ECLI:NL:RBROT:2013:10711
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de spoedsluiting van een horeca-inrichting na een geweldsincident
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een horeca-inrichting, die per direct voor twee weken was gesloten na een ernstig geweldsincident. De burgemeester van Rotterdam had op 15 december 2013 besloten om de horeca-inrichting, waar een vechtpartij had plaatsgevonden en waarbij met een vuurwapen was geschoten, te sluiten. De verzoeker, eigenaar van het café, betwistte de noodzaak van de volledige sluiting voor twee weken en voerde aan dat zijn goede reputatie en het belang van de kerstperiode zwaarder zouden moeten wegen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid de sluiting voor twee weken had kunnen bevelen. De rechter stelde vast dat de standaardtermijn van twee weken voor een spoedsluiting niet kennelijk onredelijk was, gezien de noodzaak om de openbare orde en veiligheid te herstellen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het niet realistisch was om alle individuele omstandigheden van het geval te onderzoeken binnen deze termijn. De rechter vond het ook niet onaanvaardbaar dat de term 'maximaal' in de Horecanota geen betekenis had in het kader van spoedsluitingen.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat het belang van de burgemeester om de openbare orde te herstellen zwaarder woog dan het financiële belang van de verzoeker. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Schoneveld, in aanwezigheid van griffier J. van Mazijk, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.