zaaknummers: AWB 12/4732 en AWB 12/4757
Heropeningsbeslissing tevens tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2012 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. A B.V. (A), te [vestigingsplaats];
2. het bestuur van A (het bestuur);
3. de algemene vergadering van aandeelhouders (de AvA),
verzoeksters,
gemachtigde: mr. G.P. Roth,
De Nederlandsche Bank N.V. (DNB), verweerster,
gemachtigde: mr. C.M. Bitter en mr. F.E. de Bruijn.
Bij besluit van 30 oktober 2012, zoals gewijzigd met het besluit van 31 oktober 2012 (tezamen besluit I), heeft DNB besloten over te gaan tot het uitvaardigen van een spoedwaarschuwing als bedoeld in artikel 1:96, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
Tegen besluit I is door A bezwaar gemaakt en voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 31 oktober 2012 (AWB 12/4683) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van besluit 1 afgewezen.
Bij brief van 1 november 2012 heeft A de voorzieningenrechter verzocht besluit 1 alsnog te schorsen, opdat de publicatie van de website van DNB, die later heeft plaatsgevonden dan was aangekondigd, wordt verwijderd en wordt voorkomen dat DNB alsnog persberichten zal versturen.
Bij besluit van 2 november 2012 (besluit 2) heeft DNB besloten op grond van artikel 1:76 van de Wft een curator te benoemen ten aanzien van het bestuur en de AvA.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bezwaar gemaakt. Voorts hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, die – zo begrijpt de voorzieningenrechter – strekt tot schorsing van besluit 2.
Een gemachtigde van DNB heeft bij begeleidende brief bij besluit 2 meegedeeld dat DNB geen uitvoering zal geven aan besluit 2 totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek, waarbij zij het ervoor houdt dat de voorzieningenrechter zo spoedig mogelijk na de zitting op 5 november 2012 uitspraak zal doen.
Het onderzoek ter zitting heeft – achter gesloten deuren – plaatsgevonden op 5 november 2012. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde(n). Voorts zijn onder meer verschenen mr. M.R. Hosseman, kantoorgenoot van mr. Roth, B en C, bestuurders van A, D, lid van de raad van commissarissen van A, en mr. J.R. Carpentier, werkzaam bij DNB.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het onderzoek wordt derhalve heropend.
1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.
2. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting en de stukken stelt de voorzieningenrechter vast dat hij met betrekking tot besluit 2 thans niet in staat is om tot een (weloverwogen) oordeel te komen, omdat met uitzondering van besluit 2, de op die zaak betrekking hebben stukken ontbreken. Zo ontbreekt enige onderbouwing van de financiële situatie die in besluit 2 wordt geschetst van A en aan haar gelieerde ondernemingen. Voorts ontbreken verslagen van de hoorzittingen die bij DNB hebben plaatsgevonden in de aanloop naar besluit 2 (en besluit 1). Ten slotte heeft DNB verzuimd de schriftelijke zienswijze van de Stichting Autoriteit Financiële Markten over te leggen. Gelet op artikel 8:41 in verbinding met artikel 8:83, eerste lid, van de Awb had het op de weg van DNB gelegen die stukken voor (of uiterlijk tijdens) de zitting in te dienen. Voorts ligt het op de weg van DNB besluit 2 op de voet van artikel 3:46 en 3:47 van de Awb, zo nodig nader te onderbouwen.
3. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om DNB bij tussenuitspraak alsnog in de gelegenheid te stellen binnen vijf werkdagen na verzending van deze uitspraak de op de zaak betrekking hebben stukken in te dienen en – voor zover nodig – de financiële gevolgtrekkingen in besluit 2 nader te onderbouwen en een afschrift daarvan aan de gemachtigde van verzoeksters te sturen. Hij ziet voorts aanleiding om vooralsnog besluit 2 te schorsen. Nadat DNB de verzochte stukken heeft ingediend zullen verzoeksters in de gelegenheid worden gesteld (schriftelijk) daarop te reageren, waarna de voorzieningenrechter einduitspraak zal doen.
4. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om enige voorziening te treffen ten aanzien van besluit 1.
De voorzieningenrechter:
- heropent het onderzoek;
- schorst vooralsnog besluit 2 in afwachting van een einduitspraak;
- stelt DNB in de gelegenheid nadere stukken in te dienen en een eventuele nadere onderbouwing van besluit 2 te geven;
- houdt verder ieder beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2012.
griffier voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift per faxbericht verzonden aan partijen op 5 november 2012 omstreeks 15:00 uur.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.