ECLI:NL:RBROT:2013:10800

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
ROT 13/3631
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag frictielastenvergoeding voor SBAW Cultuurscouts door gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Stedelijk Bureau Ander Werk (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (verweerder) over de afwijzing van een aanvraag om een frictielastenvergoeding voor het onderdeel SBAW Cultuurscouts. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een frictielastenvergoeding van € 164.000,-, maar verweerder heeft deze aanvraag afgewezen op de grond dat de structurele subsidie per 1 januari 2013 niet substantieel was verlaagd ten opzichte van 1 januari 2012. Verweerder hanteerde daarbij de definitie dat een substantiële verlaging minimaal 14% moest zijn. Eiseres stelde echter dat haar subsidie in 2013 met meer dan 14% was verlaagd, en voerde aan dat de korting op haar structurele subsidie 25,23% bedroeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korting op de structurele subsidie van eiseres inderdaad meer dan 14% bedraagt, en heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De rechtbank heeft partijen aangemoedigd om in onderling overleg tot een oplossing te komen, nu zij mogelijkheden zagen om het geschil op te lossen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte beoordeling van subsidies en de voorwaarden die daaraan zijn verbonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 13/3631

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 februari 2014 in de zaak tussen

Stichting Stedelijk Bureau Ander Werk, te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. J.C.M. Cloïn,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. A.J.J. van der Vlist.

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een frictielastenvergoeding voor het onderdeel SBAW Cultuurscouts afgewezen.
Bij besluit van 22 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door M.G.T.B. van Gerwen en M.N.M.M. van der Eerden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en J.C. Verburg.

Overwegingen

1.
Voor het jaar 2012 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een structurele subsidie voor de cultuurscouts. Bij besluit van 3 januari 2012 heeft verweerder de verleningsbeschikking aan eiseres doen toekomen. Verweerder heeft eiseres medegedeeld dat besloten is aan eiseres, op basis van haar aanvraag, voor het jaar 2012 een budgetsubsidie te verlenen van € 383.000,- maximaal.
Bij besluit van 28 maart 2012 heeft verweerder het subsidiebedrag voor het jaar 2012 verhoogd met € 62.500,- in verband met het inmiddels met drie personen toegenomen aantal cultuurscouts.
Bij brief van 4 juni 2012 heeft verweerder de directeuren van de culturele instellingen die zijn genoemd in het Cultuurplan 2009-2012 geïnformeerd hoe de gemeente wil omgaan met de afbouw van subsidies in het kader van het Cultuurplan 2013-2016. Verweerder heeft vermeld welke instellingen in aanmerking komen voor een éénmalige subsidie voor afbouw van de bestaande subsidierelatie.
Bij brief van 3 december 2012 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat besloten is aan eiseres voor het jaar 2013 ten behoeve van de cultuurscouts een budgetsubsidie te verlenen van maximaal € 363.000,-. Verweerder daarbij opgemerkt dat op basis van het collegebesluit van 27 november 2011 het subsidiebedrag ten behoeve van de cultuurscouts is verminderd ten opzichte van het verdelingsvoorstel.
2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag om een frictielastenvergoeding van € 164.000,- in het kader van het onderdeel SBAW Cultuurscouts afgewezen. Verweerder heeft daarbij opgemerkt dat eiseres in aanmerking komt voor een frictielastenvergoeding indien haar structurele subsidie in het kader van het Cultuurplan 2013-2016 meer dan 14% lager is dan de Cultuurplan-subsidie in 2012. Voor het onderdeel Cultuurscouts geldt dat eiseres niet voldoet aan dit criterium. Haar korting bedraagt 5%, aangezien haar subsidie in 2012 € 383.000,- bedroeg en in 2013 € 363.000,- zal bedragen.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
4.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder de aanvraag om een frictielastenvergoeding voor het onderdeel cultuurscouts ten onrechte heeft afgewezen. Verweerder kent eiseres in de periode 2013-2016 een structurele jaarlijkse subsidie toe van € 363.000,- voor de cultuurscouts. Naar de mening van eiseres bestond de structurele subsidie van eiseres in de jaren vóór 2013, te weten 2010 tot en met 2012, uit drie delen. Er was een structurele subsidie van € 383.000,-, een jaarlijks geactiveerde reservering van € 40.000,- en een subsidie van € 62.500,-. Totaal is dus € 485.000,- per jaar verstrekt. Eiseres is van mening dat het bedrag van € 40.000,- en de subsidie van € 62.500,- aanvullingen zijn op de structurele subsidie en dat verweerder deze bedragen ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten bij de berekening van de korting. Deze bedragen vallen naar de mening van eiseres onder het begrip structurele subsidie in de Subsidieverordening Rotterdam 2005 (SvR 2005). Deze subsidies zijn immers verleend voor de cultuurscouts en dat is een activiteit die van onbepaalde duur is. Eiseres stelt dat zij de drempel van 14% hiermee wel degelijk heeft gehaald, omdat de korting 25,23% bedraagt. Zelfs als de bedragen van € 40.000,- en € 62.500,- als incidentele subsidies moeten worden aangemerkt, is materieel gezien sprake van structurele subsidiebedragen. Deze bedragen zijn aanvullend aan de normale structurele subsidie en zijn meerdere jaren verstrekt. Overigens erkent verweerder in het Rotterdamse Cultuurplan 2013-2016 zelf ook dat sprake is van een structurele gesubsidieerde activiteit. Tenslotte doet eiseres een beroep op de hardheidsclausule van artikel 29 van de SvR 2005 alsmede op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.
Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat verweerder het bedrag van € 40.000,- ten onrechte niet heeft meegeteld bij het berekenen van de korting ingetrokken.
5.
Verweerder heeft aanleiding gezien om cultuurinstellingen die subsidie ontvangen van verweerder en die door de afname van het cultuurbudget met ingang van de cultuurplanperiode 2013-2016 bovengemiddeld zwaar worden getroffen, tegemoet te komen met een éénmalige frictielastenvergoeding. Bij brief van 4 juni 2012 heeft verweerder bepaald dat voor een éénmalige subsidie voor afbouw van de bestaande subsidierelatie instellingen in aanmerking komen die opgenomen zijn in het gemeentelijke Cultuurplan 2009-2012 en waarvoor tevens geldt dat:
- de structurele subsidierelatie met de gemeente uit hoofde van het cultuurbeleid per 1 januari 2013 wordt beëindigd;
of
- de structurele subsidie per 1 januari 2013 substantieel wordt verlaagd ten opzichte van 1 januari 2012. Onder substantieel wordt vooralsnog verstaan een verlaging met ten minste 14%, het percentage waarmee het totale cultuurbudget terugloopt.
In geschil is of in het geval van eiseres sprake is van een substantiële verlaging van de subsidie als hiervoor bedoeld.
Niet in geschil is dat de subsidie van € 383.000 ten behoeve van de cultuurscouts, welke per 1 januari 2013 is verlaagd tot € 363.000,-, als een structurele subsidie dient te worden aangemerkt. De bij besluit van 28 maart 2012 verstrekte subsidie van € 62.500,- voor het jaar 2012 is een bijdrage in de loonkosten van drie vanaf 2011 toegevoegde cultuurscouts. Nu de subsidie van € 62.500,- voor hetzelfde doel is verstrekt als de subsidie van € 363.000,-, te weten een bijdrage in de bij eiseres werkzame cultuurscouts, waarbij de subsidie van € 62.500,- in het besluit van 28 maart 2012 is aangemerkt als verhoging van de subsidie van € 363.000,-, brengt een redelijke uitleg van de brief van 4 juni 2012 mee dat ook het bedrag van € 62.500,- als structureel wordt aangemerkt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de brief van 4 juni 2012 niet als voorwaarde wordt gesteld dat de gehele structurele subsidie gedurende de gehele cultuurplanperiode 2009-2012 is verstrekt; het gaat om een vergelijking van de structurele subsidie in 2013 met die in 2012. Dit betekent dat aan eiseres in 2012 een structurele subsidie is verleend van € 445.500,- en in 2013 een structurele subsidie van € 363.000,-. Hiervan uitgaande bedraagt de korting op de structurele subsidie van eiseres meer dan 14%.
6.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder ten onrechte de aanvraag van eiseres om een frictielastenvergoeding voor het onderdeel SBAW Cultuurscouts heeft afgewezen op de grond dat de korting op haar structurele subsidie in 2013 minder dan 14% zou bedragen. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
De rechtbank overweegt dat partijen ter zitting hebben medegedeeld dat zij mogelijkheden zien om in onderling overleg tot een oplossing voor hun geschil te komen als de rechtbank zou oordelen dat sprake is van een verlaging van de structurele subsidie met tenminste 14%. De rechtbank acht het in het belang van partijen dat zij hun geschil in onderling overleg oplossen. Het doen van een tussenuitspraak of het stellen van een beslistermijn is daarvoor niet bevorderlijk, zodat de rechtbank volstaat met vernietiging van het bestreden besluit.
7.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt het bestreden besluit,
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 318,- vergoedt,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mr. J.H.J. Evers en mr. J.M.M. Bancken, leden, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.