In deze zaak heeft eiseres op 23 april 2012 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Verweerder heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 8 april 2013. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op 15 augustus 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 13 augustus 2013 heeft de rechtbank vastgesteld dat de termijn voor verweerder om te beslissen op de aanvraag op 12 februari 2013 was verstreken. De rechtbank heeft verweerder op grond van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn gesteld om alsnog op de aanvraag te beslissen, met een dwangsom van € 200,- per dag, tot een maximum van € 20.000,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318,- dient te vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet bijdragen tot een bedrag van € 944,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.