[gedaagde] is sinds 19 mei 1969 eigenaar geweest van een aantal percelen in [woonplaats], aan de [adres]. Op een deel van de percelen werd landbouw bedreven en op een deel van de andere percelen oefende hij gedurende enige tijd een bedrijf uit. Het landbouwperceel heeft thans kadastraal de nummers B 7471 en B 7470; aanvankelijk maakten deze onderdeel uit van perceelnr. B 4491. De bedrijfspercelen hebben thans kadastrale nrs. B 7702 en 7703. Zij maakten aanvankelijk deel uit van perceelnr. B 4490.
2.2
Perceel B 6357 (vroeger B 2874), gelegen nabij de onder 2.1 bedoelde percelen aan de [adres], is het perceel waarop [gedaagde] enige tijd heeft gewoond in de woning met adres [adres 1]. Dit perceel behoort en behoorde niet aan [gedaagde] in eigendom toe.
Op het aangrenzende perceel B 6358 (vroeger ook B 2874) staat de woning [adres 2]; dit perceel is in 1999 door [gedaagde] verkocht aan [X].
De percelen B 6357 en 6358 worden ook het woonterrein genoemd.
2.3
Het (landbouw)perceel B7471 is op 11 oktober 1983 verkocht aan [Y], die het in 2001 op zijn beurt heeft (door)verkocht.
2.4
Op 9 oktober 2007 heeft [gedaagde] B 7702 verkocht aan [X].
Op 31 juli 2007 heeft [gedaagde] B 7703 en in januari 2010 B 7470 verkocht aan de gemeente Lansingerland.
overheidsbemoeienis
2.5
Sedert 1 juli 1976 heeft [gedaagde] een eenmanszaak gedreven, die als bedrijfsomschrijving heeft laten registreren laad- en losbedrijf, groothandel in ongeregelde goederen, markt- en straathandel in gebruikte automobielen, autosloperij, opslagbedrijf en het recupereren van bouwafval.
Op 8 maart 1977 is aan [gedaagde] een Hinderwetvergunning afgegeven met het oog op een transportbedrijf aan de[adres 1]. Deze vergunning bevat een aantal voorwaarden, waarbij onder A, voor zover thans relevant:
“ 6. Het is in de inrichting verboden:
. vluchtige stoffen, oliën of vetten in de riolering te lozen of op het open terrein te laten uitvloeien;
. afvalstoffen, zoals blikken, papier, emballagemateriaal, gebruikte poets-doeken anders te bewaren dan in gesloten bussen, vaten of bakken;
. olie anders te bewaren dan in vloeistofdicht vaatwerk;
(…)
f. anders dan in daartoe bestemde brandstofreservoirs van motorvoertuigen, meer dan 10 liter benzine aanwezig te hebben; de benzine moet zijn geborgen in goed gesloten metalen bussen;
g. afvalstoffen van welke aard dan ook op het open terrein te verbranden. (…)”
2.6
Op 9 juli 1980 heeft de gemeente [woonplaats] (thans opgegaan in de gemeente Lansingerland, zowel Lansingerland als [woonplaats] zullen hierna de gemeente worden genoemd) een inspectie uitgevoerd.
2.7.1
Op 27 juni 1983 heeft het college van B en W van de gemeente [gedaagde] bevolen zijn inrichting te sluiten. Dit bevel luidt voor zover thans van belang als volgt:
“(…)
overwegende:
dat in strijd met het bepaalde in voorwaarde A.2 in de inrichting op onordelijke wijze sloopmaterialen zijn gedeponeerd, alsmede bouwpuin is gestort;
dat in strijd met het bepaalde in voorwaarde A.6 onder a zowel vluchtige vloeistoffen en afgewerkte olie op het terrein van de inrichting zijn gestort c.q. uitgevloeid;
dat in strijd met het bepaalde in voorwaarde A.6 onder g in de inrichting afvalstoffen worden verbrand;
(…)
overwegende overigens:
dat de inrichting, zoals zij geschetst is in voornoemde beschikking is uitgebreid met:
. de opslag van puin;
. de opslag van sloopmateriaal;
. een loods (…) waarin o.m. een autospuiterij gevestigd is;
. een nissenhut (…) waarin kennelijk eveneens lak-spuitwerkzaamheden worden uitgevoerd;
. een ledige verticale olietank met een waterinhoud van 50 m3;
. een verticale olietank met een waterinhoud van 30 m3, inhoudende ca. 10 m3 dieselbrandstof; (…)
dat buiten het oorspronkelijk grondoppervlak van 60 x 60 m, de inrichting is uitgebreid met (…)
r. enige tankwagens en aanhangers, geheel of gedeeltelijk gevuld met dieselbrandstof;
s. een nissenhut met een grondoppervlak met 5 x 30 m;
t. een twintigtal geheel of gedeeltelijk ledige oude brandstoftanks met inhouden, variërend tussen 2.500 en 8.000 liter;
dat buiten het oorspronkelijk grondoppervlak, de inrichting aan de westzijde is uitgebreid met een opslag van sloopmateriaal en open stalen containers, ten dele gevuld met afgewerkte olie;
overwegende tenslotte:
dat uit onderzoekingen laatstelijk in opdracht d.d. 5 december 1980 aan T.N.O., Dienst Grondwaterverkenningen, is gebleken dat de bodem ter plaatse van de inrichting in ernstige mate is verontreinigd met organische verbindingen;
dat uit het bovenstaande blijkt dat niet alleen de inrichting niet voldoet aan alle aan de vergunning verbonden voorwaarden, doch tevens, zonder vergunning aanmerkelijk is uitgebreid en niet meer gezien kan worden als overwegend transportbedrijf;
bevelen u ingevolge het bepaalde in art. 28 lid 1 der Hinderwet de gehele inrichting, inclusief de bovenomschreven uitbreidingen daarvan te sluiten. (…)
2.7.2
Een door [gedaagde] ingediend verzoek tot het, bij wege van voorlopige voorziening, schorsen van de tenuitvoerlegging van dat besluit is door de voorzitter van de afdeling geschillen van bestuur van de Raad van State bij beschikking van 23 augustus 1983 afgewezen.
2.8
Op 23 juli 1985 en in maart 1987 zijn onderzoeken op het bedrijfsterrein ingesteld door diverse overheidsinstanties, onder meer de politie.
2.9
Op 19 maart 1987 heeft de Officier van Justitie een voorlopige maatregel op basis van art. 28 WED genomen. Deze luidt voor zover thans van belang als volgt:
“(…)
Gehoord de rapportage d.d. 18 maart 1987 (…);
Gezien het proces-verbaal van bevindingen en handelen van [Z], opsporingsambtenaar van Schieland, tevens onbezoldigd ambtenaar van het korps rijkspolitie en [Q], bijzonder opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de economische delicten;
welke onder meer inhouden dat: [gedaagde],
(…), wonende te [woonplaats], [adres 1],
op zijn bedrijfsterrein gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie B, perceelnummer 4490,
. chemische afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wet chemische afvalstoffen, waarvan anderen zich hebben ontdaan, bewaart, bewerkt, verwerkt of vernietigt; en/of
. afgewerkte olie, als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wet chemische afvalstoffen inzamelt; en/of
. van anderen afkomstige afgewerkte olie, als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wet chemische afvalstoffen, bewaart, bewerkt, verwerkt of vernietigt; en/of
. zich van chemische afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wet chemische afvalstoffen en/of afgewerkte olie, als bedoeld in genoemd artikel 1, lid 1, ontdoet door deze -al dan niet in een verpakking- op of in de bodem te brengen; (…)
Beveelt dat genoemde [gedaagde] zich onthoudt, van de handeling(en) en/of gedraging(en) genoemd onder 1 t/m 8 op een wijze welke in strijd is (zijn) met de Wet chemische afvalstoffen en/of de Afvalstoffenwet en/of de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en/of de Hinderwet en/of de krachtens de Hinderwet aan hem verleende vergunning;
Beveelt dat genoemde [gedaagde] ervoor zorg draagt, dat
de op zijn terrein aanwezige chemische afvalstoffen en/of afgewerkte olie en/of afvalstoffen en/of verontreinigende en/of schadelijke stoffen, worden opgeslagen en/of bewaard op een door (een) ambtena(a)r(en)
) van het ingevolge genoemde Wetten bevoegde gezag en/of
) van de Rijkspolitie te Berkel en Rodenrijs
nader te bepalen plaats; (…)”
2.1
Op 27 juni1988 is [gedaagde] door de politierechter veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en het stilleggen van het (transport)bedrijf voor een jaar.
2.11
Een rapport nr. 88.760.2 van IGF, opgemaakt in opdracht van de provincie Zuid-Holland (hierna: de provincie) d.d. 17 augustus 1990 luidt voor zover thans van belang als volgt:
“(…)
6. INTERPRETATIE EN VERONTREINIGINGSSITUATIE
Navolgend wordt per lokatiedeel de huidige verontreinigingssituatie kort beschreven.
Bedrijfsterrein westzijde
Op het westelijke deel van het bedrijfsterrein hebben gedurende een periode van enkele tientallen jaren bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden. Op dit terreindeel wordt over het gehele oppervlak, met uitzondering van het met beton verharde gedeelte, een sterk geroerde, puinhoudende toplaag aangetroffen die in dikte varieert van enkele decimeters tot maximaal 1,5 m. In de toplaag wordt een sterk variërende verontreinigingssituatie aangetroffen. Gemiddeld blijkt de toplaag licht tot matig verontreinigd met zware metalen en licht met PAK. Plaatselijk worden hogere concentraties gemeten met uitschieters tot boven de C-waarde.
(…)Aan de zuidzijde van dit terreindeel blijkt het gehalte aan E0C1 matig tot sterk verhoogd.
Onder de genoemde toplaag wordt een voornamelijk uit klei bestaande laag aangetroffen. Aan de noordwestzijde van dit lokatiedeel wordt in deze laag tot op een diepte van minimaal 1,9 m m.v. een sterke verontreiniging aan olie en aromaten geconstateerd.
Het grondwater op en rond het westelijke deel van de lokatie blijkt gemiddeld licht tot matig verontreinigd met zware metalen en matig tot sterk met vluchtige aromatische koolwaterstoffen. Plaatselijk worden aromaten tot een diepte van tenminste 7,0 m 4- m.v. aangetoond. (…)
Direct rond het oostelijke lokatiedeel alsmede in het eerste watervoerende pakket worden in het grondwater enkele zware metalen en aromaten in concentraties rond de A-waarde gemeten.
Woonterrein
(…) In de toplaag worden matig verhoogde gehaltes aan zware metalen alsmede licht verhoogde concentraties aan PAK gemeten. Achter het woonhuis is een HBO -tank aanwezig. Organoleptisch werd hier een olie-achtige verontreiniging waargenomen. Deze is analytisch niet bevestigd.
Het grondwater blijkt in ieder geval plaatselijk sterk verontreinigd met koper en zink. Andere verontreinigingen warden in het grondwater niet aangetoond.
Naast de toegangsweg ter hoogte van het woonterrein wordt in de daar geplaatste peilbuis een matig verhoogd benzeengehalte gemeten.
Landbouwperceel
Volgens de beschikbare informatie is op het landbouwperceel bleekaarde en slib gestort. Dit wordt door de veldwaarnemingen bevestigd. Uit de analyseresultaten blijkt dat de geroerde slibhoudende bodem gemiddeld licht verontreinigd is met zware metalen en PAK. Aan de westzijde van het landbouwperceel ter plaatse van het braakliggende terrein is de verontreiniging matig. Uit voorgaand onderzoek blijkt verder wel een duidelijke verontreiniging met parameters als Cl-, Nat, CZV en BZV.
Het grondwater aan de westzijde van het landbouwperceel blijkt matig verontreinigd met koper. Behoudens een licht verhoogd aromaatgehalte worden verder geen verontreinigingen aangetoond. Verontreiniging met stoffen gerelateerd aan de bleekaarde is niet uit te sluiten. (…)
Verontreinigingssituatie (…)
In de verontreinigde toplaag worden met name zware metalen en PAK aangetroffen.(…) Uit de analyses van het grondwater blijkt (…). Verspreiding zal met name in horizontale richting naar het oppervlaktewater optreden.
De aangetroffen verontreiniging aan minerale olie kent beperkte verspreidingsmogelijkheden. In opgeloste vorm en als oliefilm kan een deel zich met het infiltrerende regenwater in de richting van de sloten verspreiden. Bij voldoende hoge concentraties kan de olie in de kleilaag doordringen. Plaatselijk is dit reeds het geval.
De sterke PAK-verontreiniging die op enkele plaatsen wordt aangetroffen betreft met name de middelzware PAK. De verontreiniging bevindt zich zowel boven als onder het grondwaterniveau. Uit de analyseresultaten van het grondwater blijkt dat geen uitloging van betekenis optreedt. Indien de PAK-verontreiniging samen voorkomt met een verontreiniging aan olie-achtige verbindingen en aromaten, kan mobilisatie van de PAK optreden.
De verontreiniging aan vluchtige aromatische koolwaterstoffen heeft potentieel grote verspreidingsmogelijkheden. Dat verspreiding reeds heeft plaatsgevonden blijkt uit de analyseresultaten van de grondwater-monsters. Opgemerkt dient te worden dat verspreiding voornamelijk met het grondwater in horizontale richting zal plaatsvinden. Verspreiding in verticale richting wordt beperkt door de hydrologische omstandigheden.(…)
De aanwezigheid van bleekaarde ter plaatse van het landbouwperceel resulteert in een constante uitspoeling van ionen van zouten en organische materialen naar het grondwater. Vanwege het hoge zuurstof-verbruik van met name de organische verbindingen vormt dit een hoge belasting voor het zelfreinigend vermogen van het oppervlaktewater waar de stoffen uiteindelijk in terecht komen.
Gelet op de resultaten van het slootslibonderzoek heeft in belangrijke mate verspreiding via het oppervlaktewater plaatsgevonden, als gevolg waarvan het slootslib plaatselijke sterk verontreinigd is met aromaten en minerale olie, alsmede matig met zware metalen en PAK. (…)
Op het landbouwperceel worden consumptiegewassen verbouwd. Het betreffende lokatiedeel is in de bewortelingszone verontreinigd met zware metalen en PAK. Op dit perceel waar voedingsgewassen worden verbouwd, wordt in de toplaag voor cadmium de signaalwaarde voor grond waarop voedingsgewassen worden verbouwd overschreden. Deze signaalwaarde wordt gegeven door de Landbouwcommissie Milieukritische stoffen. Aan de westzijde worden tevens te hoge concentraties aan lood en zink gemeten. Op dit deel van het terrein worden voor zover bekend geen gewassen verbouwd. (…)
Moestuin
Achter de woning (…) is een moestuin aanwezig. Ter plaatse is in de toplaag een licht verhoogd gehalte aan zware metalen gemeten. Cadmium wordt in een concentratie boven de B-waarde aangetroffen, namelijk 14 mg/kg d.s. Bij een dergelijke concentratie is opname van cadmium in verschillende gewassen goed mogelijk. Een definitieve uitspraak over het werkelijke risico kan slechts na analyse van een groter aantal monsters warden gedaan. (…)
8. CONCLUSIES
(…)
Aan de hand van de verzamelde informatie en de resultaten van veld- en laboratoriumonderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:
(…)
Bedrijfsterrein westzijde
Op het westelijk deel van het bedrijfsterrein is een matig met zware metalen en licht met PAK verontreinigde toplaag aanwezig. In de geroerde laag worden plaatselijk hogere concentraties gemeten (tot boven de C-waarde). De verontreiniging aan zware metalen wordt in het grondwater teruggevonden. PAK worden in het grondwater, niet gemeten. De toplaag is visueel sterk verontreinigd met minerale olie. Plaatselijk wordt op grotere diepte een olie- en aromaat verontreiniging aangetoond. Ook het grondwater is hier ernstig verontreinigd met aromaten. Verspreiding treedt met name op in horizontale richting boven de slecht doorlatende kleilaag. De verontreiniging aan zware metalen en PAK vormen bij het verrichten van werkzaamheden op het terrein een risico voor de gezondheid. Vanwege de mogelijke aantasting van kunststof drinkwaterleidingen kan de verontreiniging aan aromaten een bedreiging voor de drinkwaterkwaliteit betekenen.
De verontreinigingen vormen vanwege hun verspreiding naar het oppervlaktewater een constante belasting voor het milieu.
Bedrijfsterrein oostzijde.
Ook hier wordt een matig met zware metalen en licht met PAK verontreinigde toplaag aangetroffen. Plaatselijk wordt tevens een verontreiniging aan E0C1 en minerale olie gemeten. De verontreinigingen kunnen zich met het door de toplaag infiltrerende regenwater verspreiden naar de omringende sloten. Bij werkzaamheden in en op de verontreinigde bodem zijn risico's aanwezig voor de gezondheid.
Vanwege de aanwezigheid van een met grof puin gevulde kuil, die een oppervlak heeft van meer dan 500 m2, kon op dit terreindeel niet overal geboord worden. Tussen het puin, dat naar zeggen tot circa 3 m m.v. kan worden verwacht, kunnen zich verontreinigingen bevinden. (…)
Woonterrein
Ter plaatse van het woonterrein wordt een verontreiniging aan zware metalen en PAK aangetoond. De verontreiniging aan zware metalen wordt tevens in het grondwater gemeten. Ter plaatse van de moestuin achter de woning wordt een matig verhoogd cadmiumgehalte gemeten in één grondmonster. Bij dergelijke cadmiumconcentraties is opname door gewassen goed mogelijk.
In het grondwater wordt een sterk verhoogd koper- en zinkgehalte gemeten. Deze verontreiniging vormt geen direct risico voor de volksgezondheid.
Landbouwperceel
Ter plaatse van het landbouwperceel heeft storting van bleekaarde en slib plaatsgevonden.(…) De stortingen hebben ter plaatse van het landbouwperceel niet geleid tot een aantoonbare verontreiniging met zware metalen.
Op het westelijk deel van dit terrein wordt tevens puin aangetroffen. Hier worden matig verhoogde concentraties aan zware metalen en PAK gemeten. Daar dit deel van de lokatie niet voor het verbouwen van gewassen wordt gebruikt blijven risico's met betrekking tot de volksgezondheid beperkt tot die bij direct contact met de verontreinigingen.
(…)
AANBEVELINGEN
De lokatie "[gedaagde]" aan de [adres] te [woonplaats] is plaatselijk ernstig verontreinigd (concentraties ruim boven de C-waarde). De uitspoeling van verontreinigingen naar de omringende sloten resulteert in een constante belasting van het oppervlaktewater. Mogelijk treedt tevens verspreiding op naar het diepere grondwater. De verontreiniging resulteert op bepaalde punten in een verhoogd risico voor de volksgezondheid.
Gelet op het bovenstaande is sanering van de lokatie gewenst. Teneinde de mogelijkheden van sanering uit te werken, wordt aanbevolen een sanerings-onderzoek uit te voeren gericht op sanering van de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein.
Op de lokatie is geen sprake van een stationaire toestand, op het terrein zijn chemische afvalstoffen aanwezig die vanwege het ontbreken van bodembeschermende maatregelen in de toekomst tot bodemverontreiniging kunnen leiden. Geadviseerd wordt deze stoffen van het terrein te verwijderen teneinde verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen. (…)”
2.12
Een rapport van Geofox, opgemaakt in opdracht van de provincie d.d. 13 mei 1998 luidt voor zover thans van belang als volgt:
“(…)
Verontreinigingssituatie woonterrein [gedaagde]
Voor dit terreindeel geldt dat in het grondwater tot circa 3,0 m -mv sterk tot licht verhoogde gehalten aan zware metalen aanwezig zijn. Verder zijn licht verhoogde gehalten aan minerale olie en BTEX gemeten. In het grondwater uit de wel zijn licht verhoogde gehalten door benzeen, chroom en tetrachlooretheen aangetoond. Het is onzeker of dit een indicatie is van verontreinigingen in het diepere grondwater.
Interpretatie
De aangetoonde grondwaterverontreinigingen hangen vermoedelijk samen met de aanwezige verontreinigingen in de puinlaag op dit terreingedeelte. De oorzaak van de aangetoonde verontreinigingen in het water uit de wel is onzeker.
Verontreinigingssituatie landbouwperceel
In het freatisch grondwater tot circa 3,0 m -mv op het landbouwperceel zijn plaatselijk minerale olie en zware metalen (lood, chroom en arseen) in sterk verhoogde concentraties vastgesteld. (…) Globaal kan gesteld worden dat in het grondwater minerale olie, BTEX en zware metalen in licht verhoogde gehalten aanwezig zijn. (…)