels aan [gedaagden 1 en 2] heeft afgegeven. [gedaagden 1 en 2] maakte echter (ook) aanspraak op een deur die in het verleden d[eisers]sers] ten behoeve van hem was gekocht en die in de visie van [gedaagden 1 en 2] nog steeds [eisers]sers] was opgeslagen. Om[eisers]sers] niet (meer) over die deur beschikte, heeft hij [gedaagden 1 en 2] aangeboden om een bij hem geplaatste zelfde of vergelijkbare deur met stalen frame aan [gedaagden 1 en 2] ter beschikking te stellen. Dat aanbod heeft [gedaagden 1 en 2] vervolgens afgeslagen omdat hij het niet gepast vond om de buren hun eigen poort eruit te laten halen om die aan hem ter beschikking te stellen. In deze situatie ligt het in de rede dat [gedaagden 1 en 2] hierin thans berust.
4.16. Ter comparitie is tevens gesproken over twee hardhouten schuttingdelen welke per stuk € 113,00 exclusief BTW zouden hebben gekost. Omstreeks drie jaar geleden zouden door een aantal buurtbewoners gezamenlijk hardhouten schuttingdelen (en deuren) zijn aangeschaft. Deze werden [eisers]sers] afgeleverd en vervolgens over de betrokkenen verdeeld. Twee schuttingdelen die door [gedaagden 1 en 2][eisers]sers] gezamenlijk waren aangeschaft bleven echter in de tuin [eisers]sers] opgeslagen staan in afwachting van de plaatsing van de schutting door [gedaagden 1 en 2] Die plaatsing werd gecompliceerd - en vertraagd - door het geschil over het recht van overpad en daarmee het ontbreken van overeenstemming over de plaats waar de schutting zou dienen te worden geplaat[eisers]sers] heeft ter zitting verklaard dat hij die schuttingdelen niet eindeloos in zijn tuin wilde laten staan en ze ook niet gratis aan [gedaagden 1 en 2] ter beschikking wilde stellen. Uiteindelijk he[eisers]sers] volgens zijn verklaring - kennelijk zonder nader overleg met [gedaagden 1 en 2] - die schuttingdelen weggegooid. Naar het oordeel van de rechtbank he[eisers]sers] daarmee jegens [gedaagden 1 en 2] niet correct gehandeld. Dienaangaande ligt echter geen vordering ter beoordeling aan de rechtbank voor.
4.17. De vordering sub 2 van [gedaagden 1 en 2][eisers]sers] te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van alle objecten, sierbestrating, tuinmeublement en beplanting en wat dies meer zij binnen een strook van 1 meter tussen beide percelen aan de zijde althans zijgevels van de betreffende panden, zal worden afgewezen. Uit de overgelegde foto's en de toelichtingen ter zitting begrijpt de rechtbank dat het hier gaat om planten en dergelijke die zich bevinden voor de woning [eisers]sers] Uit de overgelegde foto's blijkt echter dat gemeten vanaf de muur op het perceel van [gedaagden 1 en 2] nog een meter of meer ruimte beschikbaar is. Dat is voldoende voor de uitoefening van het recht van overpad. Opmerking verdient echter dat de situatie inderdaad niet met de erfdienstbaarheid in overeenstemming zou zijn indien deze zou dienen te worden uitgelegd zoals d[eisers]sers] bij dagvaarding gesteld. Dan zou het recht van overpad immers uitgeoefend moeten kunnen worden over een breedte van 130 cm, in dat geval uiteraard ook zowel d[eisers]sers] als spiegelbeeldig door [gedaagden 1 en 2]. In die zin is het begrijpelijk dat [gedaagden 1 en 2] deze tegenvordering in reconventie heeft ingesteld.
4.18. De conventie en de reconventie hangen dermate met elkaar samen dat de rechtbank aanleiding vindt om ook in reconventie - ook al worden de vorderingen afgewezen - de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten dient te dragen.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. gebiedt [gedaagden 1 en 2] tot het verwijderd houden van de door/namens hem op en/of tegen de erfgrens tussen de percelen van beide partijen aangebrachte erfafscheiding (schuttingdelen, palen en/of overige bevestigingsdelen en/of materialen) en deze erfafscheiding dan wel enig(e) ander(e) voorwerp(en) die maken dat de totale breedte van het pad van vooraan het perceel op de plaats waar de bebouwing op het perceel [eisers]sers] begint tot achteraan het perceel omstreeks 1,0 meter voorbij de plaats waar die bebouwing eindigt (plaats poort [eisers]) smaller wordt dan 1,0 meter,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident
5.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.?
[1729/2148]