In deze zaak, die zich afspeelt op de Oude Maas, vond op 22 oktober 2011 een aanvaring plaats tussen het binnenschip Öhringen en het afgemeerde schip Linquenda. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de schipper van de Öhringen, door de ongebruikelijke rechter doorvaartopening van de brug te nemen zonder snelheid te minderen en onvoldoende uitkijk te houden, volledig verantwoordelijk was voor de aanvaring. De Linquenda, die op dat moment afgemeerd lag, had geen schuld aan het voorval. De rechtbank stelde vast dat de Linquenda reglementair verlicht was en op een veilige plek lag afgemeerd, terwijl de Öhringen met een snelheid van ongeveer 17,5 km/u onder de brug doorvoer. De rechtbank oordeelde dat de schipper van de Öhringen, ondanks zijn ervaring, niet de nodige voorzorgsmaatregelen had genomen en daardoor de aanvaring had veroorzaakt. De vorderingen van de eisers, waaronder schadevergoeding voor reparatiekosten en tijdverlet, werden toegewezen. De rechtbank wees de reconventionele vordering van de gedaagde af, die stelde dat de Linquenda onveilig afgemeerd lag. De rechtbank concludeerde dat de Linquenda geen schuld had aan de aanvaring en dat de schade volledig te wijten was aan het onzorgvuldig varen van de Öhringen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de schade aan de eisers, inclusief proceskosten.