In deze zaak gaat het om een geschil over de terugvordering van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser, wonende te Schiedam, heeft in 2010 een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst heeft het voorschot op nihil vastgesteld en vordert een bedrag van € 12.714 terug. Eiser stelt dat hij een deel van dit bedrag nooit heeft ontvangen, omdat het op een rekening van een gastouderbureau is gestort. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 mei 2013, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.J. de Bruin.
De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst ten onrechte het volledige bedrag van € 12.714 terugvordert. Eiser heeft slechts een bedrag van € 5.300 ontvangen, en de foutieve uitbetaling van het overige bedrag komt voor rekening van de Belastingdienst. De rechtbank stelt vast dat eiser niet over een overeenkomst met het gastouderbureau beschikt, wat betekent dat hij geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag. De rechtbank herroept het primaire besluit van 28 juli 2011, voor zover het een groter bedrag dan € 5.300 betreft, en verklaart het beroep gegrond. De Belastingdienst wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.
De uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2013. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State.