ECLI:NL:RBROT:2013:6174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
C-10-410723 - HA ZA 12-904
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen binnenvaartschip en duwstel in het Kanaal van Gent naar Terneuzen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een aanvaring op 9 november 2011 tussen het motortankschip "Julius Rütgers" en de duwboot "Credo" nabij de brug van Sas van Gent. Eiltank Schiffahrt GmbH & Co Flüssigtransport KG, de eigenaar van de Julius Rütgers, vordert schadevergoeding van Lutana Watertransport B.V., de eigenaar van de Credo, op basis van vermeende aansprakelijkheid voor de aanvaring. Eiltank stelt dat de Credo te snel voer en de vaarregels overtrad door plotseling het vaarwater te kruisen, waardoor de Julius Rütgers genoodzaakt was haar koers te wijzigen om een aanvaring te voorkomen. Lutana betwist deze claims en stelt dat de Julius Rütgers zelf de vaarregels overtrad door te snel en zonder communicatie te varen.

De rechtbank oordeelt dat de brug bij Sas van Gent niet als een engte kan worden aangemerkt, wat betekent dat de Credo niet had hoeven wachten. De rechtbank concludeert dat de Julius Rütgers de vaarregels heeft overtreden door te snel te varen en niet de juiste doorvaartopening te kiezen. De rechtbank laat Eiltank toe om bewijs te leveren voor haar stellingen over het vaargedrag van de Credo en de geleden schade. De zaak wordt voortgezet met getuigenverhoren en verdere bewijslevering, waarbij de rechtbank de partijen opdraagt om binnen twee weken na het vonnis hun getuigen en verhinderdata op te geven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/410723 / HA ZA 12-904
Vonnis van 17 juli 2013
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
EILTANK SCHIFFAHRT GMBH & CO FLÜSSIGTRANSPORT KG,
gevestigd te Aschaffenburg (Duitsland),
eiseres,
advocaat mr. J.C. van Zuethem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUTANA WATERTRANSPORT B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Janssen.
Partijen zullen hierna Eiltank en Lutana genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 maart 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 mei 2013, waaraan door beide partijen overgelegde foto`s zijn gehecht.
Door zowel mr. Van Zuethem als mr. Van de Beek zijn per brief opmerkingen gemaakt over de inhoud van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiltank is eigenaresse van het motortankschip “Julius Rütgers”.
2.2.
Lutana is eigenaresse van de duwboot “Credo”.
2.3.
Op 9 november 2011 heeft in het Kanaal van Gent naar Terneuzen nabij de brug van Sas van Gent een aanvaring plaatsgevonden tussen de lege Julius Rütgers (110 m lang en 11,45 m breed) en een duwstel van de duwboot Credo (30,67 m lang en 5,96 m breed). De Credo duwde op het moment van de aanvaring twee naast elkaar gekoppelde en met erts beladen duwbakken: aan bakboordzijde de CFNR 953 (90,04 m lang en 11,44 m breed) en aan stuurboordzijde de CFNR 755 (76,50 m lang en 11,45 m breed).
2.4.
Het duwstel van de Credo was opvarend. De Julius Rütgers was afvarend en nam de middelste doorvaartopening van de brug. Net boven de brug is de kop van de duwbak CFNR 953 kort na middernacht tegen het bakboordmiddenschip van de Julius Rütgers gevaren.
2.5.
Als gevolg van de aanvaring heeft de Julius Rütgers, die destijds in tijdbevrachting voer voor Hansatank Luxemburg S.A.R.L., schade geleden. Na de aanvaring is zij naar de werf gevaren alwaar het schip van 11 tot en met 21 november 2011 is gerepareerd.

3.Het geschil

3.1.
Eiltank vordert  samengevat - veroordeling van Lutana tot betaling van € 103.569,40 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2011, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.842,00, met veroordeling van Lutana in de kosten van het geding.
3.2.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten baseert Eiltank deze vordering op de volgende stellingen:
De Credo had bij de brug moeten wachten totdat de engte vrij was en heeft door haar vaarwijze artikel 6 lid 5 (en lid 1) van het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen overtreden. Ook heeft de Credo artikel 9 lid 2 van dit reglement overtreden door plotseling hard bakboord het vaarwater gedeeltelijk over te steken en de Julius Rütgers genoodzaakt haar koers te wijzigen om een aanvaring te voorkomen.
Door de aanvaring heeft Eiltank schade geleden bestaande uit cascoschade ad € 65.596,00, expertisekosten ad € 3.267,00 en tijdverletschade ad € 34.706,40. Hansatank en casco- en LOH verzekeraars hebben aan Eiltank last verstrekt voor het incasseren van geleden/ vergoede schade.
3.3.
Deze stellingen worden door Lutana betwist. Volgens Lutana overtrad de Julius Rütgers het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, in het bijzonder de artikelen 9 lid 1, 8 lid 1, 6 lid 8 sub c en 8 lid 2. De Julius Rütgers hield immers niet haar stuurboordwal maar voer - zonder te communiceren - op of over het midden van het vaarwater en voer harder dan de toegestane maximumsnelheid, en volhardde daarin ook toen zij de brug naderde en toen – als gevolg van haar al onzeemanschappelijk vaargedrag – gevaar voor aanvaring dreigde.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

toepasselijk recht

4.1.
Toepasselijk zijn het Binnenaanvaringsverdrag van Genève van 15 maart 1960 (Trb. 1961, 88 en 1966, 192) en aanvullend Nederlands recht (Verordening EG nr. 864/2007, Rome II), met name de artikelen 8:1000 ev. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), nu de aanvaring zich heeft voorgedaan in Nederland. Ter plaatse van de aanvaring geldt het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen (hierna: het Scheepvaartreglement).
overgelegde producties
4.2.
Door partijen zijn onder meer de volgende producties overgelegd:
. een registratieset PL2612 2011059763-1 van het Korps Landelijke Politiediensten Waterpolitie met daaraan gehecht twee foto’s en een situatieschets;
. (IVR) gegevens van de Julius Rütgers, de Credo, CFNR 755 en CFNR 953;
. een verklaring van schipper [X] van de Credo;
. gegevens van de Rijksoverheid over de brug van Sas van Gent;
. door Lutana overgelegde foto`s van de brug;
. AIS-gegevens van de Julius Rütgers;
. een door Lutana overgelegde situatieschets;
. een onderzoeksverslag van BMT Techmar d.d. 3 mei 2012.
Op de comparitie is een verklaring afgelegd door [Y], schade-expert van [Z] (Eiltank).
was er sprake van een engte?
4.3.
Teneinde te kunnen beoordelen of de Credo door haar vaarwijze artikel 6 lid 5 van het Scheepvaartreglement heeft overtreden dient vastgesteld te worden of de brug bij Sas van Gent als een engte in het Kanaal van Gent naar Terneuzen dient te worden aangemerkt. Artikel 5 lid 6 van het Scheepvaartreglement zegt hierover:
“Wanneer schepen elkaar naderen met tegengestelde koersen bij een engte waarvan de doortocht zo nauw is dat het tegelijkertijd doorvaren gevaar kan opleveren, moet het schip dat geen hindernis aan zijn stuurboordzijde heeft, zijn weg vervolgen en moet het andere wachten totdat de engte vrij is.”
4.3.1.
De brug bij Sas van Gent heeft drie doorvaartopeningen. Volgens de door Lutana overgelegde gegevens van de Rijksoverheid bedragen de breedtes daarvan 27 (west), 60 (midden) en 20 meter (oost). De rechtbank gaat voorbij aan de namens Eiltank op de comparitie gemaakte opmerking dat om de pilaren van de brug een remmingwerk zit dat aan beide zijden van de middelste doorvaartopening een meter of 5 in beslag zou nemen. De informatie van de Rijksoverheid is afkomstig van de site “Vaarweginformatie” en bevat informatie over vaarwegen en vaarwegobjecten, zoals afmetingen van vaarwegen en sluizen. Gelet op dit doel is het hoogst onwaarschijnlijk dat bij de opgegeven breedte geen rekening is gehouden met ter plaatse aanwezig remmingwerk. In dit licht beschouwd is de betwisting van de overgelegde informatie door Eiltank onvoldoende gemotiveerd en gaat de rechtbank van de juistheid van de opgegeven breedtes uit.
4.3.2.
Over de breedtes van de betrokken schepen zijn partijen niet verdeeld en daarom staat vast dat als beide schepen de stuurboordzijde van het vaarwater zouden aanhouden en 5 meter uit de kant zouden varen er bij een gelijktijdige doorgang met gestrekte koersen van de middelste doorvaartopening nog ruim 15 meter tussen de passerende schepen over zou blijven. Aldus kan niet gezegd worden dat de doortocht zo nauw was dat het tegelijkertijd doorvaren gevaar kon opleveren in de zin van het Scheepvaartreglement.
4.3.3.
Eiltank heeft voorts onweersproken gesteld dat bij de brug van Sas van Gent geen verkeerstekens zijn geplaatst die een engte aanduiden, zoals A.4 (“ontmoeten en voorbijlopen verboden”) en C.3 (“beperkte doorvaart of vaarwater”). Het door Eiltank genoemde bord A.4.1 (“ontmoeten en voorbijlopen van samenstellen onderling verboden. Dit verbod geldt niet wanneer tenminste één van beide betrokken samenstellen een duwstel is waarvan de lengte niet meer bedraagt dan 110 m en de breedte niet meer bedraagt dan 12 m”) staat in bijlage 7 van het BPR maar niet in bijlage 5 van het Scheepvaartreglement.
4.3.4.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de brug bij Sas van Gent in deze zaak niet als een engte in het Kanaal van Gent naar Terneuzen dient te worden aangemerkt. Daarmee wordt de stelling van Eiltank verworpen dat voor het duwstel van de Credo de westelijke doorvaartopening als hindernis aan haar stuurboordzijde gold en dat het duwstel daarom had moeten wachten totdat de engte vrij was. De uitleg van Eiltank zou er op neer komen dat ook als het vaarwater 200 meter breed zou zijn het schip met een hindernis aan haar stuurboordzijde nog zou moeten wachten totdat de “engte” vrij zou zijn. Dat kan niet de bedoeling zijn van artikel 6 lid 5 van het Scheepvaartreglement.
vaargedrag van het duwstel van de Credo
4.4.
De aansprakelijkheid van Lutana voor de aanvaring wordt door Eiltank voorts gebaseerd op schending van artikel 9 lid 2 van het Scheepvaartreglement doordat het duwstel plotseling hard bakboord het vaarwater gedeeltelijk over ging steken en de Julius Rütgers genoodzaakt werd haar koers te wijzigen om een aanvaring te voorkomen.
4.4.1.
Door Lutana wordt deze stelling gemotiveerd betwist. Zij stelt dat een dergelijke bruuske beweging niet mogelijk was voor de zware duwcombinatie en daarnaast wijst zij er op dat de door de experts geconstateerde deuken in de Julius Rütgers geen scherpe deuken zijn, wat wel het geval zou zijn geweest als het duwstel van de Credo haar plotseling dwars midscheeps geraakt zou hebben. Ook het feit dat de Julius Rütgers twee keer geraakt is zou volgens Lutana aantonen dat er niet frontaal maar met min of meer gestrekte koers is aangevaren.
4.4.2.
Door Eiltank is ter onderbouwing van haar stelling geen enkele verklaring overgelegd, ook niet van de opvarenden van de Julius Rütgers. Op de comparitie heeft Eiltank enerzijds verklaard dat die bemanningsleden hierover kunnen verklaren en anderzijds heeft zij verduidelijkt dat haar stelling is gebaseerd op de AIS beelden. Op die beelden is te zien dat de Julius Rütgers een gestrekte koers vaart van 8° graden en na de klap van de aanvaring 37° voorligt. Volgens Eiltank en haar deskundige [Y] volgt hieruit dat de Julius Rütgers door het duwstel van de Credo zo hard naar bakboord werd weggezet dat het niet anders kan dan dat het duwstel het vaarwater plotseling hard bakboord is gaan oversteken.
4.4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is nog niet vast komen te staan dat het duwstel van de Credo plotseling hard bakboord het vaarwater over is gaan steken en dat (mede) daardoor de aanvaring met de Julius Rütgers is veroorzaakt. Noch uit de koersverandering van de Julius Rütgers na de aanvaring noch uit het schadebeeld van de betrokken schepen kan dit zonder meer worden afgeleid. De rechtbank zal Eiltank overeenkomstig haar aanbod alsnog tot het bewijs van haar stelling toelaten.
4.4.4.
Voor zover Lutana met haar opmerking ter comparitie, dat Eiltank in strijd met de artikelen 21 en 22 Rv de verklaringen van de bemanningsleden van de Julius Rütgers nog niet in het geding heeft gebracht, bedoelen dat Eiltank geen gelegenheid meer dient te krijgen nader bewijs te leveren, wordt die stelling verworpen. De rechtbank is het met Lutana eens dat het uit een oogpunt van proceseconomie hoogst ongewenst is dat die verklaringen door Eiltank nog niet in het geding zijn gebracht. In dit geval zal zij echter aan het nalaten daarvan geen consequenties verbinden omdat de rechtbank in het tussenvonnis van 6 maart j.l. helaas heeft verzuimd om aan Eiltank uitdrukkelijk overlegging van die verklaringen te verzoeken.
vaargedrag van de Julius Rütgers
4.5.
Indien Eiltank slaagt in het haar opgedragen bewijs komen vervolgens de stellingen van Lutana over het vaargedrag van de Julius Rütgers aan de orde. Volgens Lutana hield de Julius Rütgers niet haar stuurboordwal maar voer zij - zonder te communiceren - op of over het midden van het vaarwater en voer zij harder dan de toegestane maximumsnelheid, en volhardde daarin ook toen zij de brug naderde en toen – als gevolg van haar al onzeeman-schappelijk vaargedrag – gevaar voor aanvaring dreigde.
4.5.1.
Door Lutana wordt niet betwist dat de Julius Rütgers het midden van het vaarwater van de middelste doorvaartopening hield. Ook uit de overgelegde AIS-beelden blijkt dat zij
op of zelfs iets over de as van het vaarwater voer. Uit die beelden volgt ook dat de snelheid van de Julius Rütgers vanaf het naderen van de brug (vanaf 23.54 uur) tot het moment van de aanvaring vrijwel steeds 9,5 knopen heeft bedragen en niet onder de 9,0 knopen is geweest. Daarmee voer de Julius Rütgers iets te snel (17,594 althans 16,668 km waar 16 km per uur was toegestaan) en staat ook vast dat zij geen snelheid heeft geminderd. Uit de eigen stellingen van Eiltank vloeit voort dat door de schipper van de Julius Rütgers het duwstel werd waargenomen toen hij zich nog op enkele honderden meters voor de brug bevond.
4.5.2.
Gelet op de geringe breedte van de westelijke brugopening (27 m; zie 4.3.1) had de schipper van de Julius Rütgers er naar het oordeel van de rechtbank rekening mee dienen te houden dat het duwstel (met de gebruikelijke breedte van bijna 23 meter) niet de westelijke maar de middelste doorvaartopening zou nemen. Door te snel en met onverminderde snelheid op of iets over de as van het vaarwater van die centrale doorvaartopening te varen overtrad de schipper van de Julius Rütgers de artikelen 9 lid 1, 8 lid 1, 6 lid 8 sub c en 8 lid 2 van het Scheepvaartreglement. De Julius Rütgers had òf de oostelijke doorvaartopening moeten nemen òf met verminderde snelheid strak de stuurboordzijde van het vaarwater onder het middelste gedeelte van de brug moeten houden.
4.5.3.
Na de bewijslevering door Eiltank over het vaargedrag van het duwstel van de Credo zal de rechtbank beslissen over de schuldverdeling van beide schepen.
schadecijfers
4.6.
Door Lutana is erkend dat de cascoschade aan de zijde van de Julius Rütgers door de experts tegensprekelijk is vastgesteld op € 65.596. Het schip is meteen na de aanvaring gerepareerd. Om die reden valt niet in te zien waarom een concrete vaststelling van de schade zou afwijken van een abstracte schadevaststelling. Omdat door Lutana geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld waarom dat in dit geval wel zo zou zijn staat de cascoschade als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast.
4.7.
Met betrekking tot de gevorderde tijdverletschade heeft Eiltank tegenover de betwisting door Lutana slechts een exploitatieoverzicht voor de periode drie maanden voor en drie maanden na de aanvaring overgelegd waarboven de naam van Hansatank staat. Een toelichting ontbreekt. De rechtbank zal Eiltank overeenkomstig haar aanbod toelaten te bewijzen dat zij een tijdverletschade van € 34.706 heeft geleden, althans dat zij van Hansatank of verzekeraars last en volmacht heeft gekregen om deze schade op eigen naam te innen.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Lutana de gevorderde expertisekosten ad
€ 3.267,00 onvoldoende gemotiveerd betwist. Wel dient Eiltank ook hier te bewijzen dat zij van Hansatank of verzekeraars last en volmacht heeft gekregen om deze schade op eigen naam te innen nu de door Eiltank als productie 3 overgelegde factuur van [Z] is gericht aan Hansatank.
4.9.
Tegenover de betwisting door Lutana heeft Eiltank gesteld dat ter verkrijging van voldoening buiten rechte tussen partijen omvangrijk is gecorrespondeerd en getelefoneerd in welk verband ook de bij de radarpost Vlissingen beschikbare opnames zijn bekeken. De buitengerechtelijke incassokosten worden door Eiltank conform het Rapport Voorwerk begroot op € 2.842,00. Aangezien Eiltank niet stelt dat de buitengerechtelijke incassokosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 56 en 57 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zijn deze kosten niet voor toewijzing vatbaar.
(contra-)enquête
4.10.
De datum of data en tijdstippen voor eventuele getuigenverhoren aan de zijde van Eiltank (in enquête) en aan de zijde van Lutana (in contra-enquête) zullen na het wijzen van dit vonnis aan de hand van door partijen op te geven verhinderdata worden bepaald. Daarbij zal zowel een datum voor de enquête worden gepland als een datum worden gereserveerd voor de contra-enquête. Dit laat onverlet het recht van Lutana om zich na de enquête nader te beraden over de contra-enquête.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Eiltank op te bewijzen:
(a.) dat het duwstel van de Credo plotseling hard bakboord het vaarwater over is gaan steken en dat (mede) daardoor de aanvaring met de Julius Rütgers is veroorzaakt;
(b.) dat zij een tijdverletschade van € 34.706 heeft geleden, althans dat zij van Hansatank of verzekeraars last en volmacht heeft gekregen om deze schade op eigen naam te innen;
(c.) dat zij van Hansatank of verzekeraars last en volmacht heeft gekregen om de expertise-kosten ad € 3.267,00 op eigen naam te innen;
5.2.
bepaalt dat indien Eiltank dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank aan het Wilhelminaplein 100/125 te Rotterdam voor de rechter die dit vonnis wijst;
5.3.
bepaalt dat Eiltank indien deze getuigen wil laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van de planningsadministratie van de afdeling privaatrecht, kamer E 12.43, postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 010-2972518 - de namens haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met november 2013 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat Lutana indien deze getuigen in contra-enquête wil voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moet houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag en uur worden gereserveerd aansluitend of kort na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag en tijd;
5.5.
bepaalt dat Eiltank indien deze het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank  ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet worden opgegeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle
beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013.
32/10