ECLI:NL:RBROT:2013:4957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
2018312 - CV EXPL 13-1142
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van buitengerechtelijke kosten in huurgeschil

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2013, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen een stichting (eiseres) en twee gedaagden. De eiseres vorderde betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden huurden een woning van de eiseres en waren in gebreke gebleven met de betaling van de huur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden een huurachterstand hadden van € 184,70, welke vordering werd toegewezen. Echter, de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 195,91 werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat het incassotraject niet serieus was genomen door de eiseres, aangezien er onvoldoende pogingen waren gedaan om een rechtsgeding te voorkomen. De gedaagden hadden weliswaar te laat betaald, maar er was een betalingsregeling getroffen en zij hadden aangetoond bereid te zijn om hun verplichtingen na te komen. De kantonrechter benadrukte dat een gemachtigde, in dit geval GGN, de verplichting heeft om een incassotraject serieus te volgen voordat tot dagvaarding wordt overgegaan. De eiseres had te snel gedagvaard zonder voldoende communicatie over de betalingsachterstanden. De rechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak over de eisen die aan een incassotraject worden gesteld en de noodzaak van goede communicatie tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2018312 \ CV EXPL 13-1142
2018312 \ CV EXPL 13-114219 maart 2013uitspraak: 12 juli 2013
vonnis van de kantonrechter Brielle, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder A. Lodder te Rotterdam,
tegen,

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
beide wonende te [woonplaats],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[eiseres]” en “Gedaagden”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 19 maart 2013 met producties;
  • het proces-verbaal van het ter terechtzitting van 2 april 2013 door Gedaagden gegeven mondelinge antwoord;
  • de conclusie van repliek met producties, en
  • het schrijven zijdens Gedaagden ten behoeve van de rolzitting van 21 mei 2013 met producties, als zijnde de conclusie van dupliek.
1.2
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen vast dat Gedaagden van [eiseres] de woning aan de [adres] te [woonplaats] huren tegen laatstelijk een maandelijkse huurprijs van € 397,70 die bij vooruitbetaling verschuldigd is.

3.Het geschil en de stellingen van partijen

3.1
[eiseres] heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 184,70 aan huurachterstand berekend tot en met de maand april 2013, € 195,91 aan buitengerechtelijke kosten en € 31,34 aan verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding over € 702,40 (de ten tijde van dagvaarden gevorderde huurachterstand) tot de dag der algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van Gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar vordering legt eiseres ten grondslag dat gedaagden ondanks diverse aanmaningen en het overeenkomen van afbetalingsregelingen, in gebreke zijn gebleven met volledige (tijdige) voldoening van de - ingevolge tussen partijen bestaande huurovereenkomst - aan haar verschuldigde bedragen, bestaande uit de maandelijkse huurtermijnen en een bedrag van € 203,00 ter zake van keukenwerkzaamheden.
3.3
Gedaagden erkennen bij schrijven van 21 mei 2013 dat er sprake is van een achterstand van € 342,82 en dat zij altijd pas na de vijftiende van de maand betalen.
Zij merken wel op dat de incassogemachtigde van [eiseres], GGN, er ‘een rommeltje’ van maakt. Er is in december 2012 een betalingsregeling van € 60,00 per maand getroffen voor de ontstane achterstand. Dat bedrag wordt altijd een paar dagen na de vijftiende van iedere maand netjes betaald. Gedaagden ontvangen hun salaris pas op de vijftiende van iedere maand. Gedaagden stellen zich op het standpunt dat er veel te snel is gedagvaard. Bovendien is geen rekening gehouden met de betaling van de huurtermijn van maart op
18 maart 2013. Er is altijd duidelijk gecommuniceerd met GGN over de financiële situatie.

4.De beoordeling

hoofdsom
4.1
De gevorderde hoofdsom bedraagt na de wijziging van eis door [eiseres] een lager bedrag dan dat door Gedaagden is erkend. De hoofdsom ad € 184,70 wordt derhalve toegewezen.
rente
4.2
De gevorderde verschenen rente ad € 31,34 is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar. Immers, nu de huur bij vooruitbetaling verschuldigd is en Gedaagden in gebreke zijn gebleven met tijdige voldoening, zijn zij vanaf de datum van verzuim de wettelijke rente verschuldigd aan [eiseres]. De gevorderde rente vanaf de dag der dagvaarding wordt eveneens als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen, een en ander zoals hierna bepaald.
buitengerechtelijke- en proceskosten
4.3
Vast staat dat Gedaagden op 10 december 2012 een bedrag van € 1.079,40 aan GGN hebben betaald, waarna nog een bedrag van € 424,70, exclusief rente en buitengerechtelijke kosten open stond. Voor dit restantbedrag is een betalingsregeling van € 60,00 per maand - te betalen naast de lopende huurtermijnen - overeengekomen, die door GGN schriftelijk aan Gedaagden is bevestigd bij brief van 14 december 2012. De kantonrechter overweegt naar aanleiding van een opmerking van Gedaagden betreffende een verschil van 10 cent tussen het bedrag dat op 12 december 2012 open stond en het bedrag dat wordt vermeld in de brief van 14 december 2012, dat dit het gevolg zou kunnen zijn van opgelopen rente. Op basis van het bestaan van dit verschil kan er in ieder geval niet zonder nadere toelichting vanuit worden gegaan dat GGN haar zaakjes niet op orde heeft. Dat laat onverlet dat [eiseres], althans GGN, naar het oordeel van de kantonrechter ten opzichte van Gedaagden iets té voortvarend te werk is gegaan. Gedaagden hebben vanaf januari 2013 iedere maand de huur betaald én het overeengekomen bedrag van € 60,00 in het kader van een betalingsregeling om de bestaande achterstand in te lopen. De achterstand is ook daadwerkelijk ingelopen, getuige het onder 4.1 toegewezen bedrag dat aanzienlijk lager is dan het bedrag waarvoor de betalingsregeling d.d. 14 december 2012 is overeengekomen. Dat neemt niet weg dat Gedaagden hun verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst en de betalingsregeling niet stipt nakomen, nu zij niet uiterlijk op de eerste dag van de maand, vooraf, de maandhuur voldoen en uiterlijk op de vijftiende van de maand de € 60,00 in het kader van de betalingsregeling betalen. [eiseres] is om die reden in beginsel gerechtigd haar gemachtigde GGN in te schakelen en uiteindelijk is zij ook tot dagvaarden gerechtigd bij het uitblijven van betaling binnen de door haar gestelde termijn. Van een gemachtigde wordt echter verwacht dat zij buiten rechte poogt de achterstand in betaling te incasseren, opdat een rechtsgeding kan worden voorkomen. In deze zaak heeft de gemachtigde daartoe op 14 december 2012 een betalingsregeling met Gedaagden getroffen. De in dat kader afgesproken maandelijkse betaling van € 60,00 hebben Gedaagden vanaf januari 2013 iedere maand betaald, zij het niet voor de vijftiende van de maand. Ook de huur is maandelijks voldaan, zij het niet bij vooruitbetaling, maar rond de achttiende van iedere maand. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter de betalingsbereidheid van Gedaagden. Indien het voor [eiseres] van evident belang is dat de betreffende betalingen niet alleen maandelijks worden gedaan, maar ook uiterlijk op de op grond van de huurovereenkomst en betalingsregeling bepaalde dagen, dan had het op de weg van [eiseres], althans haar gemachtigde, gelegen om dit voorafgaand aan deze procedure onomstotelijk aan Gedaagden kenbaar te maken. GGN heeft echter volstaan met één brief / aanmaning op 7 maart 2013, waarin zij Gedaagden heeft aangeschreven ter zake van de betaling van de huur over de maand maart 2013. Met geen woord wordt gerept over de te late betaling in de maand april 2013 van de betalingsregeling en de te late betaling van de huurtermijnen in de maanden januari (17e) en februari (22e). Ook is niet gebleken van enige eerdere (schriftelijke) correspondentie tussen partijen, waarin Gedaagden op de te late betalingen en de noodzaak van tijdige betaling worden gewezen. [eiseres] is vervolgens 12 dagen na de brief van 7 maart 2013 al tot dagvaarden over gegaan, terwijl uit de betalingsgeschiedenis blijkt dat Gedaagden de afgelopen maanden juist rond die datum zowel de betalingsregeling als de maandelijkse huurtermijn betalen. Door deze handelswijze heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende getracht een geding te voorkomen. Wanneer wordt gekozen voor een buitengerechtelijke incasso, een noodzaak daartoe bestaat niet, dient dit incassotraject serieus en derhalve wellicht ook gedurende langere tijd te worden gevolgd. In de gegeven omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat [eiseres] niet een serieus te nemen incassotraject heeft gevolgd door binnen 12 dagen na de brief van 7 maart 2013 tot de conclusie te komen dat gedagvaard moet worden. Er was in deze zaak immers een perspectief op het inlopen van de volledige achterstand en ook is niet ondenkbaar dat de maandelijkse huurtermijnen en de betalingsregeling in de toekomst tijdig zou zijn voldaan, indien [eiseres] Gedaagden van het belang daarvan (in de buitengerechtelijke fase) had doordrongen. Voor toewijzing van enige buitengerechtelijke- en proceskosten is naar het oordeel van de kantonrechter in deze omstandigheden onvoldoende reden. Ten aanzien van de proceskosten speelt daarbij bovendien een rol dat de kosten van procederen door de wetgever in het afgelopen jaar fors zijn verhoogd. In deze zaak beloopt het belang op de datum van dagvaarding € 929,65. Het griffierecht bedraagt € 448,00 en de kosten van dagvaarden € 96,76. Gelet op deze verhouding tussen vordering en te maken kosten mag van [eiseres] een meer serieuze afweging worden verwacht, voordat zij over gaat tot dagvaarden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Gedaagden hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen € 216,041 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2013 en verschenen rente, 1vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het bedrag dat aan achterstallige huur open staat vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
566