ECLI:NL:RBROT:2013:10730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
C/10/390969 / HA ZA 11-2099
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor schade door klapband tijdens transport

In deze zaak vorderde Mammoet Ferry Transport B.V. schadevergoeding van de gedaagde vervoerder, die aansprakelijk werd gesteld voor schade aan goederen tijdens een transport van Rotterdam naar het Verenigd Koninkrijk. De schade was ontstaan door een klapband aan de trekker van de vrachtwagen, waardoor de combinatie van de weg raakte en de lading beschadigd raakte. Mammoet stelde dat de gedaagde zijn verplichtingen op grond van artikel 17 lid 1 van het CMR-verdrag had geschonden, omdat de goederen niet in goede staat waren afgeleverd. De gedaagde voerde aan dat de klapband een onvoorzienbare omstandigheid was, waardoor hij op grond van artikel 17 lid 2 CMR niet aansprakelijk was voor de schade. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de schade te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade aan de goederen, die was vastgesteld op een bedrag van € 279.652,16, en dat de schadevergoeding beperkt was tot een bedrag van 8,33 SDR per beschadigde kilogram brutogewicht. De rechtbank wees de vordering van Mammoet toe, inclusief de wettelijke CMR-rente vanaf de datum van aansprakelijkstelling. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/390969 / HA ZA 11-2099
Vonnis van 11 december 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMMOET FERRY TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. B.S. Janssen,
tegen
[gedaagde], handelende onder de naam [handelsnaam gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: voorheen mr. R.W.J.M. te Pas, thans niet vertegenwoordigd.
Partijen zullen hierna Mammoet en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 november 2012, en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 maart 2013.
1.2.
Deze zaak is gevoegd (geweest) met de zaak met zaaknummer / rolnummer 388355 / HA ZA 11-1990. Laatstgenoemde zaak is op 6 november 2013 op eenstemmig verzoek van partijen doorgehaald.
1.3.
Ten slotte is in deze zaak vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1.
Op of omstreeks 1 september 2010 heeft Mammoet aan [gedaagde] opdracht gegeven tot het vervoer over de weg van een groupage zending, bestaande uit 16 pallets met producten als aminozuren (van Ajinomoto Omnichem N.V.) en 20 pallets met producten als siliconen ([X]), met een gewicht van circa 23.500 kilogram van Rotterdam Europoort naar Preston Brook, Verenigd Koninkrijk.
2.2.
[gedaagde] heeft deze opdracht aangenomen en uitgevoerd. Voor het transport is door [gedaagde] een CMR-vrachtbrief afgegeven gedateerd 1 september 2010. [gedaagde] heeft voornoemd goederen, geladen in een oplegger van Mammoet, in goede staat in Rotterdam Europoort in ontvangst genomen.
2.3.
Op 2 september 2010 is de trekker-/opleggercombinatie in het Verenigd Koninkrijk op de snelweg M6 van de weg afgeraakt en in een diepe greppel beland. Het grootste deel van de lading werd uit de oplegger geslingerd. De combinatie kwam uiteindelijk op zijn kop/zij terecht. De goederen, en ook de oplegger, zijn zwaar beschadigd.
2.4.
Bij brieven van 2 september 2010 en 18 mei 2011 hebben Mammoet respectievelijk [Y], namens Mammoet, [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade.

3.De vordering

3.1.
Mammoet vordert – verkort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan Mammoet te betalen een bedrag van € 289.866,00, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 2 september 2010, althans de dag van dagvaarding, almede de buitengerechtelijke incassokosten groot € 4.165, en de proceskosten inclusief de nakosten, en rente over de proceskosten.
Mammoet stelt daartoe – samengevat – het volgende.
3.2.
[gedaagde] heeft haar verplichting geschonden om de goederen in goede staat en compleet af te leveren, zoals vereist door artikel 17 lid 1 van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg van 19 mei 1956 (hierna: CMR). De naar verluidt- aan het linkervoorwiel van de truck van [gedaagde] ontstane klapband dient als een gebrek aan het voertuig te worden beschouwd, waarvoor [gedaagde] als vervoerder een risicoaansprakelijkheid draagt op grond van artikel 17 lid 3 CMR. [gedaagde] is dus volledig aansprakelijk jegens Mammoet, die als afzender vorderingsgerechtigd is.
3.3.
De schade die [gedaagde] op grond van artikel 25 en 23 CMR moet vergoeden is als volgt opgebouwd:
- De schade aan de goederen, zoals vastgesteld door de expert van Mammoet in overleg met de experts van de belanghebbenden bij de goederen, bedraagt € 251.572,68;
- De schade aan de trailer van Mammoet bedraagt € 16.108,45;
- Mammoet heeft bergingskosten moeten betalen (omgerekend) groot € 10.063,03;
- Er zijn kosten gemaakt voor retourtransport van de goederen naar [X] in Duitsland groot € 1.497,00;
- Voor vernietiging van goederen van Ajinomoto zijn kosten gemaakt groot € 3.405,00.
3.4.
[gedaagde] is op grond van artikel 27 lid 1 CMR over deze bedragen 5% CMR-rente per jaar verschuldigd, vanaf 2 september 2010, de dag van de aansprakelijkstelling van [gedaagde] door Mammoet.
3.5.
De expertisekosten van [Y] bedragen € 7.219,84 en dienen volgens heersende jurisprudentie voor rekening van [gedaagde] als CMR-vervoerder te komen.
3.6.
Mammoet vordert ten slotte vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, voor het onderzoek van de zaak, het vergaren van de benodigde informatie en het geven van advies. Deze worden conform het Rapport Voorwerk II beperkt tot € 4.165,00.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Mammoet, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, met de bepaling dat indien deze proceskosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, vanaf de veertiende dag daarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
[gedaagde] stelt daartoe – kort gezegd – het volgende.
4.2.
Erkend wordt dat het ongeval is ontstaan door een klapband aan de linker voorzijde van de DAF-truck van [gedaagde]. Het optreden van deze klapband moet echter worden aangemerkt als een omstandigheid die [gedaagde] niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen, zodat hij ingevolge artikel 17 lid 2 CMR van aansprakelijkheid voor het verlies van de lading is ontheven. Het optreden van de klapband was een abnormale onvoorzienbare omstandigheid die niet is terug te voeren op handelen van [gedaagde] of op gebreken van diens voertuig. De banden waren nieuw en in goede technische staat, immers hun profiel, bandenspanning en uitlijning waren recent na controle nog in orde bevonden. Het voertuig was ook niet te zwaar beladen en de toegestane snelheid is niet overtreden. Ook de Engelse politie heeft geen reden gezien [gedaagde] te beboeten. De klapband kan dan ook slechts het gevolg zijn geweest van een plotseling optredende van buiten komende inwerking van bijvoorbeeld stenen, spijkers, glasscherven of andere voorwerpen op de rijbaan die in de band zijn gedrongen. Andere oorzaken zijn niet redelijkerwijs denkbaar. Mammoet heeft niets gesteld dat op een andere oorzaak wijst. Mammoet heeft ook niet hard gemaakt dat de klapband als een gebrek van het voertuig is te beschouwen.
4.3.
Voor zover Mammoet schade heeft geleden zou die schade beperkt moeten zijn, volgens de maatstaf van artikel 25 juncto artikel 23 CMR, tot de waardevermindering van de lading – voor zover tijdens het wegvervoer ontstaan – verhoogd met een evenredig aandeel in de vrachtprijs – voor zover betaald - en douanerechten. [gedaagde] betwist de hoogte van het gevorderde schadebedrag, in het bijzonder dat de door Mammoet opgevoerde waarde overeenkomt met de (onbekend gebleven) oorspronkelijke afzendwaarde. Mammoet moet deze afzendwaarde bewijzen.
4.4.
De expertisekosten zijn op grond van artikel 23 lid 4, slot, CMR niet verhaalbaar op [gedaagde]. [gedaagde] betwist voorts de hoogte van dit bedrag. Niet gesteld is dat Mammoet deze kosten zelf moet dragen. Mammoets verzekeraar zal deze hebben betaald.
4.4.
Ten slotte wordt de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten betwist. Ook deze vallen buiten de reikwijdte van artikel 23 lid 4 CMR. Van buitengerechtelijke werkzaamheden die de vordering kunnen dragen is niet gebleken. De omvang en redelijkheid van de geselde kosten wordt eveneens betwist.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst voor het vervoer van goederen over de weg van Rotterdam Europoort in Nederland naar Preston Brook in het Verenigd Koninkrijk hebben gesloten, waarbij Mammoet als afzender en [gedaagde] als vervoerder optrad.
5.2.
Gelet op haar internationale karakter valt deze rechtsverhouding onder het toepassingsbereik van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna Brussel I -Vo).
In artikel 71 lid 1 Brussel I-Vo is bepaald dat de verordening onverlet laat een verdrag dat ten aanzien van een bijzonder onderwerp de rechterlijke bevoegdheid en/of de erkenning en tenuitvoerlegging regelt. De CMR regelt het bijzondere onderwerp van het grensoverschrijdende wegvervoer en bevat regels inzake de rechterlijke bevoegdheid. Artikel 1 CMR bepaalt kort gezegd dat dit Verdrag van toepassing is op iedere overeenkomst onder bezwarende titel voor het vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen, wanneer de plaats van inontvangstneming van de goederen en de plaats bestemd voor de aflevering gelegen zijn in twee verschillende landen, waarvan tenminste één land partij bij dit Verdrag is. Gelet op hetgeen onder 5.1 is overwogen is dat voor wat betreft het onderhavige geschil het geval. De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 31 lid 1 onder b rechtsmacht, nu de plaats van inontvangstneming van de goederen Rotterdam was, en deze rechtbank is relatief bevoegd op grond van artikel 630 Rv.
5.3.
Kern van het geschil is of [gedaagde] als vervoerder aansprakelijk is voor de als gevolg van het onder 2.3 genoemde ongeval ontstane schade. Dat Mammoet als afzender vorderingsgerechtigd is, is niet in geschil.
5.4.
Ingevolge artikel 17 lid 1 CMR is de vervoerder aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering.
Dat gedurende het vervoer van de goederen door [gedaagde] verlies van en beschadiging aan de goederen en de trailer zijn ontstaan, en dat [gedaagde] dus in beginsel daarvoor aansprakelijk is, is in wezen niet betwist. Ook de rechtbank gaat hier van uit.
5.5.
[gedaagde] heeft echter gesteld dat hij op grond van artikel 17 lid 2 CMR is ontheven van deze aansprakelijkheid, omdat het verlies en de beschadiging van de goederen het gevolg zijn van een omstandigheid die hij als vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. [gedaagde] heeft gesteld dat en toegelicht waarom de klapband in zijn visie niet is terug te voeren op enig handelen van hemzelf of op gebreken in zijn voertuig.
Reeds bij dagvaarding heeft Mammoet aangevoerd dat aan [gedaagde] geen beroep op artikel 17 lid 2 CMR toekwam, omdat niet zou worden voldaan aan de eis dat de vervoerder stelt en bewijst dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies/de schade te voorkomen (vgl. HR 17 april 1998, S&S 1998/75, [Z]). Ter comparitie heeft Mammoet bepaalde stellingen namens de eiser in de gevoegde procedure tot de hare gemaakt en daarmee betwist dat de wagen van [gedaagde] goed was onderhouden en een klapband heeft gehad.
5.6.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat zich een klapband heeft voorgedaan. Dit komt immers naar voren uit het –kennelijk vanwege de door Mammoet aangewezen expert opgemaakte- ‘
Immediate advice on good-in-transit claim’ van de heer [Q] van [Y], waarin staat “
… the police are satisfied that the incident was due to a tyre blow-out”. Voor enig andere oorzaak van het van de weg raken van de combinatie bevatten de stukken geen aanwijzingen.
Uit de stukken en stellingen leidt de rechtbank verder af dat deze klapband zich voordeed aan het linker (voor)wiel van de trekker van [gedaagde] (en niet aan enig wiel van de door Mammoet ter beschikking gestelde oplegger).
5.7.
Hoe precies de toedracht van de klapband en van het van de weg raken is geweest, wordt uit de stukken niet duidelijk. Verklaringen van de chauffeur en zijn bijrijder ontbreken, evenals stukken waaruit blijkt of naar het betreffende wiel onderzoek is gedaan, en zo ja, wat daarvan de uitkomst was. Stukken waaruit concreet naar voren komt dat de band is doorboord door een van buiten komend voorwerp, of dat op het betreffende weggedeelte nog andere soortgelijke voorwerpen zijn aangetroffen, zijn evenmin overgelegd.
Bij deze stand van zaken valt niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat het door [gedaagde] ingeroepen geval zich voordoet, dat de band niet door een eigen gebrek is gesprongen maar door de indringing van een buiten het voertuig gelegen voorwerp, welke indringing niet door [gedaagde] (althans de chauffeur) kon worden voorkomen en waarvan de gevolgen niet konden worden vermeden.
5.8.
Op grond van artikel 18 lid 1 CMR rust het bewijs van de stelling, dat het verlies of de beschadiging van de lading door een van de in artikel 17 lid 2 CMR genoemde feiten is veroorzaakt, op [gedaagde]. Het lag op haar weg om na de verdere betwisting van haar standpunt ter comparitie haar (nog) niet met stukken onderbouwde stellingen bij nader feitelijk uit te werken en te onderbouwen.
Dit heeft [gedaagde] echter niet gedaan. Bij b-formulier van 15 maart 2013 heeft mr. Te Pas aan de rechtbank meegedeeld dat hij zich als advocaat van [gedaagde] heeft onttrokken en haar conform het Procesreglement heeft geïnformeerd omtrent de gevolgen die onttrekking voor [gedaagde] alsmede voor de procedure heeft. De advocaat heeft zich op de rol van 20 maart 2013 onttrokken. De procedure is vervolgens ingevolge artikel 7.2 van het Landelijk Rolreglement verwezen naar de rol van 3 april 2013 voor het stellen van een nieuwe advocaat. Er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [gedaagde]. Ter comparitie op 19 maart 2013 is [gedaagde] niet verschenen, ook niet in persoon.
Zonder de noodzakelijke verdere toelichting is het verweer van [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Aan het opdragen van bewijs aan [gedaagde] op dit punt komt de rechtbank niet toe. De consequentie hiervan is dat het beroep op overmacht wordt verworpen en [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade.
5.9.
Artikel 25 CMR, gelezen in samenhang met artikel 23 CMR, is de voor dit geval relevante schadevergoedingsmaatstaf.
Hoewel enerzijds is gesteld en anderzijds niet is betwist dat er een deel van de in de oplegger gestuwde goederen verloren is gegaan, valt uit de stukken niet af te leiden welke en hoeveel goederen dit betreft. Uit het aan de schadeberekening van Mammoet ten grondslag gelegde ‘
final letter report’ van [Y] rijst veeleer het beeld dat nagenoeg alle goederen behouden zijn gebleven, zij het dat delen daarvan als een economisch ‘total loss’ dienden te worden beschouwd. Een economisch totaal verlies is echter te beschouwen als een waardevermindering door beschadiging als bedoeld in artikel 25 CMR, en niet als een feitelijk verlies als bedoeld in artikel 23 CMR. Bij gebrek aan cijfermatige aanknopingspunten waarmee de rechtbank onderscheid kan maken tussen het verloren deel van de lading en het beschadigde deel van de lading, zal de rechtbank er bij de schadebegroting van uitgaan dat zich alleen het geval van beschadiging van de lading als bedoeld in artikel 25 CMR voordoet.
Uit de rapportage van [Y] komt naar voren dat beredding van zowel de oplegger als iedere deelzending heeft plaatsgevonden, en dat alle goederen die uiteindelijk tegen een restwaarde zijn verkocht zijn gereconditioneerd en/of omgepakt. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat slechts een gedeelte van de zending in waarde is verminderd, maar doet zich het in artikel 25 lid 2 onder a CMR bedoelde geval voor dat de gehele zending door de beschadiging in waarde is verminderd.
5.10.
Uit hoofde van artikel 25 lid 1 CMR dient [gedaagde] te vergoeden het bedrag van de waardevermindering, berekend naar de volgens artikel 23, leden 1, 2 en 4 CMR vastgestelde waarde van de goederen. Artikel 25 lid 2 onder a CMR bepaalt voorts dat de schadevergoeding, bij waardevermindering van de gehele zending zoals in dit geval, niet meer beloopt dan het bedrag dat zij zou hebben belopen in geval van geheel verlies.
De verschuldigde schadevergoeding in geval van geheel verlies is op grond van de artikelen 23 en 25 CMR beperkt tot de afzendwaarde van de goederen, met een maximum van SDR 8,33 per kilogram.
Dat deze beperkingen toepassing missen omdat sprake zou zijn van opzet of daaraan gelijk te stellen bewuste roekeloosheid is gesteld noch gebleken, zodat moet worden uitgegaan van beperkte aansprakelijkheid van [gedaagde].
De rechtbank ziet aanleiding om te onderzoeken in hoeverre de vermindering van de waarde van de goederen deze gemaximeerde aansprakelijkheid overschrijdt.
5.11.
Onder ‘
goederen’ verstaat de rechtbank in dit verband zowel de oplegger van Mammoet als de daarin gestuwde goederen. Hoewel partijen onder ‘
de goederen’ kennelijk verstaan de in de oplegger van Mammoet bijeen gebrachte goederen, is duidelijk dat deze goederen in een door Mammoet aan [gedaagde] ter beschikking gestelde oplegger van Mammoet moesten worden vervoerd. Hieruit volgt dat ook de oplegger naar het Verenigd Koninkrijk moest worden vervoerd, zoals ook is geschied. Dat in de vrachtbrief van [gedaagde] als afleveradres een vestiging van Mammoet in het Verenigd Koninkrijk is genoemd, maakt aannemelijk dat de oplegger daar door [gedaagde] zou worden achtergelaten. Aanwijzingen die erop duiden dat voor de oplegger een andere vervoerovereenkomst of een overeenkomst strekkend tot langer durend gebruik was gesloten, ontbreken. Waar in de CMR van beschadiging van de (vervoerde) goederen wordt gesproken, ziet dit op de beschadiging van het geheel van de oplegger en de daarin gestuwde zaken.
5.12.
Voor de afzendwaarde van de oplegger en de daarin vervoerde goederen gaat de rechtbank uit van de waarden die blijken uit de rapportage van schade-expert [Y] in verbinding met de aan het expertiserapport gehechte stukken:
  • Ajinomoto producten € 216.998,60
  • Elastosil ([X]) €  37.777,71
  • Adhesion Promotor ([X]) €  4.840,00
  • Silres MK Powder ([X]) € 4.940,00
  • oplegger
Totaal € 281.397,31.
Aan het verweer van [gedaagde] dat de voor de schadeberekening relevante afzendwaarde van de in de oplegger gestuwde goederen onbekend is gebleven, gaat de rechtbank voorbij. De expert van Mammoet heeft zich blijkens zijn rapportage -en kennelijk met instemming van andere experts die voor partijen met tegengestelde belangen opkwamen berekend wat de waardevermindering van de lading in de oplegger was ten opzichte van de ‘
sound invoice value’ daarvan. Daarbij is [Y] kennelijk uitgegaan van ter beschikking gestelde facturen waaruit deze gezonde waarde bleek, en deze facturen zijn ook aan haar rapportage gehecht. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom uit deze facturen niet de afzendwaarde van de goederen zou kunnen worden afgeleid.
5.13.
Mammoet stelt dat de schade aan de in de oplegger vervoerde goederen, door schade-expert [Y] in overleg met experts van de belanghebbenden bij die goederen is vastgesteld op € 251.572,68. Mammoet stelt verder dat de schade aan de oplegger € 16.108,45 beloopt. Ter onderbouwing van deze schadebedragen heeft Mammoet een rapport van schade-expert [Y] van 15 april 2011 (productie 2 bij dagvaarding) overgelegd. [gedaagde]heeft de inhoud van dit rapport niet concreet betwist en heeft ook niet weersproken dat dit in samenwerking met experts van de (verdere) ladingbelanghebbenden is tot stand gekomen.
[gedaagde] heeft slechts in algemene termen de hoogte en de omvang van de schade betwist. Deze betwisting is onvoldoende gemotiveerd om aan te kunnen nemen dat de schadebegroting van [Y] onjuist is. Het verdere verweer van [gedaagde] dat de voor de schadeberekening relevante afzendwaarde van de (in de oplegger gestuwde) lading onbekend is gebleven, is in r.o. 5.12 reeds verworpen.
De rechtbank acht de door [Y] opgestelde schadebegroting voldoende toegelicht en onderbouwd met stukken en zal van de juistheid daarvan uitgaan, met uitzondering van de door [Y] in haar berekeningen betrokken kosten voor het retourtransport naar Duitsland van goederen [X], groot € 1.497,--, nu niet althans onvoldoende is toegelicht waarom deze als (voor rekening van [gedaagde] komende) schade voor vergoeding in aanmerking zouden komen.
In totaal zal de rechtbank dus op grond van het rapport van [Y] uitgaan van een waardevermindering van € 266.184,13 (€ 251.572,68 + € 16.108,45 -/- € 1.497,--).
5.14.
Mammoet vordert daarnaast vergoeding van bergingskosten tot (omgerekend) € 10.063,03. Partijen nemen geen duidelijke stellingen in over de vraag in hoeverre bergingskosten als de onderhavige in hun visie voor vergoeding in aanmerking komen onder de CMR.
De rechtbank beschouwt de onderhavige bergingskosten, mede gelet op de ter zake door Mammoet gegeven toelichting en de door haar als productie 5 overgelegde factuur, als bereddingskosten die in mindering strekken op de restwaarde van de lading. Uit de schadeopstelling van [Y] wordt aannemelijk dat door het maken van deze kosten de schade is beperkt, zij het dat de opbrengst van de beredding (het ‘
salvage result’ genoemd door [Y]) de kosten daarvan dicht lijken te benaderen. Al met al acht de rechtbank de bereddingskosten in redelijkheid gemaakt, zodat zij deel uitmaken tot de voor vergoeding in aanmerking komende schade, die daarmee oploopt tot € 276.247,16.
5.15.
Mammoet vordert ook vergoeding van de kosten van het retourtransport naar Duitsland van de goederen [X], groot € 1.497,--. Deze schadepost wordt dubbel gevorderd nu deze ook deel uitmaakt van de door [Y] begrote schade, en is voorts in r.o. 5.13 al verworpen omdat deze onvoldoende is gemotiveerd.
5.16.
Mammoet vordert verder vergoeding van de vernietigingskosten ad € 3.405,-- voor de goederen van Ajinomoto Omnichem N.V. Dat deze kosten tot dit bedrag zijn gemaakt, en voor vergoeding in aanmerking komen heeft [gedaagde] niet betwist. De rechtbank acht deze vordering in beginsel toewijsbaar. Ook deze schadepost drukt de restwaarde van de lading, zodat de schade hiermee oploopt tot € 279.652,16.
5.17.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de in beginsel voor vergoeding in aanmerking komende schade in totaal € 279.652,16 bedraagt (€ 251.572,68 + € 16.108,45 -/- € 1.497,-- + € 10.063,03 + € 3.405,--), nog juist lager dan de afzendwaarde van de oplegger en de daarin gestuwde goederen.
5.18.
De schadevergoeding voor de goederen is op grond van artikel 25 in verbinding met artikel 23 lid 3 CMR echter beperkt tot een bedrag van 8,33 SDR per beschadigde kilogram brutogewicht. Uitgaande van het in r.o. 5.9 gegeven oordeel dat de gehele zending is beschadigd, stelt de rechtbank aan de hand van het rapport van [Y] en de daarbij behorende bijlagen vast dat in totaal beschadigd is geraakt:
  • Ajinomoto producten: 6.829 kilogram
  • Elastosil ([X]): 8.497 kilogram
  • Adhesion Promotor ([X]) 913 kilogram
  • Silres MK Powder ([X]) 346 kilogram
  • oplegger (volgens kentekenbewijs bij het rapport)
23.855 kilogram
Ten aanzien van de lading geldt derhalve een beperkingsbedrag van (8,33 SDR x 23.855 kilogram =) SDR 198.712,15. Dat bedrag is omgerekend in euro’s lager dan de schadevergoeding die thans door Mammoet daarvoor wordt gevorderd, zodat ingevolge de artikelen 25 lid 2 onder b en 23 lid 3 CMR dat beperkingsbedrag voor toewijzing in aanmerking komt, maar het meerdere niet.
Ingevolge artikel 2 aanhef en onder 2 van het Protocol bij de CMR van 5 juli 1978 (Trb. 1980, 155) dient het beperkingsbedrag in SDR te worden omgerekend in euro’s volgens de waarde per datum van het vonnis.
5.19.
Mammoet vordert over de toewijsbaar geachte bedragen in haar petitum de wettelijke (handels)rente als bedoeld in artikel 6:119(a) BW. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke schrijffout, nu Mammoet blijkens haar stellingen beoogt om de CMR-rente van vijf procent per jaar te vorderen op grond van artikel 27 lid 1 CMR. De verschuldigdheid van deze rente en de gestelde ingangsdatum, 2 september 2010, heeft [gedaagde] niet betwist, zodat de CMR-rente over (de tegenwaarde in euro’s van) SDR 198.712,15 vanaf 2 september 2010 toewijsbaar is.
5.20.
Mammoet vordert voorts vergoeding van expertisekosten. Gesteld noch gebleken is dat de werkzaamheden van de expert strekten tot schadebeperking, met als gevolg dat deze kosten niet als door de CMR bestreken op de waarde van de goederen drukkende kosten zijn te beschouwen maar als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid schade, die door artikel 6:96 lid 2 sub b BW worden bestreken.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de expertisekosten zullen zijn betaald door de verzekeraars van Mammoet en erop gewezen dat niet is gesteld of gebleken dat Mammoet deze kosten zelf moet dragen. Mammoet heeft hierop niet ter comparitie gereageerd. Daarmee staat als gesteld en onweersproken vast dat niet Mammoet maar haar verzekeraars de expertisekosten heeft gedragen, zodat bij gebreke van een nadere toelichting op dit punt niet valt in te zien waarom Mammoet aanspraak op vergoeding van deze kosten kan maken. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.21.
Mammoet vordert vergoeding van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten, door haar conform het rapport Voorwerk II begroot op een bedrag van € 4.165,00. Mammoet stelt daartoe dat deze kosten zijn gemaakt in verband met het onderzoek naar de zaak, het vergaren van de benodigde informatie en het advies aan eiseres. [gedaagde] heeft de omvang en verschuldigdheid van deze kosten bij conclusie van antwoord gemotiveerd weersproken, en daartoe onder meer aangevoerd dat niet is gebleken van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Vervolgens heeft Mammoet hierop niet ter comparitie gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat Mammoet haar vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd heeft. Bij de dagvaarding zijn geen stukken ter onderbouwing van deze kosten overgelegd en ter comparitie heeft Mammoet zich niet uitgelaten over deze vordering. De vordering ter zake buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
5.22.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding. Het salaris van de advocaat wordt bepaald op 2,5 punt x het toepasselijk liquidatietarief ad € 2.000,--. De gevorderde vergoeding van nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen als in het dictum vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] om aan Mammoet tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de tegenwaarde in euro’s van SDR 198.712,15 (zegge: honderdnegenentachtigduizend zevenhonderdentwaalf Speciale Trekkingsrechten en vijftien honderdsten), vermeerderd met de CMR-rente van 5 procent per jaar over dit bedrag vanaf 2 september 2010 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Mammoet bepaald op € 3.529,00 aan vast recht, op € 76,31 aan overige verschotten en op
€ 5.000,-- aan salaris voor de advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 Burgerlijk Wetboek met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde], onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Mammoet volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013.
1902/1885