ECLI:NL:RBROT:2013:3495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-13_2107
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening maatschappelijke opvang en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een eiser die rolstoelafhankelijk is. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat hem op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning had toegelaten tot de maatschappelijke opvang bij locatie De Brug. Eiser verzocht om een voorlopige voorziening, omdat De Brug niet beschikte over een rolstoelgeschikte wc en douche. Eiser vroeg de voorzieningenrechter om verweerder te verplichten adequate opvang te bieden, inclusief voldoende leefgeld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder gedeeltelijk aan de verzoeker tegemoet was gekomen door een rolstoelgeschikte wc en douche aan te brengen in De Brug. De voorzieningenrechter achtte het onaannemelijk dat deze aanpassingen niet in verband stonden met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien eiser proceskosten had gemaakt en het verzoek om voorlopige voorziening had ingetrokken, werd het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond verklaard. Verweerder werd veroordeeld tot betaling van € 472,00 aan eiser in de zaak met zaaknummer ROT 13/2109. In de zaak met zaaknummer ROT 13/2457, waarin eiser verzocht om een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand, werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat verweerder niet aan het verzoek was tegemoetgekomen.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.I. van Strien, in aanwezigheid van griffier J. van Mazijk. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 13/2109 en ROT 13/2457

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 mei 2013 als bedoeld in artikel 8:84, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken tussen

[eiser], te Rotterdam, verzoeker,
gemachtigde: mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: M.E. Braak.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 8 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de zaak met zaaknummer ROT 13/2109 in de proceskosten tot een bedrag van € 472,00, te betalen aan verzoeker.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot veroordeling van verweerder in de proceskosten in de zaak met zaaknummer ROT 13/2457 af.

Overwegingen

ROT 13/2109
Verweerder heeft bij besluit van 4 december 2012 verzoeker op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning toegelaten tot de maatschappelijke opvang bij locatie De Brug. Bij besluit van 12 maart 2013 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld.
Vaststaat dat eiser rolstoelafhankelijk is en dat De Brug niet beschikte over een rolstoelgeschikte wc en douche.
Verzoeker heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende de opdracht aan verweerder om zowel overdag als ’s nachts adequate opvang te bieden aan verzoeker met voldoende leefgeld. Eén van de oplossingen die verzoeker heeft aangedragen is dat De Brug wordt aangepast. Uit de door verweerder overgelegde e-mailwisseling tussen de medewerkers van verweerder en een medewerker van De Brug van 18 en 24 april 2013 blijkt dat in De Brug inmiddels een rolstoelgeschikte wc en douche zijn aangebracht. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder hiermee gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Dat deze aanpassingen, zoals verweerder betoogt, niet in direct of indirect verband staan met het verzoek om voorlopige voorziening of met de lopende beroepsprocedure, komt de voorzieningenrechter, mede gelet op de inhoud van de zich in het dossier bevindende e-mailwisseling, waarin wordt verwezen naar de door verzoeker verzochte voorlopige voorziening, onaannemelijk voor. Nu verzoeker vanwege de gedeeltelijke tegemoetkoming het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken en verzoeker proceskosten heeft gemaakt, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond.
De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker, gelet op artikel 8:82, zesde lid, van de Awb, verweerder kan verzoeken het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
ROT 13/2457
Verzoeker heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende de opdracht aan verweerder om hem een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand te verstrekken naar de voor verzoeker geldende norm. Nu verweerder niet aan dit verzoek is tegemoetgekomen, dient het verzoek om vergoeding van de proceskosten te worden afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J. van Mazijk, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.