ECLI:NL:RBROT:2013:6298

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12_03411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de beoordeling van zorgbehoefte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.S. Wijling, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door gemachtigde A. Dinç. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 27 juni 2012, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 17 februari 2012 ongegrond was verklaard. Dit eerdere besluit betrof de toekenning van vier uur huishoudelijke hulp per week op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres stelde dat deze indicatie onvoldoende was om in haar zorgbehoefte te voorzien en dat er geen rekening was gehouden met haar specifieke omstandigheden.

De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Eiseres voerde aan dat de toekenning van uren niet voldeed aan haar behoefte aan zorg en dat de beleidsregels die door verweerder waren gehanteerd niet correct waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat verweerder bij de vaststelling van de zorgbehoefte gebruik had gemaakt van de Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2011, en dat deze regels niet onredelijk waren, mits rekening werd gehouden met bijzondere omstandigheden.

De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een hogere indicatie rechtvaardigden. Eiseres had niet aangetoond dat zij niet in staat was om gebruik te maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals boodschappenbezorgdiensten. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende onderzoek had gedaan naar de zorgbehoefte van eiseres en dat de toekenning van vier uur huishoudelijke hulp per week in overeenstemming was met de Wmo. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees op het belang van een zorgvuldige afweging van de beschikbare middelen en de zorgbehoefte van de aanvrager.

De uitspraak benadrukt het belang van de beleidsregels en de noodzaak voor aanvragers om hun zorgbehoefte goed te onderbouwen. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder om de indicatie niet te verhogen, bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 12/3411

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2013 in de zaak tussen

[eiseres], te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: mr. R.S. Wijling,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

gemachtigde: A. Dinç.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een indicatie voor huishoudelijke hulp voor vier uur per week toegekend.
Bij besluit van 27 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Zij heeft daarbij bepaald dat eiseres de gelegenheid krijgt om stukken in geding te brengen waaruit blijkt dat zij extra zorg heeft ingekocht en betaald, waarna verweerder de gelegenheid wordt geboden om te reageren op de inhoud van de door eiseres overgelegde stukken.
Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van de nadere zitting.

Overwegingen

1.
Bij het primaire besluit is aan eiseres in de vorm van zorg in natura huishoudelijke verzorging toegekend voor het overnemen van de zware huishoudelijke taken, was en strijk, twee maal per week bed verschonen, opruimen en afwassen, planten verzorgen en twee maal per week het eten afgepast klaarzetten voor vier uur per week. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat in geval van eiseres rekening is gehouden met het bereiden van maattijden en het extra verschonen van het bed, alsmede dat er verder geen omstandigheden zijn die leiden tot toekenning van extra toeslagen. Verder is eiseres er op gewezen dat zij gebruik kan maken van een boodschappenbezorgservice, alsmede dat zij de keuze heeft om geschilde en gesneden aardappelen en groente te kopen.
2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder - samengevat - overwogen dat bij de vaststelling van de zorgbehoefte gebruik wordt gemaakt van de Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2011 (de Beleidsregels), waarin normtijden zijn opgenomen. Ten aanzien van het hanteren van de normtijden is in de jurisprudentie bepaald dat dit niet onredelijk, mits rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden die tot afwijking nopen. In geval van eiseres zijn er geen omstandigheden die leiden tot toekenning van extra uren. Met betrekking tot de boodschappen en het bereiden van maaltijden stelt verweerder zich op het standpunt dat er algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voor deze activiteiten. Niet is gebleken van redenen op grond waarvan eiseres geen gebruik zou kunnen maken van deze voorliggende voorzieningen. Verder stelt verweerder dat eiseres in staat geacht wordt zelf haar broodmaaltijden te verzorgen, alsmede dat haar incontinentieklachten niet dermate ernstig zijn dat hiervoor extra tijd voor het wassen geïndiceerd zou moeten worden. Met betrekking tot het verschil in toegekende minuten per week tussen de oude en de nieuwe indicatie stelt verweerder onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) een ander indicatiesysteem van toepassing was, terwijl voorts onder de AWBZ rekening werd gehouden met de grootte van de woning, terwijl verweerder rekening houdt met het aantal bewoners omdat die de vervuilingsgraad bepaalt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verstrekte huishoudelijk verzorging in voldoende mate bijdraagt aan het bevorderen van de deelname van eiseres aan het maatschappelijke verkeer, terwijl verweerder voorts van mening is dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
3.
Eiseres stelt zich in beroep - samengevat - op het standpunt dat er minder minuten voor haar zijn geïndiceerd dan noodzakelijk is om zelfredzaam te blijven. Verder meent eiseres dat verweerder ten onrechte de Beleidsregels aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, omdat de Beleidsregels niet door het bevoegde orgaan zijn vastgesteld, terwijl voorts niet is gebleken dat de Beleidsregels bekendgemaakt zijn. Het aantal toegekende minuten is onvoldoende. Voorts verwijst eiseres naar verweerders beslissing op bezwaar van 13 februari 2013 en stelt dat verweerder in de onderhavige beslissing geen tijd heeft geïndiceerd voor licht huis-houdelijk werk en extra tijd voor het opmaken van het bed. Ook doet eiseres een beroep op artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zij meent dat ongemotiveerd is afgegaan op het advies van de adviseur en niet inzichtelijk is waarom geen tijd is toegekend voor licht huishoudelijk werk, alsmede dat haar beperkingen onvoldoende zijn verdisconteerd. Met betrekking tot het procesbelang heeft eiseres gesteld dat zij zelf extra uren hulp heeft ingekocht en gebruikt, waaruit voortvloeit dat zij financieel nadeel heeft geleden door het bestreden besluit.
4.1
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g ten 6e , en h, van de Wmo bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder maatschappelijke ondersteuning: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer, alsmede onder huishoudelijke verzorging: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.
Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wmo bepaalt dat ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, het college van burgemeester en wethouders voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren.
In het tweede lid is bepaald dat bij het bepalen van de voorzieningen het college van burgemeester en wethouders rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
4.2
Artikel 8, eerste lid, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2011 (de Verordening) bepaalt dat het college een voorziening in de vorm van huishoudelijke verzorging aanbiedt als deze voor een persoon noodzakelijk is om een huishouding te voeren in de woning waarin hij zijn hoofdverblijf heeft.
In het vierde lid, aanhef en onder a, is bepaald dat het college een voorziening voor huishoudelijke verzorging kan aanbieden voor het overnemen van het voeren van de huishouding.
Op grond van het vijfde lid stelt het college de omvang van de voorziening voor huishoude-lijke verzorging per week vast in uren of een gedeelte daarvan.
4.2
Ter uitvoering van de Wmo en de Verordening zijn de Beleidsregels vastgesteld. Hoofdstuk 3 van de Beleidsregels bevatten de regels met betrekking tot huishoudelijke verzorging.
Uit paragraaf 3.2 blijkt dat het streven is om de zorgaanvrager zoveel mogelijk zelfstandig te laten functioneren, al dan niet samen met de leefeenheid of door gebruikmaking van bepaalde algemeen gebruikelijke of collectieve voorzieningen in de wijk. Alvorens over te gaan tot verstrekking van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt eerst gekeken of onder meer het inzetten van een algemeen gebruikelijke of collectieve voorziening of dienst, zoals Tafeltje-dekje of de boodschappendienst maar ook de aanschaf van een magnetron of vaatwasser in voldoende mate kunnen bijdragen aan het oplossen van het probleem op het terrein van het voeren van de huishouding.
5.
Met betrekking tot de vraag of eiseres thans nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het geschil, overweegt de rechtbank het volgende. Bij het besluit van 10 augustus 2012 is door verweerder een nieuw besluit genomen ten aanzien van de indicatie voor huishoudelijke zorg van eiseres. De onderhavige indicatie ziet dan ook op een in tijd beperkte periode in het verleden op grond waarvan in beginsel geen toetsing meer plaatsvindt, omdat niet met terugwerkende kracht over die periode zorg (in natura) kan worden verleend. Anders dan eiseres heeft gesteld heeft een inhoudelijke beoordeling ook geen waarde voor eventuele toekomstige aanvragen, nu per aanvraag de zorgbehoefte op dat moment wordt beoordeeld. Echter, eiseres heeft desgevraagd feitelijk gesteld schade te hebben, omdat zij aanvullende huishoudelijke hulp zelf heeft ingekocht en betaald om de vermindering van de hulp op grond van de Wmo te compenseren. Hiermee is het procesbelang naar het oordeel van de rechtbank gegeven.
6.
In geschil is de vraag of verweerder met de toekenning van 4 uur aan huishoudelijke verzorging met ingang van 25 februari 2012 eiseres in voldoende mate heeft gecompenseerd. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
7.
Anders dan eiseres meent heeft verweerder bij het bestreden besluit de Beleids-regels als uitgangspunt kunnen nemen. Op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2009, zoals dat luidde tot 1 juni 2012, wordt door verweerder aan het Hoofd Juridische diensten van de Servicedienst, en bij diens afwezigheid aan zijn plaatsvervanger, mandaat, volmacht of machtiging verleend tot het nemen van besluiten op bezwaarschriften, gericht tegen besluiten die namens verweerder in mandaat zijn genomen. Tot slot is bij mandatering geen wettelijk voorschrift vereist en verzet de aard van deze bevoegdheid zich naar het oordeel van de rechtbank hier niet tegen.
Uit de Beleidsregels blijkt dat deze op 13 september 2010 zijn vastgesteld en gepubliceerd zijn op verweerders website www.bds.rotterdam.nl. De rechtbank acht de Beleidsregels hiermee voldoende kenbaar gemaakt en wijst overigens op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die in haar uitspraak van 13 december 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AZ4321) heeft overwogen dat het niet bekend maken van een beleidsregel niet tot gevolg heeft dat de inhoud van het daarin neergelegde beleid zonder betekenis is, doch slechts dat de aanvaardbaarheid van dat beleid in elk afzonderlijk geval dient te worden aangetoond. Voorts is met het in de Beleidsregels neergelegde beleid niet buiten de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is getreden.
8.
Uit artikel 3:2 van de Awb vloeit voort dat verweerder, zijnde het bestuursorgaan dat met de uitvoering van artikel 4 van de Wmo is belast, ervoor zorg dient te dragen dat een zorgvuldig onderzoek wordt ingesteld naar de voor die uitvoering relevante feiten en omstandigheden. Bij de beoordeling van een aanvraag om een voorziening te verstrekken, als bedoeld in artikel 4 van de Wmo, brengt dit mee dat het de taak van verweerder is om de beperkingen van de aanvrager in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, voor zover het de in dat artikel genoemde gebieden betreft, zijn persoonskenmerken en zijn behoeften, alsmede zijn capaciteit om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien te inventariseren. Daarbij is het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb aan de aanvrager om verweerder de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Verweerder heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar aanleiding van de door eiseres ingediende aanvraag. Een huisbezoek maakte ook deel uit van dit onderzoek. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een op 17 februari 2012 gedateerde rapportage. De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en omstandigheden.
9.
Aan eiseres is twee maal 10 minuten per week toegekend voor het klaarzetten van de warme maaltijd en het afpassen voor de rest van de week, twee maal 10 minuten voor het verschonen van de bedden, 90 minuten voor een schoon/hygiënisch verantwoord interieur, 60 minuten per week voor de zorg voor schone kleding/ linnengoed, 30 minuten voor opruimen/afwassen/vuilnis wegbrengen en 15 minuten voor het verzorgen van de planten.
10.
In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van een situatie waarin zij, gelet op haar behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs is aangewezen op een verhoging van de in de Beleidsregels opgenomen normtijden of op een uitbreiding van de in het kader van de huishoudelijke verzorging te indiceren taken. Verweerder ziet geen grond om meer minuten toe te kennen voor maaltijdbereiding of het doen van boodschappen omdat voor deze taken voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn waarvan eiseres gebruik kan maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres niet te kort gedaan, terwijl verweerder in het bestreden besluit en ter zitting voorts afdoende heeft gemotiveerd dat de voorliggende voorzieningen ook daadwerkelijk voor eiseres beschikbaar zijn. Aan de enkele stelling van eiseres dat zij geen gebruik kan maken met de voorliggende voorzieningen, kan niet dat gewicht worden toegekend dat zij daaraan toegekend wenst te zien.
11.
Ook in het gegeven dat aan eiseres bij een later besluit wel meer minuten voor huishoudelijke zorg is toegekend, leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onjuist is. Eiseres heeft een nieuwe aanvraag ingediend, omdat zij enige tijd in het ziekenhuis opgenomen is geweest. Uit de gedingstukken is de rechtbank gebleken dat haar na de ziekenhuisopname tijdelijk meer minuten zijn toegekend voor licht huishoudelijke taken omdat sprake is van verminderde energie. Hieruit blijkt dat de omstandigheden die hebben geleid tot de onderhavige besluitvorming anders waren dan de omstandigheden van de latere aanvragen van eiseres.
12.
Nu eiseres ook overigens niets heeft aangevoerd dat kan leiden tot een ander oordeel, kan het bestreden besluit in stand blijven en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
13.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van
J. van Mazijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.