Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEDON B.V.,
[gedaagde 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 maart 2012,
- het ten behoeve van de comparitie door [eiseres] toegezonden overzicht aanvullende producties, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 4 juni 2012,
- de akte na comparitie, tevens houdende akte producties en akte wijziging eis van [eiseres] van 26 september 2012, met producties,
- de antwoordakte na comparitie van [gedaagden] van 26 september 2012, met producties,
- de akte uitlating producties van [eiseres] van 24 oktober 2012.
2.De feiten
een basisbedrag van € 2.500.000,= (…);
een bedrag van € 250.000,= (…) te betalen in twee gelijke delen ad € 125.000,= (…) op 1 december 2011 en op 1 december 2012;
- In 2007 heb ik een nieuwe b.v. opgericht met hulp/advies van [gedaagde 2], eigenaar van Gedon/[Y].
- De onderneming was gericht op de productie van maatwerk in plaatwerk voor de bouw en industrie.
- De materialen die wij verwerkten waren aluminium, voorgelakt en geanodiseerd aluminium, Rvs en staal.
- De zoon van [gedaagde 2], [Z] voorheen werkzaam bij Aldowa, zou mede-eigenaar worden van een nieuw op te richten bedrijf. Voor de oprichting van deze B.V. heb ik met [gedaagde 2] (oud eigenaar Aldowa) indringende gesprekken gevoerd waarom ik deze stap moest zetten om in zijn aangekochte pand deze genoemde activiteiten te starten.
- Om tot oprichting te komen van de nieuwe B.V. heb ik met de accountant van [gedaagde 2], de heer [Q], [Z] en zijn vader [gedaagde 2] een aantal keren overlegd. Dit om zakelijk en juridisch een B.V. op te starten waaruit moest blijken dat de heer [gedaagde 2] geen zeggenschap nog enige bemoeienis had met de nieuw op te starten B.V.Aangezien dit niet in overeenstemming was met bepaalde bepalingen waar [gedaagde 2] zich aan moest houden, welke dit waren weet ik niet.Hoewel ik wel een aangetekende brief ontvangen heb op 13-11-2007 waarin Aldowa bv. mij erop heeft gewezen, dat mijn activiteiten met de heer [gedaagde 2] niet konden leiden tot de opstart van een nieuwe BV.
- In voorbereiding/ opstart van het nieuwe productiebedrijf heb ik voor een 0-tarief een hal van een groter pand, voor +/- 7 maanden in 2007 mogen gebruiken.Het pand was kort daarvoor aangekocht door de [gedaagden 2 + 3]van Gedon B.V.
- De hal had een open verbinding met alle activiteiten van de [gedaagden 2 + 3]. Deze konden in en uit lopen in de gehuurde hal.
- De [gedaagden 2 + 3]hielden dagelijks kantoor en hadden andere BV’s op dit adres.
- Het was een afgesloten terrein, waar er in den beginne geen afgesloten hallen noch losse eenheden waren.
- [gedaagde 2] heeft mij geadviseerd bij het aanschaffen van diverse plaatwerkmachines. Hiertoe zijn wij bijvoorbeeld naar de Metavak en bedrijven in België geweest om machines te bekijken. Uiteindelijk zijn mede op advies van [gedaagde 2] de volgende plaatwerkmachines aangeschaft:(…)
- Ons klantenbestand stond onder meer uit een aantal vaste klanten van Aldowa, welke door [gedaagde 2] zijn aangeleverd bijvoorbeeld te weten:
- Glasimpex, Alupui, [W], [E].’
3.De vordering in conventie
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling in conventie
zorg dat jullie niet in het zetwerk actief zijn’. [gedaagden] heeft betwist dat deze mededeling gedaan is.
Partij’. Gesteld noch gebleken is dat de uitleg van deze bepaling op dit punt voor of ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst tussen partijen aan de orde is geweest. Het komt daarom vooral aan op de betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst, de overige inhoud daarvan en de overige omstandigheden.
De ondergetekenden’ opgenomen dat ‘
Partij 1 en 2 zullen hierna ieder afzonderlijk ook worden genoemd: “Partij” en gezamenlijk: “Partijen”’. Partij 1 was [eiseres], Partij 2 was Gedon. Dit ondersteunt het standpunt van [gedaagden]
Partij’ verstaat de rechtbank artikel 11 lid 3 van de overeenkomst aldus dat uitsluitend Gedon door [eiseres] kan worden aangesproken tot betaling van een boete.
Wat de heer [R] zegt over stukken met mijn aantekeningen erop zegt mij niets’.
‘Ik heb mijn zoon gesteund toen hij bij [X]wilde gaan werken. Ik zou onder andere omstandigheden het bedrijf hebben overgenomen misschien, maar dat kon nu niet.’.Uit deze verklaring volgt dat [gedaagde 2] zich er van bewust was dat een eventuele betrokkenheid bij de onderneming van [X]in de hoedanigheid van aandeelhouder in strijd met het concurrentiebeding zou zijn. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het betoog van [gedaagden] dat de onderneming van [X]geen concurrent van Aldowa was.
- dagvaarding € 76,31
- griffierecht € 3.061,00
- salaris advocaat €
8.De beoordeling in reconventie
2.000,00(1,0 punt × factor 1,0 × tarief € 2.000,00)