ECLI:NL:RBROT:2013:5103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
C/10/403715 / HA ZA 12-529
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een geldleningsovereenkomst en de gevolgen van ontbinding van een rechtspersoon

In deze zaak vorderde de curator van een failliete besloten vennootschap, Waddinxveen Webservice B.V., betaling van een bedrag van € 15.909,- uit hoofde van een geldleningsovereenkomst. De curator stelde dat de gedaagden, waaronder de hoofdelijk aansprakelijke [gedaagde 1], niet voldaan hadden aan hun betalingsverplichtingen. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de openstaande schuld, ondanks de ontbinding van Waddinxveen Webservice B.V. op 1 september 2012. De rechtbank overwoog dat de ontbinding van de vennootschap niet leidde tot het niet meer bestaan van de rechtspersoon in het kader van deze procedure, aangezien er proceshandelingen waren verricht na de ontbinding. De rechtbank wees de vordering van de curator toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 19 juni 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/403715 / HA ZA 12-529
Vonnis van 19 juni 2013
in de zaak van
[A], in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
eiseres,
advocaat (voorheen mr. E. Spijer, thans) mr. E.A.H. ten Berge te Naaldwijk,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te Rotterdam,
gedaagde sub 1,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WADDINXVEEN WEBSERVICE B.V.,
statutair gevestigd te Waddinxveen, kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde sub 2,
advocaat mr. E.J. van Leeuwen te Rotterdam
(zowel voor gedaagde sub 1 als voor gedaagde sub 2).
Partijen worden hierna ook genoemd “de curator” en “[gedaagden]” danwel afzonderlijk “[gedaagde 1]” en “Waddinxveen”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juni 2012, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 19 december 2012, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte overlegging producties zijdens [gedaagden], met producties;
  • de akte uitlaten ter informatie van de rechtbank zijdens de curator, met producties;
  • de brief van mr. E.J. van Leeuwen van 26 maart 2013, met productie;
  • de akte vermindering eis tevens inhoudende akte (gedeeltelijke) wijziging c.q. aanvulling van (de grondslag van) eis zijdens de curator;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 8 april 2008 zijn [eiser] (hierna: [eiser]) en Idify B.V. een overeenkomst van geldlening (hierna: de overeenkomst) aangegaan, waarbij [gedaagde 1] zich hoofdelijk en in privé heeft verbonden tot nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst.
Deze overeenkomst luidt - voor zover relevant - als volgt:
“Ondergetekende, Idify B.V. (…), bij deze vertegenwoordigd door haar direkteur, de heer [gedaagde 1] hierna genoemd: schuldenaar,
verklaart in de jaren 2006 t/m 2008 verschuldigd te zijn geworden aan [eiser] (…) hierna genoemd schuldeiser, een bedrag van € 44.662,35 (…) Dit bedrag wordt met instemming van partijen afgerond op € 50.000. Dit in verband met de aangegroeide rente.
Partijen wensen deze direct opeisbare schuld om te zetten in een geldlening.
Schuldenaar verplicht zich een rentevergoeding te betalen aan schuldeiser gelijk aan 7,5% over het gemiddelde van de saldi per 1 januari en per 31 december. De rentevervaldag is per 31 december van ieder jaar, voor het eerst op 31 december 2008 over het alsdan verstreken tijdvak te rekenen vanaf1 maart 2008 hetwelk door de schuldeiser wordt aanvaard.
Inzake dezer geldlening zijn ondergetekenden het navolgende overeengekomen:
a.
Er is een maandelijkse aflossingsverplichting overeengekomen van € 835,- gedurende60 maanden, ingaande 15 maart 2008 en eindigende op 15 februari 2013.
(…)
c.
De hoofdsom of het eventuele restant daarvan zal te allen tijde terstond en zonder enige waarschuwing kunnen worden opgeëist, met de rente tot de dag der betaling en drie maanden extra rente, in de navolgende gevallen:
-
bij niet nakomen door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst van geldlening indien niet binnen acht dagen na ingebrekestelling de betrokken verplichting alsnog is nagekomen;
-
bij faillissement, onder curatelestelling, of wanneer schuldenaar surséance van betaling aanvraagt alsmede wanneer goederen geheel of gedeeltelijk door derden mochten worden in beslag genomen.
(…)
e.
De heer [gedaagde 1] (…) voorheen h.o.d.n. Idify (eenmanszaak) blijft te allen tijde hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld aan de schuldeiser voor zowel betaling van de hoofdsom als betaling van de over de schuld verschuldigd geworden rente zoals vermeld in de aanhef van de deze overeenkomst.
(…)”
2.2.
[eiser] is bij vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 27 juli 2012 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van [B], voornoemd, tot curator.
2.3.
Op 27 september 2012 is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat Waddinxveen is opgehouden te bestaan
“omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 01-09-2012”en
“is opgeheven met ingang van 01-09-2012”.

3.Het geschil

3.1.
Curator vordert, na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 15.909,-, vermeerderd met de overeengekomen rente van 7,5% over het gemiddelde van de saldi per 1 januari en
  • Waddinxveen te veroordelen tot betaling van € 8.907,15 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf de respectievelijke vervaldata van iedere factuur tot aan de dag van volledige voldoening, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening;
  • [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten;
  • [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten, waaronder mede begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vonnisdatum tot aan de dag van volledige voldoening.
3.1.1.
[gedaagden] hebben over de jaren 2008 tot 2012 in totaal een bedrag van € 34.091,- afgelost, zodat nog openstaat een bedrag van € 15.909,-. Dit bedrag (exclusief rente) is, ondanks sommaties, ingebrekestellingen en tussen partijen overeengekomen betalingsregelingen, niet door [gedaagden] voldaan.
3.1.2.
[eiser] heeft voorts in opdracht en voor rekening van Waddinxveen personeels-diensten geleverd en hiervoor in de periode van 28 februari 2008 tot 20 juni 2008 vijf facturen met een totaal bedrag van € 8.907,15 aan Waddinxveen verzonden.
Waddinxveen heeft deze facturen, ondanks sommaties en ingebrekestellingen, niet voldaan.
3.2.
[gedaagden] voeren gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Waddinxveen is opgericht bij notariële akte van 31 oktober 2007 onder de (statutaire) naam IDIFY B.V., tevens handelend onder de naam IDIFY Producties. Per 4 september 2008 is de statutaire naam gewijzigd in Waddinxveen Webservice B.V., eveneens handelend onder de handelsnamen IDIFY,
IDIFY (I DO IT FOR YOU) en IDFI. Dit blijkt ook uit de handelsregisterhistorie van Waddinxveen. De rechtbank zal hiervan bij de verdere beoordeling uitgaan.
4.2.
[gedaagden] hebben het verweer dat de vorderingen op Waddinxveen dienen te worden afgewezen nu zij geen contractspartij is bij de overeenkomst ter comparitie van partijen niet langer gehandhaafd, nu is komen vast te staan dat [gedaagde 1] de statutaire naam van de onderneming IDIFY B.V. heeft gewijzigd in Waddinxveen Webservice B.V..
4.3.
Tussen partijen is voorts komen vast te staan dat in de jaren 2008-2012 een bedrag van in totaal € 34.091,- op de overeenkomst is afgelost, zodat de vordering van de curator uit hoofde van de overeenkomst nog een bedrag van € 15.909,- in hoofdsom bedraagt. [gedaagden] hebben ter comparitie van partijen erkend hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor deze betalingsverplichting (uit de overeenkomst).
4.4.
[gedaagden] stellen echter dat [gedaagde 1] en de heer [C] , directeur van [eiser], destijds hadden afgesproken dat door [eiser] een bedrag van € 5.000,- ten gunste van IDIFY B.V. zou worden verrekend met het bedrag van de lening, zodat de restant hoofdsom met dit bedrag moet worden verminderd. Deze afspraak hield verband met de opheffing van een gezamenlijke onderneming, een vennootschap onder firma genaamd Tangramatch, waarvan [gedaagde 1] en de heer [C] indirect vennoten waren.
De curator heeft voormelde afspraak gemotiveerd betwist.
Gelet op de betwisting door de curator had het op de weg gelegen van [gedaagde 1] zijn stelling op dit punt nader, eventueel gedocumenteerd, te onderbouwen. Ter comparitie heeft [gedaagde 1] aangegeven dat de gestelde afspraak nimmer op papier is gezet en evenmin blijkt uit de overeenkomst noch uit andere zich in het dossier bevindende stukken. Zijn stellingen leveren daarom op dit punt onvoldoende feitelijke grondslag op om hem tot bewijs toe te laten. Het verweer wordt gepasseerd.
4.5.
Op grond van het vorenstaande ligt de vordering van de curator op dit punt voor toewijzing gereed.
4.6.
Nu geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde rente, zal ook dit deel van de vordering worden toegewezen.
4.7.
Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van
13 maart 2013 blijkt dat op 27 september 2012 is geregistreerd dat Waddinxveen is ontbonden met ingang van 1 september 2012 en dat op 27 september 2012 de registratie is beëindigd in verband met einde liquidatie met ingang van 1 september 2012. Onbetwist is dat Waddinxveen bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders met ingang van 1 september 2012 is ontbonden, derhalve korte tijd na het uitbrengen van de dagvaarding door [eiser].
Anders dan [gedaagden] lijken te veronderstellen zijn de gevolgen van de ontbinding van een vennootschap niet absoluut, zoals blijkt uit bijvoorbeeld artikel 2:19 lid 5 BW.
In aanmerking wordt genomen dat in deze procedure door of namens Waddinxveen (een of meer) proceshandelingen zijn verricht na het besluit tot ontbinding, hetgeen moeilijk te rijmen valt met het door [gedaagden] gestelde ‘niet meer bestaan van de rechtspersoon’. Voorts acht de rechtbank van belang dat het besluit tot ontbinding van de vennootschap is genomen, nadat Waddinxveen door [eiser] in rechte was betrokken. Het hangende de procedure ontbinden van de rechtspersoon zou, indien het standpunt van [gedaagden] zou worden gevolgd, leiden tot het frustreren van de procedure en daarmee de belangen van (thans) de curator. Dit alles leidt tot het oordeel dat, ondanks het besluit tot ontbinding van Waddinxveen, de procedure kan worden voortgezet en dat er een eindvonnis kan worden gewezen.
4.8.
[gedaagde 1] heeft ter comparitie van partijen erkend dat Waddinxveen de facturen ten bedrage van € 8.907,15 verschuldigdheid is aan [eiser] (thans aan de curator) en heeft de hoogte van de vordering, alsmede de gevorderde rente, niet betwist. Ook deze vordering van de curator ligt derhalve voor toewijzing gereed.
4.9.
De door de curator gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen, overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II worden gematigd en begroot op € 1.158,-, omdat de in dit rapport gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en de curator onvoldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat meer werkzaamheden zijn verricht dan in dit forfaitaire tarief liggen besloten.
4.10.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van curator worden begroot op:
  • dagvaarding €  96,57
  • griffierecht € 1.789,00
  • salaris advocaat €
Totaal € 3.043,57
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen - als onbetwist en zoals in het dictum vermeld - worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan de curator te betalen een bedrag van € 15.909,-- (zegge: vijftienduizend negenhonderd negen euro), vermeerderd met de contractuele rente van 7,5% per jaar over het gemiddelde van de saldi per 1 januari en per 31 december over het betreffende jaar, vanaf 8 april 2008 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Waddinxveen Webservice B.V. om aan de curator te betalen een bedrag van € 8.907,15 (zegge: achtduizend negenhonderd zeven euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek vanaf de respectievelijke vervaldata van iedere factuur tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de buitengerechtelijke incassokosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.158,-;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 3.043,57, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Rutten en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.
2057/209