ECLI:NL:RBROT:2013:10738

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
2119846
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.J.M. van Sprundel-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van geldvordering in verband met huurachterstand en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een stichting als eiseres en een gedaagde. De eiseres vorderde betaling van een huurachterstand van € 2.348,04, rente en buitengerechtelijke kosten. De huurovereenkomst tussen partijen was beëindigd op 8 augustus 2013, en de huurprijs bedroeg € 469,55 per maand. De gedaagde heeft de huurachterstand niet voldoende gemotiveerd betwist, waardoor de vordering voor toewijzing gereed lag. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de vervallen rente en de buitengerechtelijke kosten, die zijn vastgesteld op € 172,29, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het niet handelen conform het Convenant Preventie Huisuitzettingen Rotterdam niet in de weg staat aan de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten. De gedaagde had aangevoerd dat de eiseres niet had gehandeld conform het convenant, maar dit werd verworpen omdat er geen bewijs was dat een melding bij het Meldpunt Preventie Huisuitzettingen de huurachterstand had kunnen voorkomen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 892,79. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2119846 CV EXPL 13-27591
uitspraak: 11 oktober 2013
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
[eiseres]
gevestigd: [vestigingsplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 7 juni 2013,
gemachtigde: A. Lodder te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Claassen te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 7 juni 2013 met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het vonnis van 13 augustus 2013 van deze rechtbank, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte van de zijde van [eiseres] d.d. 5 september 2013 waarin zij haar eis vermindert;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 10 september 2013.
1.2
De datum van de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Tussen [eiseres] en [gedaagde] bestond een huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres].
2.2
De huurprijs bedroeg € 469,55 per maand.
2.3
De huurovereenkomst is op 8 augustus 2013 beëindigd.

3.De vordering

[eiseres] heeft bij dagvaarding, zoals gewijzigd bij akte, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.348,04 aan hoofdsom, € 38,03 aan vervallen rente en € 255,72 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.348,04 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van € 469,55 per maand vanaf de maand juli 2013 tot aan de datum van ontruiming van het gehuurde, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend. Voorts is een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten gevorderd.
Aan haar vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] met correcte betaling van de huurpenningen in gebreke is gebleven, waardoor een huurachterstand is ontstaan en rente verschuldigd is geworden. Tevens zijn kosten gemaakt om de vordering buiten rechte te incasseren.

4.Het verweer

[gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
Op het verweer van [gedaagde] zal - voor zover thans nog van belang, nu de huurovereenkomst op 8 augustus jl. is beëindigd – hieronder bij de beoordeling worden ingegaan.

5.De beoordeling van de vordering

Huurachterstand
5.1
[gedaagde] heeft de gevorderde huurachterstand niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat het gevorderde voor toewijzing gereed ligt. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 2.348,04 aan hoofdsom, alsmede tot betaling van € 469,55 per maand vanaf de maand juli 2013 tot aan de datum van ontruiming van het gehuurde, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend, voor zover deze bedragen nog niet zijn betaald.
5.2
De gevorderde reeds vervallen rente ten bedrage van € 38,03 alsmede de rente over
€ 2.348,04 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening worden als niet weersproken en op de wet gegrond toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.3
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden.
5.4
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij rauwelijks is gedagvaard en dat zij nooit een aanmaning of herinnering heeft ontvangen. [eiseres] heeft een viertal brieven in het geding gebracht en heeft daarbij aangevoerd dat deze brieven zijn gestuurd naar het adres, alwaar [gedaagde] blijkens de gegevens van de GBA woonachtig is en waar ook de dagvaarding is betekend. [gedaagde] is blijkens die brieven één keer aangemaand door [eiseres] te weten op 13 maart 2013. In dit schrijven heeft [eiseres] haar een termijn aangezegd van 15 dagen om alsnog tot betaling over te gaan. Voorts is [gedaagde] nog twee keer aangemaand door de gemachtigde van [eiseres]. Dat [gedaagde] alle vier de brieven niet heeft ontvangen acht de kantonrechter onwaarschijnlijk, immers de dagvaarding heeft [gedaagde] ook op dit adres bereikt. Het had dan ook op de weg van [gedaagde] gelegen om haar verweer op dit punt nader te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten gaat de kantonrechter aan dit kale verweer voorbij.
5.5
[gedaagde] heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat [eiseres] in strijd met het Convenant Preventie Huisuitzettingen Rotterdam (hierna: “het convenant”), waaraan zij zich heeft gecommitteerd, geen contact met [gedaagde] heeft opgenomen en haar niet heeft aangemeld bij het Meldpunt Preventie Huisuitzettingen (hierna: “MPH”). Door deze passieve opstelling is er, aldus [gedaagde], niet in een vroeg stadium begeleiding voor haar geweest. Indien dit wel het geval was geweest was de huurachterstand mogelijk niet zo hoog opgelopen en had een gerechtelijke procedure wellicht voorkomen kunnen worden. Het toekennen van de buitengerechtelijke kosten is derhalve in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus [gedaagde].
5.6
[eiseres] heeft niet betwist dat [gedaagde] niet is aangemeld bij het MPH. [eiseres] heeft dit nagelaten omdat zij van mening was dat dit geen zin had omdat [gedaagde] over onvoldoende financiële middelen beschikte. Opgemerkt wordt dat dit enkele feit, mede gelet op de achterliggende gedachte en de doelstelling van het convenant, geen reden is om een melding achterwege te laten. Dat [gedaagde], zoals [eiseres] betoogt, als derde geen rechten kan ontlenen aan het convenant, is niet in geschil. De vraag die voorligt, is of het niet in overeenstemming handelen met de in het convenant neergelegde afspraken in onderhavige zaak een omstandigheid is die maakt dat toewijzing van de buitengerechtelijke kosten in dit geval in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Door [gedaagde] is enkel aangedragen dat aanmelding bij het MPH wellicht had kunnen voorkomen dat de huurachterstand verder opliep waardoor het verrichten van buitengerechtelijke werkzaamheden en de onderhavige gerechtelijke procedure voorkomen had kunnen worden. Deze enkele stelling zonder enige nadere onderbouwing is onvoldoende om aan te nemen dat door een melding bij het MPH geen buitengerechtelijke kosten zouden zijn gemaakt. Bovendien volgt uit het convenant dat pas gemeld behoeft te worden indien er sprake is van tussen de 2 en 4 maanden huurachterstand. Ook wordt als één van de voorwaarden vermeld dat actieve incasso niet tot het gewenste resultaat moet hebben geleid. Hieruit volgt dat een eventuele melding niet had voorkomen dat buitengerechtelijke kosten zouden zijn gemaakt. Dit verweer treft derhalve geen doel en wordt verworpen.
5.7
Tot slot wordt opgemerkt dat de door [eiseres] verzonden aanmaning niet voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu in de aanmaning een lager bedrag is genoemd dan thans wordt gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn daarom slechts toewijsbaar tot het in de aanmaning vermelde bedrag. Toegewezen wordt dan ook een bedrag ad € 172,29.
Proceskosten
5.8
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten van [eiseres] worden als volgt begroot:
- salaris gemachtigde: € 350,00
- griffiekosten: € 448,00
- dagvaardingskosten:
€ 94,79
Totaal € 892,79
6. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 2.558,36 aan hoofdsom, reeds vervallen rente en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.348,04 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 469,55 per maand vanaf de maand juli 2013 tot aan de datum van ontruiming van het gehuurde, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 542,79 aan verschotten en € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J.M. van Sprundel-Jansen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.