ECLI:NL:RBROT:2013:4788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
ROT 13/3369
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en alcoholslotprogramma voor vrachtwagenchauffeur na herhaalde overtredingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2013 uitspraak gedaan over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van een vrachtwagenchauffeur voor alle categorieën, alsook de oplegging van een alcoholslotprogramma (ASP). De verzoeker, die eerder al twee keer hoge boetes had gekregen wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet, werd op 13 april 2013 aangehouden met een ademalcoholgehalte van 1,38‰. De officier van justitie had daarop besloten het rijbewijs voor zes maanden in te trekken, maar de verzoeker ontving zijn rijbewijs niet terug vanwege een openstaande vordering. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor 24 maanden een zware maatregel is, maar dat de wetgever verplicht is om een ASP op te leggen bij een ademalcoholgehalte van 1,3% of meer. De rechter benadrukte dat de bestuursrechter niet in staat is om de materiële gevolgen van het besluit in concreto te toetsen, wat leidt tot een beperkte toegang tot de bestuursrechter in vergelijking met de strafrechter. Ondanks de ingrijpende gevolgen voor de verzoeker, werd het algemeen belang van verkeersveiligheid zwaarder gewogen dan de persoonlijke belangen van de verzoeker. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de maatregel te heroverwegen, gezien de herhaalde overtredingen van de verzoeker.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 13/3369

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 juli 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. D. Vermaat,
en

de Stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder,

gemachtigde: drs. M.M. van Dongen.

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard voor alle categorieën en hem een alcoholslotprogramma (ASP) opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar ingediend bij verweerder. Bij brief van 23 mei 2013 heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 13 april 2013 is verzoeker aangehouden door de politie, waarbij een ademalcoholgehalte is geconstateerd van 600µg/l (1,38‰). De officier van justitie heeft op 19 april 2013 beslist dat het rijbewijs van verzoeker zal worden ingehouden voor een periode van zes maanden tot uiterlijk 10 oktober 2013. De rechtbank heeft het beklag van verzoeker daartegen gegrond verklaard. Omdat verweerder een openstaande vordering had op zijn rijbewijs heeft verzoeker zijn rijbewijs echter niet retour gekregen. Verzoeker is verschenen op een OM-zitting, in het kader van het voornemen om hem een strafbeschikking op te leggen. De korpschef van de regiopolitie heeft op grond van artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) aan verweerder mededeling gedaan van het vermoeden dat verzoeker niet langer over de wettelijke geschiktheidvereisten beschikt die worden gesteld aan houders van een rijbewijs. Verweerder heeft daarop het bestreden besluit genomen.
2.1. In het bestreden besluit is vermeld dat verweerder op grond van het vermoeden dat verzoeker niet langer voldoet aan de wettelijke geschiktheideisen die worden gesteld aan houders van een rijbewijs, besloten heeft verzoekers huidige rijbewijs ongeldig te verklaren en hem een ASP op te leggen. Het rijbewijs is ongeldig vanaf de zevende dag na dagtekening van het besluit. Door aan het ASP mee te werken kan verzoeker in het bezit komen van een rijbewijs voor de categorie B met code 103 ‘rijden met een alcoholslot’.
3.1. Verzoeker, die vrachtwagenchauffeur is, heeft naar voren gebracht dat het bestreden besluit een punitieve sanctie betreft, nu ook het rijbewijs categorie C van verzoeker voor 24 maanden ongeldig is verklaard. Verzoeker verwijst naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 13 december 2005 (LJN AV3572) en de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 21 december 2012 (LJN: BY7669). Ook het opleggen van het ASP is een punitieve sanctie. Verzoeker zal zijn baan verliezen als hij niet uiterlijk 28 juni 2013 opnieuw kan beschikken over zijn rijbewijs. Hij zal als oudere werknemer niet gemakkelijk meer een nieuwe baan kunnen vinden en kan dan niet meer in het levensonderhoud van zijn vrouw en kinderen voorzien. Er dient getoetst te worden aan het evenredigheidsbeginsel. Er wordt een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen bestuurders die rijbewijs categorie C of D voor hun werk nodig hebben, terwijl bijvoorbeeld taxichauffeurs, koeriers of andere personen die uit hoofde van hun werk motorrijtuigen categorie B besturen door oplegging van het ASP nog wel in staat zijn om hun werk te verrichten. Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat door de formulering in de regelgeving, de rechter buitenspel is gezet, omdat deze niet meer kan toetsen of de maatregel terecht is opgelegd.
Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat er sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat oplegging van het ASP een discretionaire bevoegdheid zou betreffen en verweerder geen belangenafweging heeft gemaakt. Verzoeker is geen zware drinker, dus hoort niet tot de risicogroep. Hij wil echter wel deelnemen aan ASP met zijn eigen auto. Ook zou hij deel willen nemen aan een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer.
4.1. Uit de artikelen 132b, eerste lid, 132c, vierde lid, van de Wvw en 17, eerste lid aanhef en onder a, van de Regelingen maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 vloeit voort dat verweerder een ASP oplegt voor de duur van twee jaar als bij een betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l of 1,3 ‰.
In artikel 132b, tweede lid, van de WVW is bepaald dat het rijbewijs van een betrokkene in het hierboven genoemde geval ongeldig wordt verklaard voor alle categorieën.
Uit artikel 132a, eerste lid, van het Reglement Rijbewijzen volgt dat een alcoholslot alleen wordt ingebouwd in motorrijtuigen van rijbewijscategorie B.
5.1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt verweerder niet bij het nemen van een beslissing op het bezwaar.
5.2. Niet in geschil is dat verzoeker op 13 april 2013 als bestuurder van een motorrijtuig aan het verkeer heeft deelgenomen en dat bij hem een ademalcoholgehalte van meer dan 1,3 ‰ is geconstateerd. Evenmin is in geschil dat verweerder op grond daarvan bevoegd is aan verzoeker een ASP op te leggen. Uit de hierboven geciteerde wetsbepalingen vloeit dan voort dat in dat geval het rijbewijs van verzoeker ongeldig wordt verklaard voor alle categorieën gedurende 24 maanden. Verzoeker kan in deze periode alleen in aanmerking komen voor een rijbewijs van categorie B met een bijzonder code (103), waarbij een alcoholslot wordt ingebouwd.
5.3. Ongeldigverklaring van een rijbewijs is geen punitieve sanctie, zo volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld in de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2011, LJN BR3238).
5.4. Ten aanzien van de algemene vraag of het opleggen van de verplichting tot het ondergaan van een ASP in het algemeen als punitieve sanctie moet worden aangemerkt, overweegt de voorzieningenrechter dat een ASP erop is gericht om deelname aan het verkeer onder voorwaarden mogelijk te maken. Dit maakt dat deze maatregel op zichzelf niet snel als punitief kan worden aangemerkt, ook niet als de voorwaarden (waaronder de betaling van de kosten die met het opleggen van deze maatregel gepaard gaan) in ogenschouw worden genomen.
5.5. In dit geval doet zich echter de vraag voor of de keuze van de wetgever voor het ongeldig verklaren van het rijbewijs voor alle categorieën, terwijl alleen voor motorrijtuig van categorie B een ASP kan worden opgelegd, zonder verdere belangenafweging, niet in strijd is met rechtstreeks werkende bepalingen van internationaal recht.
5.6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor categorie C voor 24 maanden, een zware maatregel is. Daarbij is ook het geheel aan maatregelen dat op grond van de Wvw aan een bestuurder wegens alcoholmisbruik kan worden opgelegd, van belang. Zo kan ongeldigverklaring van een rijbewijs wegens alcoholmisbruik slechts nadat een bestuurder geen medewerking verleent aan een keuring of aan een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer, dan wel als na raadpleging van een medisch deskundige wordt vastgesteld dat een betrokkene niet langer aan de geschiktheidseisen (wegens alcoholafhankelijkheid) voldoet. Indien door een medisch deskundige wordt geconcludeerd dat een bestuurder alcoholafhankelijk is, kan na het stoppen van dit misbruik en een recidieve vrij jaar een herkeuring worden aangevraagd, terwijl bij het niet verlenen van medewerking altijd alsnog medewerking kan worden verleend, waarna de geldigheid van het rijbewijs kan herleven.
De wetgever heeft de gemaakte keuze om het rijbewijs categorie C voor 24 maanden ongeldig te verklaren als een ASP wordt opgelegd, gemotiveerd door te wijzen naar pragmatische aspecten als het opdoen van ervaring, het gemakkelijk kunnen inbouwen van een alcoholslot en de aanvaardbaarheid van een alcoholslot in de maatschappij.
Uit de formulering van de relevante regelgeving vloeit voort dat verweerder gehouden is om een ASP op te leggen, indien een ademalcoholgehalte is gemeten van 1,3 ‰ of meer. Daarbij volgt uit artikel 132b van de Wvw dat het rijbewijs ongeldig wordt verklaard voor alle categorieën. Verweerder heeft geen ruimte om daarin een eigen afweging te maken. Ditzelfde geldt voor de rechter als hem in het kader van een beroep een dergelijk besluit wordt voorgelegd. Daarmee is de bestuursrechter weliswaar feitelijk en formeel bevoegd een besluit in beroep te beoordelen, maar niet in staat om daadwerkelijk te toetsen of het besluit, dat materieel gezien ernstig belastend is voor betrokkenen, in een concreet geval in overeenstemming is met geschreven en ongeschreven rechtsregels. De voorzieningenrechter wijst er op dat de strafrechtelijke ontzegging van de rijbevoegdheid vrijwel hetzelfde gevolg heeft als de bestuursrechtelijke (gelet op artikel 179 Wvw), maar dat de strafrechter in een dergelijk geval wel de omstandigheden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meeweegt bij het opleggen van een rijontzegging. Daarmee is de toegang tot de bestuursrechter in deze gevallen materieel veel beperkter dan de toegang tot de strafrechter, terwijl niet gezegd kan worden dat het karakter van de bestuursrechtelijke maatregel minder ingrijpend is.
5.7. Gelet hierop kunnen ernstige twijfels worden geplaatst bij het niet kunnen afwegen van belangen bij in de onderhavige situatie. Deze procedure, waarbij de beoordeling voorlopig van aard is, leent zich echter niet voor beantwoording van een dergelijke principiële vraag als de verenigbaarheid van de betreffende bepalingen van de Wvw met direct werkende bepalingen van internationaal recht.
5.8. Echter, ongeacht het antwoord op de vraag of de maatregel als zodanig niet in strijd is met rechtstreeks werkende internationale bepalingen, zal in het geval van verzoeker een eventuele belangenafweging niet in zijn voordeel uitvallen. Verzoeker heeft in het verleden reeds tweemaal (hoge) boetes opgelegd gekregen wegens overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wvw. Van deze derde overtreding, waarbij verzoeker na consumptie van ruim meer dan het toegestane hoeveelheid alcohol een motorvoertuig heeft bestuurd, kan verzoeker een ernstig verwijt worden gemaakt. Het tijdsverloop tussen de eerdere overtredingen en die van 13 april 2013 acht de voorzieningenrechter in dit geval niet van doorslaggevend belang. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan hem dit niet verweten zou kunnen worden, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Als beroepschauffeur mag van verzoeker daarbij meer bewustzijn worden gevraagd van de risico’s van alcohol in het verkeer. Gelet op het algemeen belang van verkeersveiligheid, is de voorzieningenrechter in dit geval het algemeen belang boven de belangen van verzoeker bij behoud van zijn rijbewijs gesteld mag worden. Hoewel het besluit ingrijpende gevolgen kan hebben voor verzoeker, is de maatregel daarom in dit geval niet onevenredig aan de met deze maatregel te dienen doelen. Er is derhalve geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5.9. Gelet op het bovenstaande wordt het verzoek afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. M.L. Bosman-Schouten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.