Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser],
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 juni 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het vonnis van 19 december 2012, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de akte overlegging producties zijdens [gedaagden], met producties;
- de akte uitlaten ter informatie van de rechtbank zijdens de curator, met producties;
- de brief van mr. E.J. van Leeuwen van 26 maart 2013, met productie;
- de akte vermindering eis tevens inhoudende akte (gedeeltelijke) wijziging c.q. aanvulling van (de grondslag van) eis zijdens de curator;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2013.
Er is een maandelijkse aflossingsverplichting overeengekomen van € 835,- gedurende60 maanden, ingaande 15 maart 2008 en eindigende op 15 februari 2013.
De hoofdsom of het eventuele restant daarvan zal te allen tijde terstond en zonder enige waarschuwing kunnen worden opgeëist, met de rente tot de dag der betaling en drie maanden extra rente, in de navolgende gevallen:
bij niet nakomen door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst van geldlening indien niet binnen acht dagen na ingebrekestelling de betrokken verplichting alsnog is nagekomen;
bij faillissement, onder curatelestelling, of wanneer schuldenaar surséance van betaling aanvraagt alsmede wanneer goederen geheel of gedeeltelijk door derden mochten worden in beslag genomen.
De heer [gedaagde 1] (…) voorheen h.o.d.n. Idify (eenmanszaak) blijft te allen tijde hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld aan de schuldeiser voor zowel betaling van de hoofdsom als betaling van de over de schuld verschuldigd geworden rente zoals vermeld in de aanhef van de deze overeenkomst.
“omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 01-09-2012”en
“is opgeheven met ingang van 01-09-2012”.
3.Het geschil
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 15.909,-, vermeerderd met de overeengekomen rente van 7,5% over het gemiddelde van de saldi per 1 januari en
- Waddinxveen te veroordelen tot betaling van € 8.907,15 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf de respectievelijke vervaldata van iedere factuur tot aan de dag van volledige voldoening, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten, waaronder mede begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vonnisdatum tot aan de dag van volledige voldoening.
Waddinxveen heeft deze facturen, ondanks sommaties en ingebrekestellingen, niet voldaan.
4.De beoordeling
IDIFY (I DO IT FOR YOU) en IDFI. Dit blijkt ook uit de handelsregisterhistorie van Waddinxveen. De rechtbank zal hiervan bij de verdere beoordeling uitgaan.
De curator heeft voormelde afspraak gemotiveerd betwist.
Gelet op de betwisting door de curator had het op de weg gelegen van [gedaagde 1] zijn stelling op dit punt nader, eventueel gedocumenteerd, te onderbouwen. Ter comparitie heeft [gedaagde 1] aangegeven dat de gestelde afspraak nimmer op papier is gezet en evenmin blijkt uit de overeenkomst noch uit andere zich in het dossier bevindende stukken. Zijn stellingen leveren daarom op dit punt onvoldoende feitelijke grondslag op om hem tot bewijs toe te laten. Het verweer wordt gepasseerd.
13 maart 2013 blijkt dat op 27 september 2012 is geregistreerd dat Waddinxveen is ontbonden met ingang van 1 september 2012 en dat op 27 september 2012 de registratie is beëindigd in verband met einde liquidatie met ingang van 1 september 2012. Onbetwist is dat Waddinxveen bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders met ingang van 1 september 2012 is ontbonden, derhalve korte tijd na het uitbrengen van de dagvaarding door [eiser].
Anders dan [gedaagden] lijken te veronderstellen zijn de gevolgen van de ontbinding van een vennootschap niet absoluut, zoals blijkt uit bijvoorbeeld artikel 2:19 lid 5 BW.
In aanmerking wordt genomen dat in deze procedure door of namens Waddinxveen (een of meer) proceshandelingen zijn verricht na het besluit tot ontbinding, hetgeen moeilijk te rijmen valt met het door [gedaagden] gestelde ‘niet meer bestaan van de rechtspersoon’. Voorts acht de rechtbank van belang dat het besluit tot ontbinding van de vennootschap is genomen, nadat Waddinxveen door [eiser] in rechte was betrokken. Het hangende de procedure ontbinden van de rechtspersoon zou, indien het standpunt van [gedaagden] zou worden gevolgd, leiden tot het frustreren van de procedure en daarmee de belangen van (thans) de curator. Dit alles leidt tot het oordeel dat, ondanks het besluit tot ontbinding van Waddinxveen, de procedure kan worden voortgezet en dat er een eindvonnis kan worden gewezen.
- dagvaarding € 96,57
- griffierecht € 1.789,00
- salaris advocaat €