In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de vraag centraal of de bestuurders en vereffenaars van de vennootschap Afrimex onrechtmatig hebben gehandeld door de vennootschap te ontbinden wegens gebrek aan baten, ook wel turbo-liquidatie genoemd. De eiseres, Cycas International Ltd., had vorderingen op Afrimex en stelde dat de gedaagden, als bestuurders en vereffenaars, hun wettelijke verplichtingen niet zijn nagekomen. De rechtbank onderzocht of er causaal verband bestond tussen het handelen van de gedaagden en de schade die Cycas zou hebben geleden.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagden in hun hoedanigheid van vereffenaars onrechtmatig hebben gehandeld door geen rekening en verantwoording af te leggen bij de ontbinding van Afrimex. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de schade van Cycas het gevolg was van dit onrechtmatig handelen. De rechtbank stelde vast dat het niet zeker was of de vordering van Cycas zou zijn voldaan indien Afrimex op een correcte wijze was vereffend. Dit leidde tot de afwijzing van de vordering van Cycas.
De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis voor zover dit betrekking had op de gedaagden en wees de vorderingen van Cycas tegen hen af. De rechtbank bekrachtigde echter het verstekvonnis ten aanzien van een derde gedaagde, [X]. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, met uitzondering van bepaalde kosten die voor rekening van de gedaagden kwamen.