In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, heeft de stichting Rivas Zorggroep (hierna: Rivas) een vordering ingesteld tegen Rengenerus Beheer B.V. (hierna: Beheer) op grond van bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad. Rivas stelt dat Beheer aansprakelijk is voor schade die zij heeft geleden als gevolg van een risicovolle groepsstructuur en het nalaten van waarschuwingen door Beheer. De rechtbank heeft op 18 december 2013 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin Rivas haar vorderingen onvoldoende onderbouwd achtte.
De rechtbank overweegt dat Rivas in haar stellingen niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De primaire vordering van Rivas, die gebaseerd was op bestuurdersaansprakelijkheid, werd afgewezen omdat Beheer niet als bestuurder van Consultancy kan worden aangemerkt. Subsidiair werd de vordering op grond van artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 3:45 BW ook afgewezen, omdat Rivas niet kon aantonen dat Beheer onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast bij Rivas ligt en dat zij niet heeft voldaan aan de vereisten om haar claims te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat er geen voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt aan Beheer voor het onbetaald en onverhaald blijven van de vordering van Rivas op Consultancy. De meer subsidiaire vordering, die ook betrekking had op onrechtmatig handelen van Beheer, werd eveneens afgewezen. Rivas werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Beheer zijn begroot op € 5.575,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I. Bouter.