In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2013, betreft het een incidentele vordering tot rekening en verantwoording in het kader van een nalatenschapskwestie. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Veken, vordert van gedaagde sub 1, die in de hoofdzaak gedaagde is, om rekening en verantwoording af te leggen over financiële transacties met betrekking tot de nalatenschap van hun overleden moeder. De moeder was gehuwd in gemeenschap van goederen en had een testament opgesteld waarin zij alle goederen aan haar echtgenoot toebedeelde, met de verplichting om aan de overige erfgenamen hun erfdeel te betalen. Eiser heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard, terwijl gedaagde sub 1 deze zuiver heeft aanvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 sinds 2002 het beheer voerde over de financiële zaken van de moeder en dat zij derhalve rekening en verantwoording verschuldigd is aan de erfgenamen.
De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen, waarbij gedaagde sub 1 verplicht werd om bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak rekening en verantwoording af te leggen. Tevens werd bepaald dat gedaagde sub 1 bankafschriften over een bepaalde periode diende over te leggen. De rechtbank heeft de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Fiege en is openbaar gemaakt op 18 december 2013.