ECLI:NL:RBROT:2012:BZ2697
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurder gedoogt renovatiewerkzaamheden door verhuurder op basis van artikel 7:220 BW
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, eiseres, heeft de huurder, gedaagde, verzocht om medewerking te verlenen aan renovatiewerkzaamheden aan de woning die hij huurt. De huurovereenkomst is gebaseerd op algemene voorwaarden die van toepassing zijn sinds 1 januari 1986. De huurder heeft echter geweigerd om de werkzaamheden te gedogen, ondanks dat 80% van de andere huurders in de wijk met de plannen heeft ingestemd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurder op de hoogte was van zijn recht om binnen acht weken een procedure te starten om de redelijkheid van het voorstel van de verhuurder te toetsen, maar hij heeft hier geen gebruik van gemaakt. De rechter heeft geoordeeld dat de verhuurder een spoedeisend belang heeft bij de uitvoering van de werkzaamheden, die gepland stonden voor week 46 en 47 van 2012. De werkzaamheden zijn gekwalificeerd als onderhoud en renovatie, waarbij de rechter heeft vastgesteld dat de huurder op basis van artikel 7:220 BW verplicht is om de renovatiewerkzaamheden te gedogen.
De rechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de verhuurder in een bodemprocedure niet kansrijk zou zijn, maar dat de huurder wel verplicht is om medewerking te verlenen aan de werkzaamheden aan de buitenzijde van de woning. De vordering tot ontruiming is afgewezen, omdat de huurder geen belang had bij de gevorderde ontruiming. De huurder is veroordeeld in de proceskosten, en de uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.