ECLI:NL:RBROT:2013:5884

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
C/10/416488 / HA ZA 13-84
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onttrekking advocaat en buitengerechtelijke kosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 12 juni 2013 vonnis gewezen in de zaak tussen de stichting als eiseres en een gedaagde die niet langer door een advocaat werd vertegenwoordigd. De procedure begon met een rolzitting op 24 april 2013, waar werd vastgesteld dat het recht van gedaagde om te concluderen voor antwoord was vervallen. Dit volgde op een conservatoire beslaglegging door ABN AMRO Bank N.V. op verzoek van eiseres. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Verbeeke, vorderde onder andere betaling van buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. De rechtbank oordeelde dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten, begroot op € 3.438,82, toewijsbaar waren, evenals de beslagkosten van € 1.770,78. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 133.319,90, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van eiseres begroot op € 5.231,92. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van nakosten en betekeningskosten, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J. Rutten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/416488 / HA ZA 13-84
Vonnis van 12 juni 2013
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. J. Verbeeke,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat voorheen mr. R. Zwiers, thans niet langer ten processe vertegenwoordigd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de rol/rekestkaart waarin staat vermeld dat op de rolzitting van 10 april 2013 de advocaat
van gedaagde zich heeft onttrokken, waarna zich voor gedaagde geen nieuwe advocaat
heeft gesteld;
- de beslissing van de rolrechter op de rolzitting van 24 april 2013, inhoudende dat het recht
van gedaagde om te mogen concluderen voor antwoord is vervallen;
- de stukken van het op 14 december 2012 ten verzoeke van eiseres en ten laste van
gedaagde onder ABN AMRO Bank N.V. gelegde conservatoire beslag.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek zullen overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II worden begroot op € 3.438,82 (inclusief btw), omdat de daarin gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en eiseres onvoldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat meer werkzaamheden zijn verricht dan in het forfaitaire tarief besloten.
2.2.
De nakosten zullen (voorwaardelijk) worden toegewezen als hierna vermeld.
2.3.
Voor het overige kunnen de stellingen van eiseres het gevorderde dragen en zijn deze door gedaagde niet weersproken. Het gevorderde moet daarom worden toegewezen.
2.4.
Eiseres vordert gedaagde te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.770,78 totaal, te weten € 349,78 voor verschotten en € 1.421,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.421,00).
2.5.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
  • dagvaarding €  95,92
  • griffierecht 3.715,00
  • salaris advocaat
Totaal €  5.231,92.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 133.319,90 (zegge: éénhonderddrieëndertigduizend en driehonderdnegentien euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 127.686,40 met ingang van 1 december 2012 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.770,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 5.231,92, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde tot betaling van € 131,00 aan nakosten, verhoogd met € 68,00 aan betekeningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Rutten en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2013.
1346/209