In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2013, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen een stichting (eiseres) en twee gedaagden. De eiseres vorderde betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden huurden een woning van de eiseres en waren in gebreke gebleven met de betaling van de huur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden een huurachterstand hadden van € 184,70, welke vordering werd toegewezen. Echter, de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 195,91 werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat het incassotraject niet serieus was genomen door de eiseres, aangezien er onvoldoende pogingen waren gedaan om een rechtsgeding te voorkomen. De gedaagden hadden weliswaar te laat betaald, maar er was een betalingsregeling getroffen en zij hadden aangetoond bereid te zijn om hun verplichtingen na te komen. De kantonrechter benadrukte dat een gemachtigde, in dit geval GGN, de verplichting heeft om een incassotraject serieus te volgen voordat tot dagvaarding wordt overgegaan. De eiseres had te snel gedagvaard zonder voldoende communicatie over de betalingsachterstanden. De rechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak over de eisen die aan een incassotraject worden gesteld en de noodzaak van goede communicatie tussen partijen.