Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met
- de conclusie van dupliek in reconventie;
- de beschikking van de rolrechter van deze rechtbank van 25 april 2012 waarin het
2.De feiten
a. de besloten vennootschap Ingenieursbureau Nieuwe Materie BV (hierna: INM), met [A] (hierna: [A]) als directeur eigenaar;
b. de besloten vennootschap Cross Link Engineering BV (hierna: Cross Link), met [B] (hierna: [B]) als directeur eigenaar;
c. de besloten vennootschap [X] (hierna: DJCA), met [C] (hierna: [C]) als directeur eigenaar.
De management overeenkomst is in 2007 neergelegd in een - voor elk van de hier onder a., b. en c. genoemden gelijkluidende - notitie, inhoudende onder meer:
“Declaraties
Declaraties rechtstreeks in te dienen bij FiberCore of doorbelasten vanuit de holding.
4. Telefoonkosten ..
7. Boekhouding [Y]
Eén totaal factuur voor het hele concern (Composieten Team, INM, CLE, [C] en de factuur aan FiberCore)
Overig:
1. Management fee
2. Pensioen …”
Sinds medio 2009 is de verhouding tussen de (rechts-)personen genoemd onder a. en c. enerzijds en b. anderzijds verslechterd.
Een door hen ingezet coachingtraject heeft niet tot verbetering geleid.
Omdat geen overeenstemming werd bereikt over een met Cross Link te sluiten nieuwe overeenkomst van opdracht voor consultancy werkzaamheden door Cross Link voor FiberCore, bleef de onder 2.1. bedoelde management overeenkomst met Cross Link van kracht.
Factuur 10.009 dd 04-10-2010 betreffende augustus 2010 ad € 8.103,19
Factuur 10.010 dd 04-10-2010 betreffende september 2010 ad € 8.464,95
Factuur 10.011 dd 16-11-2010 betreffende oktober 2010 ad € 8.582,76
Factuur 10.012 dd 26-11-2010 betreffende november 2010 ad € 8.666,53
Factuur 10.013 dd 26-11-2010 betreffende december 2010 ad € 7.842,10
Factuur 11.001 dd 07-02-2011 betreffende januari 2011 ad € 7.868,76
Factuur 10.003 dd 04-04-2011 betreffende maart 2011 ad €
7.868,76Totaal € 65.265,81
“… Voornoemde vennootschappen (rechtbank: hier onder 2.1. a.,b. en c.) sturen facturen voor de door hen verleende diensten aan FiberCore. Het klopt dat is afgesproken dat betaling van de facturen aan de drie vennootschappen gelijke tred zal houden. Verder is afgesproken dat betalingen slechts zullen plaatsvinden voor zover er werkzaamheden zijn verricht en de financiële toestand van FiberCore dat toestaat …Snellere betaling zou een verregaande aantasting van de liquiditeitspositie van de onderneming van FiberCore betekenen en is derhalve onacceptabel en bovendien in strijd met de daarover gemaakte afspraken.
Voor wat betreft de .. facturen 10.011, 10.012 en 10.013 … merk ik verder nog op dat deze vooralsnog niet in behandeling zijn genomen aangezien geen specificatie aan die facturen is toegevoegd. Uw cliënte is er herhaaldelijk op gewezen dat alleen facturen met voldoende specificatie in behandeling zouden worden genomen. …de gang van zaken in de afgelopen periode heeft bij ons de conclusie doen ontstaan dat van een zinvolle en werkbare invulling van de managementovereenkomst tussen uw cliënte en FiberCore geen sprake is. Wij beraden ons op dit moment dan ook op onze positie. …”
2.5. Cross Link heeft bij brief aan FiberCore van 17 januari 2011 een beroep gedaan op opschorting van haar verplichtingen uit hoofde van de onder 2.1. bedoelde management overeenkomst op de volgende gronden:
“Helaas is er geen betaling gevolgd van de totale openstaande vordering en evenmin is de handreiking opgepakt om tenminste nu al een betalingsregeling met elkaar overeen te komen.
U heeft gemeend in uw brief (rechtbank: hier onder 2.5.) te moeten reageren … door:
3. willens en wetens, zonder directe aanleiding of aannemelijk zijn van bestaan van gegronde reden daartoe, de mailbox op naam van cliënte kraken en van de inhoud kennis te nemen, terwijl een daaraan vooraf gepleegd telefoontje of email met verzoek om overleg over die situatie niet is gedaan;
4. cliënte wel vragen zaken weer op te pakken terwijl over invulling en de voorwaarden van de nieuwe vorm van samenwerken en over de gevolgen van de gewijzigde machtsstructuren in de betrokken vennootschappen, waarover al maanden gepraat wordt maar nog steeds geen overeenstemming is bereikt, met geen enkel woord te spreken;
5. om specificaties van managementfacturen te vragen en als reden op te voeren voor niet betalen, terwijl specificatie nooit eerder is gevraagd (begin december 2010 toen cliënt al op vakantie was voor het eerst) omdat dat ook niet de gewoonte/afspraak was;
Voornoemd totaalbedrag ad € 51.783,60 dient betaald te worden binnen 5 werkdagen na heden … Bij gebreke van betaling binnen de gestelde termijn zal aanspraak worden gemaakt op de wettelijke handelsrente vanaf 22 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, over hoofdsom alsook de tot en met 21 januari 2011 verschuldigde rente, die alsdan ook nog separaat ingevorderd zal gaan worden.
Daarnaast houdt cliënte onverminderd recht op volledige en stipte betaling van de maandelijkse overeengekomen managementvergoeding die betaald dienen te worden …”
3.De vordering in conventie en in reconventie
I. te verklaren voor recht dat Cross Link zich op goede gronden heeft beroepen op het
B. subsidiair, voor zover de management overeenkomst wel is geëindigd bij brief van 5 april 2011, FiberCore te veroordelen om aan Cross Link te betalen de managementvergoeding augustus 2010 tot en met maart 2011, zijnde een bedrag van € 54.845,20 te vermeerderen met BTW;
C. eveneens subsidiair, namelijk voor zover de management overeenkomst wel is geëindigd bij brief van 5 april 2011, FiberCore te veroordelen om aan Cross Link te betalen een bedrag ter zake schade, voorlopig begroot op de redelijke opzegtermijn van 24 maanden, althans op in goede justitie te stellen aantal maanden, voorlopig begroot op een bedrag van € 158.160,- te vermeerderen met BTW, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
III. FiberCore te veroordelen om aan Cross Link te betalen een bedrag van
a. Cross Link ten onrechte de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de management overeenkomst heeft opgeschort;
b. de management overeenkomst op 5 april 2011, althans 7 april 2011, is geëindigd;
4.Het geschil in conventie en in reconventie
opschorting, ontbinding en opzegging4.1. Cross Link legt aan de vordering tot betaling van managementfee e.d. in conventie naast de onder 2. vermelde vaststaande feiten de stelling ten grondslag dat zij zich sinds januari 2011 terecht op opschorting beroept nu FiberCore toerekenbaar tekort schoot in de nakoming van de management overeenkomst van 2007 door de facturen van Cross Link onbetaald te laten en er door toedoen van FiberCore een onwerkbare situatie was ontstaan. Cross Link beroept zich ter ondersteuning van haar standpunt op de door haar bij brief van 17 januari 2011 (hier onder 2.5) vermelde vijf gronden.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat de overeenkomst van partijen dient te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Krachtens het bepaalde in artikel 7.400 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de artikelen 7:401- 412 BW, hierop van toepassing, tenzij iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.
Krachtens het bepaalde in artikel 7:403 BW is de opdrachtnemer gehouden om rekening en verantwoording af te leggen van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten. Tussen partijen staat evenwel vast dat de overeenkomst tussen FiberCore als opdrachtgever enerzijds en de opdrachtnemers Cross Link, JNM en DJCA anderzijds gelijkluidend is en dat deze overeenkomst, Cross Link, noch de andere opdrachtnemers verplichtte tot een urenverantwoording bij declaratie aan FiberCore. Hieraan doet niet af dat [B] op enig moment grotendeels thuis ging werken.
Overigens is het niet zo dat daarmee elk inzicht in de inzet van Cross Link ontbrak, nu haar operationele werkzaamheden wel aan de klant werden gedeclareerd en haar projecten kennelijk voor FiberCore ook winstgevend waren.
Dit brengt mee dat FiberCore niet eenzijdig de overeenkomst kon wijzigen en alleen Cross Link tot een urenverantwoording kon verplichten. Zo lang partijen het over een wijziging van de overeenkomst niet eens werden en de overeenkomst niet was opgezegd, liep deze op basis van de afspraken uit 2007 door.
Dit brengt mee dat FiberCore ten onrechte betaling van facturen van Cross Link heeft opgeschort en door het onbetaald laten daarvan toerekenbaar tekort schoot in de nakoming van de overeenkomst met Cross Link.
Het beroep van FiberCore op een afspraak tussen van partijen dat betaling afhankelijk was van haar liquiditeit, faalt. Nog daargelaten dat Cross Link het bestaan van die afspraak betwist, staat ook in deze voorop dat de overeenkomst met de drie opdrachtnemers gelijkluidend is en dat met name ook betaling van de facturen gelijke tred zou houden. Nu vast staat dat de facturen van de andere twee opdrachtnemers in die periode wel zijn voldaan en de liquiditeit van FiberCore kennelijk niet aan betaling van deze facturen in de weg stond, kan een gebrek aan liquiditeit - zo dit al was overeengekomen en zo zich dit gebrek al voordeed - niet uitsluitend tegen Cross Link worden ingeroepen.
FiberCore heeft zich het standpunt gesteld dat zij in geen geval - ongeacht een opschortingsrecht zijdens Cross Link - een managementfee verschuldigd zou zijn aan Cross Link als daar geen werkzaamheden tegenover staan omdat de aard van de overeenkomst van opdracht zich daartegen verzet. Dit standpunt snijdt geen hout.
Naar het oordeel van de rechtbank is kenmerkend voor de onderhavige management overeenkomst dat de deelnemers kennelijk arbeid inbrengen met het doel het voordeel dat daaruit voortvloeit gezamenlijk te delen in de vorm van een voor elk van hen gelijke vergoeding per maand, welke ongeacht vakantie e.d. werd doorbetaald. Aldus draagt deze overeenkomst van opdracht veel van het karakter van een maatschapsovereenkomst. Alszodanig verzet de aard van deze overeenkomst zich niet tegen een betalingsverplichting zijdens FiberCore zonder dat er management werkzaamheden tegenover staan.
Cross Link heeft daartoe - verkort en samengevat - aangevoerd dat de onwerkbare situatie aan FiberCore te wijten was, nu Cross Link niet volwaardig als partner in het management werd geaccepteerd, een coachingtraject te laat is ingezet en dat Cross Link intussen wel aan haar verplichtingen voldeed, dat in haar afwezigheid tijdens vakantie goed was voorzien, dat zij als enige winst heeft gemaakt met projecten. N201 en Haarreijn waar de projecten van de anderen per jaar € 1.000.000,- verlies leden en dat zij na machtsovername door de anderen in FiberCore bereid was om aan overeenkomst andere invulling te geven waarbij Cross Link niet langer als manager maar uitsluitend als consultant en/of operationeel werkzaam zou zijn voor FiberCore.
Cross Link voert voorts aan dat FiberCore zich er als opdrachtgever rekenschap van dient te geven dat Cross Link alleen FiberCore als inkomstenbron kent, zodat [B] daarvan afhankelijk is om te voorzien in de kosten van noodzakelijk levensonderhoud. Tenslotte voert Cross Link aan dat zij in haar mogelijkheden om ander werk te vinden wordt beperkt door een concurrentiebeding waaraan zij zich als aandeelhouder van FiberCore verbond.
Tussen partijen staat vast dat tussen hen niets omtrent opzegging van de overeenkomst is overeengekomen en dat de overeenkomst door FiberCore bevoegdelijk is opgezegd.
De door Cross Link aangevoerde omstandigheden (hiervoor onder 4.6.) leveren naar het oordeel van de rechtbank geen grond op voor de conclusie dat de overeenkomst niet kon worden opgezegd. FiberCore heeft immers geen bijzondere in het functioneren van Cross Link gelegen reden nodig - laat staan zeer dringende redenen zoals Cross Link stelt - om de overeenkomst op te zeggen. De in artikel 7:411 BW bedoelde situatie van een voortijdige beëindiging, die tot doorbetaling van loon zou kunnen verplichten indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen, doet zich hier niet voor. De overeenkomst is niet aangegaan voor bepaalde tijd noch is deze geëindigd voordat de opdracht was volbracht, terwijl de verschuldigdheid van loon daarvan afhankelijk was. Uit de eigen stellingen van Cross Link volgt dat zij haar werkzaamheden ook juist daarom opschortte omdat zij op dat moment geen opdracht tot het vervullen van management taken of operationele taken had.
Wel kan aan de bijzondere aard van de overeenkomst, die in aanvang er op neer kwam dat partijen in feite zichzelf voor onbepaalde tijd opdracht gaven tot het full-time (bij twee van de opdrachtnemers later gecorrigeerd naar 80%) verrichten van diensten, en daarmee dus kennelijk in de kosten van levensonderhoud hebben voorzien, worden afgeleid dat een opzegging met onmiddellijke ingang in strijd is met wat hetgeen partijen in redelijkheid van elkaar mochten verwachten. Deze verplichting gaat naar het oordeel van de rechtbank niet zover dat hierop de voor een arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde opzeggingstermijn en/of berekening van dienstjaren ex artikel 7:685 BW, van overeenkomstige toepassing is, zoals Cross Link kennelijk veronderstelt.
Voor de vaststelling van een gelet op de aard van de onderhavige overeenkomst redelijke opzegtermijn is de duur van de relatie wel relevant. Dit betreft hier de periode vanaf 1 januari 2008, zijnde de ingangsdatum van het verrichten van diensten voor FiberCore.
Dat [A] en [B] ook voordien, sinds 1997, samenwerkten in het ingenieursbureau Composieten Team, betreft een andere rechtsverhouding en is in dit verband niet relevant. Evenmin is relevant dat Cross Link in het vinden van werk wordt bemoeilijkt door een concurrentiebeding waaraan zij zich uit geheel andere hoofde verbond, namelijk als aandeelhouder via een relatie- en concurrentiebeding uit de aandeelhouders- en participatieovereenkomst toen Startgreen is toegetreden als financier en aandeelhouder van FiberCore. Ook dit betreft een andere rechtsverhouding. Uit dien hoofde houdt overigens ook Cross Link zelf belang bij in stand houden van het concurrentie beding.
De rechtbank neemt voor het bepalen van de duur van de opzeggingstermijn, naast de omstandigheid dat partijen al een aantal jaren samenwerkten met het oog om hieruit duurzaam in hun inkomen te voorzien, tevens in aanmerking dat zij toen de relatie verslechterde een coaching-traject zijn ingegaan en gepoogd hebben een andere contractuele relatie - zonder managementtaken - aan te gaan.
Partijen geven daarmee over en weer blijk van de overeenkomst niet zonder meer te hebben willen opzeggen, hieraan doet niet af dat partijen verdeeld zijn over de vraag waarom de relationele verhoudingen niet zodanig zijn verbeterd dat dit tot een nieuwe invulling van de overeenkomst leidde. De rechtbank zal aan het bewijsaanbod van elk van de partijen, voor zover hierop betrekking hebbend, dan ook als niet ter zake dienend voorbij gaan.
Een en ander leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval in redelijkheid een opzegtermijn in acht diende te worden genomen voor de duur van ongeveer twee maanden.
Dit brengt mee dat de overeenkomst van opdracht eindigde per 1 juni 2011 en dat FiberCore tot en met mei 2011 de overeengekomen managementfee aan Cross Link verschuldigd is.
Nu de contractuele relatie tussen partijen tot niet meer dan dat verplichtte en door Cross Link geen andere rechtsgrond is aangevoerd, valt niet in te zien dat FiberCore daarnaast tot schadevergoeding aan Cross Link is gehouden.
€ 7.868,76 per maand, voor de maanden april en mei 2011), te vermeerderen met BTW (het in conventie subsidiair gevorderde -onder III. en IV.- blijft derhalve buiten beschouwing).
De hiertegenover staande vordering van FiberCore in reconventie om voor recht te verklaren dat (2.a.) Cross Link ten onrechte de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de management overeenkomst heeft opgeschort en (2.b.) de management overeenkomst op 5 april 2011, althans 7 april 2011, is geëindigd, dient te worden afgewezen.
accountantskosten4.9. Cross Link vordert in conventie voorts (onder V.) een bedrag van € 17.941,89 aan accountantskosten en stelt daartoe dat FiberCore krachtens de onder 2.1. bedoelde werkafspraken uit 2007 tot vergoeding daarvan gehouden is. Volgens een overzicht betreft het hier facturen dd augustus 2007 tot en met april 2011.
Cross Link is op dit verweer van FiberCore niet teruggekomen, hoewel daar bij schriftelijk pleidooi een en andermaal gelegenheid voor was. Nu de facturen inderdaad op naam van Cross Link staan en Cross Link voorts niet toelicht waarom zij facturen over een zo lange periode niet eerder bij FiberCore indiende, moet het er voor worden gehouden dat zij haar stelling dat FiberCore deze voor haar rekening dient te nemen, niet langer handhaaft, althans deze stelling - na gemotiveerde betwisting - onvoldoende heeft onderbouwd en ten bewijze heeft aangeboden. De vordering wordt op dit onderdeel afgewezen.
De rechtbank is met FiberCore van oordeel dat noch uit de overgelegde declaraties, noch anderszins blijkt dat door Cross Link - buiten de beslaglegging - werkzaamheden zijn verricht ter incasso, anders dan het voorbereiden van een enkele sommatie en kosten ter instructie van de zaak. Een vergoeding daarvoor moet geacht te zijn begrepen in een eventuele proceskostenveroordeling. Dit onderdeel van de vordering dient dan ook te worden afgewezen.
Nu Cross Link bereid is de laptop, bureaustoel en telefoon te retourneren mist FiberCore belang bij toewijzing van de gevorderde dwangsom. Voor zover de vordering ziet op andere bedrijfsmiddelen mist deze substantiering en dient deze reeds daarom te worden afgewezen.
Cross Link stelt hier tegenover dat de vordering niet opeisbaar is nu voor Cross Link, INM en DJCA heeft te gelden het principe van “gelijke monniken, gelijke kappen” en dat over betaling door de anderen niets is gesteld door FiberCore.
Dit verweer slaagt. FiberCore laat - ook na dit verweer - na te stellen dat INM en DJCA de lening hebben verstrekt of daartoe zijn aangesproken. De rechtbank is van oordeel dat hiermee niet is komen vast te staan dat de vordering, die op zich niet wordt betwist, thans opeisbaar is, zodat deze op dit onderdeel dient te worden afgewezen.
Cross Link betwist in de eerste plaats de hoogte van de door haar daadwerkelijk ontvangen bedragen en voert ook hier aan dat de vordering niet opeisbaar is omdat ook op INM en DJCA een gelijke verplichting rust, dat ook hier het beginsel van “gelijke monniken, gelijke kappen” geldt en dat over betaling door de anderen niets is gesteld door FiberCore. Daarnaast voert Cross Link - gemotiveerd - aan dat zij niet tot doorbetaling van de subsidie aan FiberCore bereid is nu FiberCore niet aanbiedt Cross Link te vrijwaren voor het geval de Fiscus deze subsidies zou terugvorderen, hetgeen zij aannemelijk acht.
FiberCore laat de gemotiveerde stelling van Cross Link dat de door haar ontvangen subsidie wellicht (in belangrijke mate) zal moeten worden terugbetaald aan de Fiscus, onweersproken en heeft evenmin aangeboden haar te vrijwaren voor dat geval.
Ten aanzien van het beroep op “gelijke monniken, gelijke kappen” stelt FiberCore zich niet eerder dan bij antwoordpleitnota ten behoeve van schriftelijk pleidooi alsnog op het standpunt dat ook voor INM geldt dat verrekening plaats vindt ter zake de WBSO gelden - daarbij in het midden latend of en waarmee die verrekening reeds plaats vond - en dat DJCA geen WBSO gelden heeft ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering aldus als onvoldoende onderbouwd en ten bewijze aangeboden, dient te worden afgewezen.
Betekening dagvaarding € 76,31
Overbetekening
€ 64,61
Salaris procureur (4 punten tarief € 1.421,-) ad € 5.684,-
5.De beslissing
- veroordeelt Cross Link tot afgifte van de laptop, bureaustoel en telefoon van FiberCore;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- veroordeelt FiberCore in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van Cross Link begroot op € 2.682,- aan salaris voor de procureur;