ECLI:NL:RBROT:2012:BZ8873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
1379265
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens aantreffen hennepplanten in de tuin

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de ontbinding van een huurovereenkomst. De verhuurder, aangeduid als [eiseres], vorderde ontbinding van de huurovereenkomst omdat in de tuin van het gehuurde pand dertien hennepplanten waren aangetroffen. De huurder, aangeduid als [gedaagde], betwistte de vordering en stelde dat de hennepplanten bestemd waren voor eigen gebruik en dat hij niet in strijd had gehandeld met de huurvoorwaarden, aangezien het verbod enkel betrekking had op het kweken in de woning zelf.

De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van hennepplanten in de tuin weliswaar in strijd was met de huurvoorwaarden, maar dat de tekortkoming van [gedaagde] niet voldoende ernstig was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter overwoog dat er geen bewijs was dat [gedaagde] de hennepplanten bedrijfsmatig kweekte en dat de risico's voor de verhuurder en de omgeving verwaarloosbaar klein waren. Bovendien had [gedaagde] al jarenlang zonder overlast in het gehuurde gewoond en had hij verklaard geen nieuwe hennepplanten te zullen houden.

De rechtbank wees de vordering van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Dit vonnis benadrukt het belang van de omstandigheden van de huurder en de aard van de tekortkoming in huurrelaties, waarbij niet elke overtreding van de huurvoorwaarden automatisch leidt tot ontbinding van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 30 augustus 2012,
gemachtigde: mr. T.A. Vermeulen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.A. Ellenbroek.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
- het exploot van dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 9 oktober 2012 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 1 november 2012.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze door de ene partij zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en door de andere partij niet of onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden.
1. Tussen partijen is op 16 september 2004 een huurovereenkomst tot stand gekomen ten behoeve van een woning te [plaats] aan [adres] (hierna: het gehuurde).
2. In art. 7 van de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden Zelfstandige Woonruimte van [eiseres] d.d. 1 januari 2004 (hierna: de algemene huurvoorwaarden) van toepassing verklaard, waarin in art. 8.6 onder meer het volgende is bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.”
3. In het Informatie Formulier WOONOVERLAST / ASPIRANT HUURDER van het Real Time Intelligence Center BO Rotterdam Rijnmond, met datum bevraging 31 juli 2012 terzake het gehuurde bij overlast meldingen onder meer het volgende vermeld:
”woensdag 25 juli 2012 te 11:30 uur
N.a.v. een mma-melding naar een pand gegaan, waarbij gezien werd dat in de tuin van de woning, aan [adres] eveneens hennepplanten in de tuin staan. In de woning bleek niemand aanwezig. In Totaal werden er in de tuin van [adres], 13 moederplanten en 4 stekken aangetroffen.”
3. De stellingen van partijen
3.1 [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden en, onder afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan haar eis – verkort weergegeven en voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Het is [gedaagde] op grond van de algemene huurvoorwaarden niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Op of omstreeks 25 juli 2012 zijn door de politie Rijmond in de tuin van het gehuurde dertien hennepplanten en vier stekken aangetroffen. De tuin maakt deel uit van het gehuurde, zodat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de algemene huurvoorwaarden en tekort is geschoten in de nakoming van de uit hoofde van de huurovereenkomst op hem rustende verplichtingen. Bovendien heeft [gedaagde] zich met het kweken van hennep niet gedragen als een goed huurder in de zin van art. 7:213 BW. De onderhavige overeenkomst kan dan ook worden ontbonden.
3.3 [gedaagde] heeft de vordering betwist en tegen de eis – verkort weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. De in de tuin aanwezige hennepplanten zijn bestemd voor eigen gebruik. Er waren vijf levende en vier dode hennepplanten aanwezig, zodat de gedooggrens niet is overschreden. Er is niet in strijd gehandeld met de algemene huurvoorwaarden, nu het weliswaar verboden is in de woning hennep te kweken of activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld, maar niet bij het gehuurde of in de tuin. Het verbod in het gehuurde heeft hoogstwaarschijnlijk betrekking op de gevaren van brand door kortsluiting of oververhitting en wateroverlast door lekkages. Van dergelijke risico’s is nimmer sprake geweest. [gedaagde] heeft ook geen activiteiten verricht die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld, nu hij slechts vijf levende planten in de tuin had staan. Voorts betwist [gedaagde] zich als een niet goed huurder te hebben gedragen. De omstandigheden waaronder het Gerechtshof Amsterdam (30 augustus 2011, Prg 2011,298) heeft beslist dat daarvan sprake kan, zijn niet vergelijkbaar aan de onderhavige omstandigheden. Er is geen sprake van een tekortkoming en voor zover geoordeeld zou worden dat daarvan wel sprake zou zijn rechtvaardigt deze de ontbinding van de huurovereenkomst niet.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Op grond van art. 8.6 van de onbetwist overeengekomen algemene huurvoorwaarden is het [gedaagde] niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. In de huurovereenkomst is opgenomen dat onder “het gehuurde” moet worden verstaan “de woning inclusief onroerende aanhorigheden en inclusief het medegebruik van de om het complex eventueel gelegen groenstroken, en tuinen die als onroerende aanhorigheden zijn te beschouwen en het medegebruik van eventueel gemeenschappelijke ruimte.” Nu de tuin daarmee deel uitmaakt van het gehuurde heeft [gedaagde] met de aanwezigheid van een of meer hennepplanten in strijd gehandeld met de tussen partijen bestaande overeenkomst. [eiseres] heeft betwist dat het zou gaan om vijf (levende) hennepplanten en stelt dat in de tuin dertien moederplanten en vier stekken zijn aangetroffen. Wat er ook zij van het aantal hennepplanten, nu reeds met de enkele aanwezigheid van één hennepplant de algemene huurvoorwaarden zijn overtreden, is het aantal aangetroffen planten in dezen niet relevant. Voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de correcte nakoming van de huurovereenkomst.
4.2 In beginsel geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van zijn of haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Beoordeeld dient te worden of, zoals [gedaagde] stelt, van een van deze twee uitzonderingen sprake is.
4.3 Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst in het onderhavige geval niet. [gedaagde] heeft met de aanwezigheid van hennepplanten in de tuin weliswaar in strijd gehandeld met hetgeen partijen in het kader van de huurovereenkomst zijn overeengekomen, maar hij heeft onweersproken gesteld dat de aanwezige planten slechts dienden voor eigen gebruik. Dat op enig moment sprake is geweest van het bedrijfsmatig kweken van hennep is gesteld noch gebleken. De kantonrechter erkent het belang van [eiseres] tot het voeren van een herkenbaar en consequent beleid ten aanzien van hennep, maar dit ziet naar het oordeel van de kantonrechter in de kern op het voorkomen van (potentiële) overlast en veiligheidsrisico’s voor (omwonende) huurders en de staat van de woning. Van deze (potentiële) risico’s is in het onderhavige geval echter niet gebleken. De hennepplanten zijn enkel in de tuin aangetroffen en niet in een van de binnenruimten van het gehuurde. [gedaagde] heeft ook geen gebruik gemaakt van groeiversnellende hulpmiddelen, zoals kunstmatige lichtvoorzieningen en dergelijke, zodat de normaliter met de kweek van hennep samenhangende problemen en risico’s van brand, (stank-) overlast voor omwonenden en verloedering van de buurt, waarvan evenmin is gebleken, verwaarloosbaar klein moeten worden geacht. In aanmerking wordt voorts genomen het belang van [gedaagde] om in het gehuurde, waar hij al jaren onbetwist zonder overlast te veroorzaken en zonder betalingsachterstanden woont, te kunnen blijven wonen. Dit belang is des te groter nu hij in het kader van een procedure ex art. 1:212 BW dient te beschikken over een woonruimte waar hij zijn zoon kan laten inwonen c.q. verblijven.
4.4 Gelet op de, in het licht van de onderhavige omstandigheden, (relatief) geringe omvang van de tekortkoming tegenover het evidente belang van [gedaagde] en het feit dat [gedaagde] expliciet heeft verklaard geen nieuwe hennepplanten te zullen houden, acht de kantonrechter de sanctie van ontruiming te zwaar en ziet zij onvoldoende rechtvaardiging voor de gevorderde ontbinding. Deze zal derhalve worden afgewezen.
4.5 [eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter,
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Japenga en uitgesproken ter openbare terechtzitting.