In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de gerechtsdeurwaarder [X], optredend voor de rechtspersoon SERVICE TRANS EUROPE S.A., gevestigd in Rungis, Frankrijk. De zaak betreft een geschil over de executie van een beslissing van het Cour d’Appel de Lyon van 6 november 2003, waarbij de gedaagde, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 45.734,71, vermeerderd met rente en kosten. De deurwaarder heeft verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van deze beslissing in Nederland, maar er zijn twijfels gerezen over de executoriale titel, met name of deze ook geldt voor een eerder betaald bedrag van € 264.639,89 dat door de eiser is voldaan op basis van een vernietigd vonnis van 17 april 2002.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid is over de vraag of de executoriale titel ook de terugbetaling van het surplus omvat. De deurwaarder heeft aangegeven dat er geen grosse van de titel in eerste aanleg aanwezig is en dat de beslissing van het Cour d’Appel de Lyon niet expliciet een veroordeling bevat voor de terugbetaling van het eerder betaalde bedrag. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de deurwaarder terecht deze procedure heeft aangespannen, omdat er onvoldoende zekerheid bestaat over de executie van de door de eiser gestelde bedragen.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaar van de deurwaarder gegrond verklaard en vastgesteld dat de executie van het bedrag van € 45.734,71, vermeerderd met rente en kosten, kan doorgaan, maar dat voor de overige bedragen onvoldoende zekerheid bestaat. De eiser, SERVICE TRANS EUROPE S.A., is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.405,--. Dit vonnis is uitgesproken op 19 juli 2013 door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, in tegenwoordigheid van griffier mr. L.A. Bosch.