In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incassogeschil tussen de besloten vennootschap Eurofintus Financieringen B.V. en de gedaagde. De gedaagde heeft op 19 april 2010 een kredietovereenkomst gesloten met Eurofintus, waarbij een krediet van maximaal € 27.455 werd verleend. De gedaagde was verplicht om maandelijkse betalingen te verrichten, maar is in 2012 in gebreke gebleven. Eurofintus heeft de gedaagde in gebreke gesteld en het openstaande bedrag van € 29.557,48 opgeëist, vermeerderd met rente en proceskosten.
De procedure begon met een dagvaarding op 8 oktober 2012, gevolgd door een conclusie van antwoord en een vonnis van de kantonrechter op 30 november 2012. De gedaagde heeft geen advocaat gesteld na de verwijzing van de zaak naar de sector civiel recht en is ook niet verschenen op de comparitie van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks zijn verzoek om verstek te verlenen wegens onvoldoende financiële middelen, geacht wordt te zijn verschenen, omdat hij voorafgaand aan de verwijzing in persoon aanwezig was.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde meer dan twee maanden achterstallig is in de betaling van de vervallen termijnbedragen en dat hij niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. De rechtbank heeft de vordering van Eurofintus tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente, toegewezen. De gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 3.091,64. Het vonnis is uitgesproken op 11 december 2013 en is uitvoerbaar bij voorraad.