ECLI:NL:RBROT:2013:6233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2013
Publicatiedatum
8 augustus 2013
Zaaknummer
12/1898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende reactie op signalen omtrent verantwoording Wet sociale werkvoorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] (eiser) en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verweerder) over de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Eiser had een budget voor de uitvoering van de Wsw voor 2012 aangevraagd, maar verweerder had dit budget op basis van de door eiser aangeleverde gegevens vastgesteld. Eiser stelde dat hij niet tijdig had kunnen reageren op een belangrijke brief van verweerder, waarin hij werd verzocht om gegevens te controleren, en dat de reactietermijn te kort was. De rechtbank oordeelde echter dat alle benodigde informatie voor het indienen van de verantwoordingsinformatie beschikbaar was en dat het op de weg van eiser lag om bij onduidelijkheden hulp te vragen. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende had gereageerd op signalen die wezen op onjuistheden in de aangeleverde informatie, waaronder de brief van 28 september 2011. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat de brief niet tijdig op het juiste bureau terecht was gekomen, voor rekening en risico van eiser kwam. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat de geboden reactietermijn te kort was en oordeelde dat verweerder zorgvuldig had gehandeld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 12/1898

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 mei 2013 in de zaak tussen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], eiser,

gemachtigde: mr. R. Evenblij-Steekstra,
en

de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder,

gemachtigde: mr. H.P.M. Schenkels.

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een budget voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) voor 2012 toegekend.
Bij besluit van 21 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2013. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is namens eiser verschenen mr. V. Ruis, bij eiser werkzaam op de afdeling Integraal Inwonersbeleid en Processen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is namens verweerder verschenen drs. M.J. Meihuizen, bij verweerder werkzaam als beleidsmedewerker Re-integratie en Participatie.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij brief van 7 december 2010 heeft verweerder eiser verzocht om, voor zover van toepassing, uiterlijk 31 december 2010 opgave te doen van de openbare lichamen waaraan eiser de uitvoering van de Wsw heeft uitbesteed. Verweerder heeft bij deze brief een overzicht gevoegd van de bij hem op dat moment bekende gegevens. Eiser heeft niet binnen de gestelde termijn op deze brief gereageerd.
1.2.
Bij e-mail van 23 juni 2011 heeft een medewerker van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een medewerker van eiser bericht dat de door eiser aangeleverde bestanden zijn getoetst op tijdigheid en plausibiliteit en dat de levering van eiser is aangemerkt als plausibel.
1.3.
Bij e-mail van 13 september 2011 heeft verweerder eiser verzocht om de bij die
e-mail gevoegde lijst van samenwerkingsverbanden te controleren. Bij e-mails van 15 september 2011, 28 oktober 2011 en 1 november 2011 hebben eiser en verweerder hierover nader gecommuniceerd.
1.4.
Bij brief van 28 september 2011 heeft verweerder eiser erop gewezen dat de Single information, Single audit (SiSa)-verantwoording mogelijk fouten bevat en dat dit onder meer kan leiden tot een te hoog of te laag budget voor de uitvoering van de Wsw. Verweerder heeft eiser in deze brief in kennis gesteld van de gegevens die op dat moment bij hem bekend waren over eiser, eiser gevraagd om deze gegevens te controleren en eiser erop gewezen om, als de cijfers niet kloppen, dit uiterlijk 4 oktober 2011 aan verweerder door te geven. Eiser heeft niet binnen de gestelde termijn op deze brief gereageerd. Een dergelijke brief is uitgegaan naar alle gemeenten.
1.5.
In het primaire besluit van 3 november 2011 en de daarbij behorende bijlagen heeft verweerder overwogen dat het Wsw-budget voor 2012 € 6.357.452,- bedraagt. De hoogte van dit budget is gebaseerd op de zogeheten taakstelling, te weten het door eiser minimum aantal in 2012 te realiseren Wsw-plaatsen, uitgedrukt in arbeidsjaren.
1.6.
Bij brief van 7 november 2011 heeft eiser alsnog gereageerd op de brief van 28 september 2011. Hierin heeft eiser onder meer aangegeven wat de werkelijke realisatie over 2010 is geweest, dat de verantwoording op een verkeerde plaats is ingevuld en ten onrechte de bij één van de werkbedrijven werkzame inwoners niet als inwoners van [plaats] zijn opgevoerd.
1.7.
Eiser heeft voorts op 29 november 2011 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en is op 19 maart 2012 gehoord op zijn bezwaar. Vervolgens heeft verweerder op 21 maart 2012 het bestreden besluit genomen.
1.8.
Bij brief van 29 maart 2012 heeft eiser aanvullingen op het bij het bestreden besluit meegezonden verslag van de hoorzitting gegeven. Voorts heeft eiser op 26 april 2012 onderhavig beroep ingesteld.
2.1.
Op grond van artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de Wsw - zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit en voor zover thans van belang - treedt, indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) de uitvoering van de Wsw volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wgr, dat bestuur voor de toepassing van de Wsw, met uitzondering van de artikelen 8 en 13, vierde lid, van de Wsw, in de plaats van de betrokken colleges, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 8 van de Wsw de met toepassing van artikel 34a van de Wgr door het openbaar lichaam op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, verantwoorde informatie (hierna: de verantwoordingsinformatie) in aanmerking kan worden genomen.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wsw wordt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering verstrekt voor de uitvoering van de hoofdstukken 2 en 3 van de Wsw. De uitkering wordt ten minste drie maanden voorafgaand aan het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft vastgesteld.
Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt het bedrag van die uitkering overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, berekend aan de hand van het voor ieder jaar bij wet vast te stellen totale bedrag dat beschikbaar is voor die uitkeringen. Daarbij wordt, overeenkomstig bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur te stellen regels, het bijbehorende minimumaantal arbeidsjaren vastgesteld.
Op grond van artikel 9a van de Wsw - voor zover thans van belang - wordt, in afwijking van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bij de toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Wsw gebruikgemaakt van de gegevens in de bijlage, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de Wsw en de verantwoordingsinformatie, waarvan verweerder kennis heeft op 15 augustus van het tweede jaar volgend op het verantwoordingsjaar, met dien verstande dat gegevens die het college op verzoek van verweerder op een latere datum verstrekt mede in aanmerking worden genomen.
Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wsw - zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit - houdt verweerder toezicht op:
. de rechtmatigheid van de uitvoering van deze wet door het college;
. de doeltreffendheid van deze wetsuitvoering.
Op grond van het vierde lid van dat artikel - zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit - bevat een bijlage bij de jaarrekening, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, ten behoeve van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de verantwoordingsinformatie over de uitvoering van deze wet (hierna: de bijlage).
2.2.
Op grond van artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet zenden gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in de vorm van:
. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet, en
. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.
Op grond van het tweede lid van dat artikel verstrekken provincies en gemeenten, indien zij van elkaar middelen ontvangen die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, de informatie, bedoeld in het eerste lid, aan de Minister van BZK.
Op grond van het derde lid van dat artikel stelt de Minister van BZK bij ministeriële regeling nadere regels vast over het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde informatie.
Op grond van het vierde lid van dat artikel brengt de Minister van BZK de informatie betreffende de specifieke uitkeringen onverwijld ter kennis van de Ministers en de bestuursorganen wie het aangaat.
2.3.
De procedure voor het aanleveren van de verantwoordingsinformatie is neergelegd in de Handreiking verantwoording Wsw over 2010 en 2011 (hierna: de Handreiking), de ongedateerde Nota procedure aanlevering verantwoordingsinformatie (hierna: de Nota) en de Notitie SiSa tussen medeoverheden voor een aantal SZW uitkeringen (hierna: de Circulaire SiSa) van 10 november 2010.
3.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit - samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. De aan eiser toe te kennen uitkering wordt berekend aan de hand van het voor ieder jaar bij Begrotingswet vast te stellen bedrag, dat beschikbaar is voor toe te kennen uitkeringen en budgetten. De verdeling van het macrobudget, het bepalen en toekennen van de individuele uitkeringen vindt plaats conform het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken en de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Dit betreft een gebonden beschikking. De systematiek voor het bepalen van de taakstelling en de verdeling van het budget over de gemeenten is wettelijk vastgelegd. De taakstelling is gebaseerd op het aantal geïndiceerde inwoners in de gemeente [plaats] op 31 december 2010. Verweerder heeft eiser bij brief van 28 september 2011 het aantal geïndiceerde inwoners - gegevens die beschikbaar zijn gesteld door de Minister van BZK - voorgelegd en daarbij eiser nadrukkelijk verzocht om op die brief te reageren als die gegevens niet juist zijn, alsmede aangegeven dat na verdeling van het macrobudget geen correctie meer mogelijk is. Verweerder heeft van eiser geen reactie ontvangen. Van verweerder kan in redelijkheid niet worden verwacht de budgetverdeling opnieuw te doen. Dit verdraagt zich ten opzichte van de andere gemeenten bovendien niet met het rechtszekerheidsbeginsel. Dat de brief van 28 september 2011 niet bij de juiste persoon in de organisatie van eiser terecht is gekomen, is een omstandigheid die niet voor rekening en risico van verweerder komt. Dat eiser niet op de brief heeft gereageerd, betekent - gelet op de inhoud van de brief - dat hij akkoord is gegaan met de bij de bij de budgetverdeling te hanteren gegevens, aldus verweerder.
4.
Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft daartoe
- samengevat - het volgende aangevoerd. De brief van 28 september 2011 is niet tijdig op de betreffende vakafdeling terechtgekomen en de reactietermijn is veel te kort. Verweerder heeft aldus onzorgvuldig gehandeld. Uit de e-mail van 23 juni 2011 blijkt dat het CBS de verantwoordingsinformatie van eiser als plausibel heeft aangemerkt. Eiser vraagt zich af waarom een herziene aanvraag niet meer mogelijk was. Nu zowel in de kruisjeslijst als in de SiSa-bijlage de verantwoordingsinformatie is opgenomen onder G1 en het Ministerie van BZK op basis van de kruisjeslijst gegevens beschikbaar stelt aan verweerder, heeft verweerder kunnen beschikken over de volledige verantwoordingsinformatie van eiser over de Wsw. Dat eiser de verantwoording niet in het juiste kader heeft ingevuld, doet er niet aan af dat de taakstelling 2012 had moeten worden gebaseerd op de door eiser onder G1 ingevulde gegevens. Eiser is van mening dat de brief van 28 september 2011 niet zo helder is geformuleerd, dat hij ook had dienen te begrijpen dat verweerder niet alleen op inhoudelijke onjuistheden doelde maar op de onjuistheid van de plek waarop de gegevens waren ingevuld. De verschillende circulaires geven hier geen uitleg over, zodat eiser zich er niet van bewust kon zijn dat hij de formulieren verkeerd had ingevuld. Verweerder heeft in de brief van 28 september 2011 aangegeven dat hij moet uitgaan van zijn eigen beschikbare verantwoordingsgegevens, zoals bekend op 15 augustus 2011. In het bestreden besluit heeft hij echter overwogen dat hij de gegevens zoals opgenomen in die brief kan gebruiken voor het vaststellen van de taakstelling. Volgens eiser is dit echter in strijd met de systematiek van de Wsw, nu slechts de gecertificeerde verantwoordingsinformatie met eventuele toelichting kan worden gebruikt voor de vaststelling van de taakstelling. De in de brief van 28 september 2011 opgenomen gegevens kunnen dan ook niet worden aangemerkt als verantwoordingsinformatie van de gemeente [plaats]. Eiser kan in de wetgeving de bevoegdheid tot correctie van plausibel verklaarde gegevens niet terugvinden. Op het moment van versturen van de brief van 28 september 2011, met daarin de mogelijkheid tot correctie, diende verweerder volgens de wet de budgetverdeling al te hebben vastgesteld. Verweerder heeft ruim de tijd genomen om uiteindelijk op 3 november 2011 met een taakstelling te komen, maar overweegt in het bestreden besluit dat er geen heroverweging kan plaatsvinden, omdat dit niet past in de reeds vastgestelde macro-budgetverdeling. Eiser begrijpt niet waarom zijn inhoudelijke bezwaren en het niet tijdig kunnen reageren op de brief van 28 september 2011 dan niet kunnen worden meegenomen. Verweerder kan zich niet op het standpunt stellen dat hij geen mogelijkheid meer ziet om af te wijken, met het argument dat het macrobudget al onder de gemeenten is verdeeld, wanneer blijkt dat hij in een individueel geval onjuiste gegevens heeft gebruikt. Verweerder dient gebruik te maken van de gegevens zoals die door eiser zijn aangeleverd in de SiSa-verantwoordingsinformatie en dient de taakstelling alsnog opnieuw vast te stellen, gebaseerd op de werkelijke realisatie door eiser. Het is onbegrijpelijk dat verweerder stelt dat een onjuist ingevuld kruisjesformulier leidt tot nihilstelling van de taakstelling, aldus eiser.
5.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1.
Ter zitting is gebleken dat partijen verdeeld zijn over de vraag welke kruisjeslijst eiser heeft ontvangen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser een kruisjeslijst heeft ontvangen waarop in de kolom G1C een kruisje stond. Eiser stelt zich op het standpunt een kruisjeslijst te hebben ontvangen waarop in de kolom G1 een kruisje stond. Beide partijen hebben deze kruisjeslijsten ter zitting overgelegd.
De rechtbank kan, zonder aanvullende informatie, niet vaststellen welke van deze kruisjeslijsten eiser daadwerkelijk heeft ontvangen. Vaststaat evenwel dat eiser de verantwoordingsinformatie onder G1 heeft ingevuld en aldus heeft ingediend.
5.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door eiser ter zitting aangehaalde brief van de Minister van BZK van 21 december 2012 (met kenmerk 2012-0000752640). Hierin geeft deze Minister ondermeer het volgende aan.
In de eerste plaats bleek de SiSa-bijlage - het format dat gemeenten moeten invullen voor de verantwoording - te foutgevoelig. Een aantal maatregelen is genomen om de foutgevoeligheid te verkleinen, zoals de introductie van de zogeheten Invulwijzer, die vanaf het verantwoordingsjaar 2012 voor elke te verantwoorden indicator een aanvullende toelichting en invulinstructie van het verantwoordelijke departement en informatie uit drie voorheen afzonderlijke nota’s bevat. Deze afzonderlijke nota’s bestaan in SiSa-2012 niet meer, waardoor voor de medeoverheden meer duidelijkheid ontstaat over de aan te leveren verantwoordingsinformatie.
In de tweede plaats is de zogeheten Verantwoordingslijst geïntroduceerd. Het overzicht met te verantwoorden uitkeringen, bekend als de kruisjeslijst, is veranderd. Het maken van het overzicht bleek foutgevoelig en weinig gebruikersvriendelijk.
In de derde plaats is sprake van een aanscherping van de procedure voor het definitief vaststellen van de Verantwoordingslijst (voorheen kruisjeslijst). Onduidelijkheid over de te verantwoorden regelingen zorgt voor onzekerheid en fouten bij de daadwerkelijke aanlevering door de medeoverheden van de verantwoordingsinformatie.
In de vierde plaats zal een goede inbedding van SiSa in de reguliere gemeentelijke begroting- en rekeningcyclus worden bevorderd. In het Verbeterplan van 27 april 2012 is opgemerkt dat het opstellen van de SiSa-bijlage niet altijd voldoende geïntegreerd is in de reguliere processen voor het opstellen van de gemeentelijke jaarrekening. Verder is geconstateerd dat de bestuurlijke aandacht binnen gemeenten voor de SiSa-bijlage kwetsbaar is.
5.3.
Het vorenstaande met betrekking tot de kruisjeslijsten en de foutgevoeligheid van SiSa laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat eiser wist of behoorde te weten dat de categorie G1 enkel van toepassing is op gemeenten die de Wsw geheel zelfstandig uitvoeren. Daarvan is in het geval van eiser geen sprake. In het verlengde daarvan wist of behoorde eiser te weten dat hij de verantwoordingsinformatie onder G1C diende in te vullen, te weten de categorie in geval van gemeenten die de uitvoering van de Wsw geheel of gedeeltelijk hebben uitbesteed, en niet onder G1. Verweerder heeft in het verweerschrift terecht betoogd dat de stelling van eiser - dat G1C onder G1 valt en dat een kruisje bij G1 betekent dat daarmee ook G1C is aangekruist - niet kan worden gevolgd, nu dit twee van elkaar te onderscheiden categorieën zijn die elkaar uitsluiten.
Naar het oordeel van de rechtbank stond alle benodigde informatie voor het op juiste wijze indienen van de verantwoordingsinformatie - zij het enigszins versnipperd (in voormelde brief van 21 december 2012: in “drie voorheen afzonderlijke nota’s”) - ter beschikking van eiser. Met name pagina 3 van de Handreiking onder het kopje 'Wijze van verantwoorden voor 2010 en 2011 in de Sisa-bijlage' is naar het oordeel van de rechtbank voldoende helder. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat de omstandigheid dat eiser de verantwoording niet in het juiste kader heeft ingevuld, er niet aan afdoet dat de taakstelling 2012 had moeten worden gebaseerd op de door eiser onder G1 ingevulde gegevens.
Verweerder heeft ter zitting bovendien terecht betoogd dat het op de weg van eiser lag om bij eventuele onduidelijkheden nadere informatie in te winnen of om hulp te vragen bij het invullen van de verantwoording. Blijkens pagina 21 van de Nota heeft verweerder daartoe vier informatiekanalen opengesteld, te weten een elektronische postbus, een telefonische helpdesk, een website en een nieuwsbrief.
5.4.
Voorts stelt de rechtbank vast dat eiser onvoldoende heeft gereageerd op diverse signalen waaruit eiser heeft kunnen blijken dat de bij verweerder over eiser bekende informatie onjuist dan wel onvolledig was, waaronder de brief van 28 september 2011. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat deze brief niet tijdig op het juiste bureau terecht is gekomen en binnen de gestelde termijn is beantwoord, voor rekening en risico van eiser komt.
Gelet op de aard en hoeveelheid van de door eiser verstrekte en naar aanleiding van de brief van 28 september 2011 te controleren informatie, kan de rechtbank eiser niet volgen in zijn stelling dat de geboden reactietermijn - tot en met 4 oktober 2011 - te kort is, noch dat verweerder aldus onzorgvuldig heeft gehandeld.
Eisers stelling dat de brief van 28 september 2011 niet zo helder is geformuleerd, dat hij ook had dienen te begrijpen dat verweerder niet alleen op inhoudelijke onjuistheden doelde maar op de onjuistheid van de plek waarop de gegevens waren ingevuld en dat de verschillende circulaires hier geen uitleg over geven, kan reeds vanwege hetgeen in 5.3. is overwogen, niet worden gevolgd.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat herziening van de gegevens in de bezwaarfase niet meer mogelijk was, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich - onder verwijzing naar artikel 9a van de Wsw - terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij de toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Wsw gebruik wordt gemaakt van de gegevens in de bijlage en de verantwoordingsinformatie, waarvan verweerder kennis heeft op 15 augustus. Van gegevens die het college op verzoek van verweerder op een latere datum verstrekt, die volgens dit artikel mede in aanmerking moeten worden genomen, is geen sprake.
5.5.
Dat het CBS de verantwoording door eiser plausibel heeft geacht, kan aan het vorenstaande niet afdoen. Blijkens pagina 15 van de Nota betreft de controle door het CBS een geautomatiseerde controle. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in het verweerschrift en ter zitting genoegzaam betoogd dat de plausibiliteitscontrole niet verder gaat dan een toets door het CBS of op de plaats waar in de kruisjeslijst een kruisje staat ook daadwerkelijk een getal is ingevoerd. Verweerder heeft terecht gesteld dat 0 ook een getal is. Dit standpunt van verweerder wordt onderbouwd in de door verweerder overgelegde
e-mail van 30 mei 2012 van A. Vos, werkzaam bij het CBS, waarin de algemene gang van zaken en de gang van zaken ten aanzien van de SiSa-verantwoording door eiser is beschreven. Voor de stelling van eiser dat de toetsing door het CBS onzorgvuldig is geweest, ziet de rechtbank geen grond.
5.6.
Op grond van 17a, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet stelt de Minister van BZK bij ministeriële regeling nadere regels over het verstrekken van de in het eerste lid van dat artikel bedoelde informatie. Artikel 10 van de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, waarin is bepaald dat het college op verzoek van de minister aanvullende informatie of gegevens die verband houden met de uitvoering van de wet verstrekt aan personen of instanties die in zijn opdracht informatie vragen of de gegevens bewerken, en de Regeling informatieverstrekking sisa zijn dergelijke ministeriële regelingen. Eisers stelling dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de systematiek van de Wsw, nu slechts de gecertificeerde verantwoordingsinformatie met eventuele toelichting kan worden gebruikt voor de vaststelling van de taakstelling, volgt de rechtbank dan ook niet. Voorts kunnen de in de brief van 28 september 2011 opgenomen gegevens - anders dan eiser stelt - wel worden aangemerkt als verantwoordingsinformatie afkomstig van eiser, nu eiser deze gegevens - zij het onder G1 in plaats van GC1 - zelf heeft aangeleverd.
5.7.
Zoals de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft geoordeeld in de uitspraak van 22 november 2012 (LJN: BY4347) heeft verweerder een gerechtvaardigd belang bij het verbinden van consequenties aan het niet tijdig naleven van de verplichting om vóór 15 juli tijdig en gecertificeerd een financiële verantwoording van gedane uitgaven aan te leveren. Het bieden van een herstelmogelijkheid om de rechtmatigheid van de gedane uitgaven op een later moment - in bezwaar - alsnog te verantwoorden verdraagt zich niet met het uitgangspunt van het systeem van jaarlijkse verantwoording, waarbij de rechtmatigheid van de gegevens uiterlijk op 15 juli van het daarop volgende jaar moet zijn aangetoond. De CRvB heeft tevens geoordeeld dat het buitenwettelijk beleid, dat een college fouten die na het inzenden van de verantwoordingsinformatie worden ontdekt binnen een redelijke termijn alsnog kan corrigeren via de Minister van BZK, consistent is toegepast. In onderhavige zaak ziet de rechtbank, gelet op de herstelmogelijkheid geboden in de brief van 28 september 2011, geen aanleiding om anders te oordelen.
5.8.
Het beroep is derhalve ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van ’t Laar, voorzitter, en mr. E.R. Houweling en mr. A.G. van Malenstein, leden, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.