In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een stichting als eiseres en een gedaagde. De eiseres vorderde betaling van een huurachterstand van € 2.348,04, rente en buitengerechtelijke kosten. De huurovereenkomst tussen partijen was beëindigd op 8 augustus 2013, en de huurprijs bedroeg € 469,55 per maand. De gedaagde heeft de huurachterstand niet voldoende gemotiveerd betwist, waardoor de vordering voor toewijzing gereed lag. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de vervallen rente en de buitengerechtelijke kosten, die zijn vastgesteld op € 172,29, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het niet handelen conform het Convenant Preventie Huisuitzettingen Rotterdam niet in de weg staat aan de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten. De gedaagde had aangevoerd dat de eiseres niet had gehandeld conform het convenant, maar dit werd verworpen omdat er geen bewijs was dat een melding bij het Meldpunt Preventie Huisuitzettingen de huurachterstand had kunnen voorkomen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 892,79. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.