ECLI:NL:RBROT:2013:6555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
C-11-100638 - HA ZA 12-2263 13-07-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over kelder tussen buren met betrekking tot erfdienstbaarheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen buren over de eigendom van een kelder die zich onder de woningen van partijen bevindt. De eiseres in conventie, wonende te Kinderdijk, stelt dat zij eigenaar is van de kelder op basis van artikel 5:20 van het Burgerlijk Wetboek, terwijl de gedaagden in conventie, ook wonende te Kinderdijk, beweren dat de kelder een bestanddeel is van hun woning en dat zij op basis van een erfdienstbaarheid recht hebben op het gebruik ervan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kelder, die alleen via de woning van de gedaagden kan worden bereikt, op grond van verkeersopvattingen als een bestanddeel van de woning van de gedaagden moet worden aangemerkt. Dit betekent dat de gedaagden door horizontale natrekking eigenaar zijn geworden van de kelder, ook al bevindt deze zich onder de woning van de eiseres.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de erfdienstbaarheid, die in de eigendomsakte van de woningen is opgenomen, ook betrekking heeft op de kelder. De eiseres moet derhalve dulden dat de gedaagden de kelder gebruiken. De vordering van de eiseres om de gedaagden te veroordelen de kelder af te sluiten, is afgewezen. De rechtbank heeft de eiseres als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, maar deze kosten zijn begroot op nihil, omdat partijen in een vaststellingsovereenkomst hebben afgesproken dat zij ieder hun eigen kosten dragen tot de datum van die overeenkomst.

Het vonnis is uitgesproken op 10 juli 2013 door mr. A. Eerdhuijzen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/11/100638 / HA ZA 12-2263
Vonnis van 10 juli 2013
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te Kinderdijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A. van de Kasteele,
tegen

1.[gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie]

2.
[gedaagde 2 in conventie, eiser in reconventie],
beiden wonende te Kinderdijk,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.J. Goedhart.
Partijen zullen hierna ‘[eiseres in conventie, verweerster in reconventie]’ en ‘[gedaagden in conventie, eisers in reconventie]’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 januari 2013;
  • het herstelvonnis van 16 januari 2013;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van descente en van comparitie, gehouden op 28 mei 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn buren. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is sinds 1988 eigenaar van de woning aan de [adres] te Kinderdijk. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn sinds 2008 eigenaar van de woning aan de [adres 2]te Kinderdijk.
2.2.
In de eigendomsakte van 5 oktober 1988, waarin de woning aan de [adres] aan de toenmalige echtgenoot van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is verkocht en geleverd, is - voor zover relevant - opgenomen:
“Voorts verklaarden de comparanten in gemelde kwaliteit, dat indien het bij deze verkochte gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Nieuw-Lekkerland sectie A nummer 5015 enerzijds (het woonhuis [adres]) en de bij de verkoper in eigendom verblijvende gedeelten van het perceel kadastraal bekend gemeente Nieuw-Lekkerland sectie A nummer 5015 anderzijds (de woonhuizen [adres 2]en [adres 3] onderling in zodanige toestand verkeren of de omstandigheden zodanig zouden zijn, dat deze toestand of deze omstandigheden zouden kunnen voortvloeien uit bij titel gevestigde erfdienstbaarheden, kunnen deze omstandigheden of deze toestand geacht worden over en weer tot gebruik en ten nutte en ten laste van bedoelde perceelsgedeelten in de vorm van erfdienstbaarheden bij titel te zijn gevestigd, zoals ondermeer de erfdienstbaarheden van licht, uitzicht, waterloop en drop, van gootrecht, van overbouw en de erfdienstbaarheid tot het hebben, houden en onderhouden van een gezamenlijke riolering.”
2.3.
In de akte van levering van 15 augustus 2008, waarin de woning aan de [adres 2]aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] is geleverd wordt verwezen naar de hiervoor onder 2.2 opgenomen bepaling.
2.4.
De woningen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] bevinden zich in een oud pand, dat voorheen één geheel vormde. Medio 1950 is het pand gesplitst in [adres 2]en [adres]. In 1982 is [adres] gesplitst in [adres] en [adres 3]
2.5.
Onder [adres 2]en [adres] bevindt zich een kelder. De toegang tot de kelder bevindt zich in [adres 2]en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben deze kelder in gebruik. De kelder vormt één geheel.

3.Het geschil

3.1.
Tot aan de comparitie van partijen van 28 mei 2013 waren er meerdere geschilpunten die partijen verdeeld hielden, zowel in conventie als in reconventie. Ter comparitie hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Thans resteert een geschilpunt in conventie, ziende op de kelder die zich onder de woningen van partijen bevindt. Gelet op de vaststellingsovereenkomst die partijen hebben gesloten, ligt alleen dit geschilpunt aan de rechtbank voor.
in conventie
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] te veroordelen de kelder voor zover gelegen onder de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] af te sluiten, althans [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de gelegenheid te stellen via de woning van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] de kelder af te sluiten, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat zij hiermee in gebreke blijven. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt hiertoe dat zij ingevolge artikel 5:20 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) eigenaar is van de kelder die zich onder haar woning bevindt, zodat zij niet hoeft te dulden dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zich toegang verschaffen tot de kelder. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] dienen de kelder daarom af te sluiten, zodat deze niet meer voor hen toegankelijk is. Voor zover [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet verplicht zijn de kelder af te sluiten, dient [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de gelegenheid gesteld te worden de kelder af te sluiten. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] dienen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op grond van artikel 5:65 BW toe te staan deze werkzaamheden uit te voeren.
3.3.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voeren verweer. Zij stellen dat de kelder op grond van artikel 5:20 lid 1 sub e BW bestanddeel is van hun woning. Voor de aanwezigheid van de kelder onder het pand van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is bij notariële akte een erfdienstbaarheid gevestigd. Voor zover er geen erfdienstbaarheid is gevestigd, is er middels verjaring een erfdienstbaarheid ontstaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Tussen partijen is in geschil wie eigenaar is van de kelder voor zover die zich bevindt onder de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie].
4.2.
Uit artikel 5:20 lid 1 aanhef en sub e BW volgt dat de eigenaar van een perceel grond tevens eigenaar is van de gebouwen en werken die duurzaam met die grond zijn verenigd. In zoverre behoort de eigendom van de kelder, voor zover deze zich onder de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bevindt, door middel van verticale natrekking in beginsel bij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie].
4.3.
In afwijking van voormelde hoofdregel geldt echter dat, zo een bestanddeel van een gebouw zoals een kelder, uitbouw of balkon zich bevindt in, op of boven grond die aan een ander dan de eigenaar van dat gebouw toebehoort, dit bestanddeel geen eigendom is van de grondeigenaar, maar - door middel van horizontale natrekking - toebehoort aan de eigenaar van het gebouw waarvan het deel uitmaakt (HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 96). Ingevolge artikel 3:4 lid 1 BW is al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel van die zaak.
4.4.
Gelet op het feit dat de kelder alleen via de woning van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] kan worden bereikt, dat de kelder is gebouwd als één ruimte en thans ook zichtbaar één geheel vormt en gelet op de omstandigheid dat deze situatie kennelijk al sinds 1950 bestaat, zoals dit laatste door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] gesteld en door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onvoldoende betwist, is de kelder op grond van de verkeersopvattingen aan te merken als een bestanddeel van de woning van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] Zij zijn door horizontale natrekking eigenaar geworden van deze kelder, ook voor zover deze zich bevindt onder de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie].
4.5.
Het voorgaande neemt niet weg dat de eigenaar van een perceel waarboven of waaronder zich een horizontaal nagetrokken bouwwerk bevindt, het recht heeft om te vorderen dat het horizontaal nagetrokken bouwwerk wordt afgebroken, tenzij er een bevoegdheid bestaat dit bouwwerk op of onder zijn grond te hebben, bijvoorbeeld door vestiging van een erfdienstbaarheid.
4.6.
Als gesteld door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] en onweersproken door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], staat tussen partijen vast dat in de eigendomsakte van [adres] over en weer erfdienstbaarheden zijn gevestigd voor [adres 2]en [adres] (zie 2.2 en 2.3 hiervoor). Betreffende bepaling in de eigendomsakte vermeldt niet met zoveel woorden de kelder althans de aanwezige onderbouw. De vraag dient daarom beantwoord te worden of de bij akte gevestigde erfdienstbaarheden tevens zien op de aanwezigheid van de kelder onder de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie].
4.7.
Op grond van artikel 5:73 lid 1 BW worden de inhoud en de wijze van uitoefenen van een erfdienstbaarheid bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regelen daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Bij de uitleg van een erfdienstbaarheid komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte.
Uit de ruime omschrijving in de akte van de over en weer gevestigde erfdienstbaarheden, waarbij de in 1988 bestaande toestand werd bekrachtigd, en het feit dat in de akte een niet-limitatieve opsomming van erfdienstbaarheden is opgenomen, wordt afgeleid dat de erfdienstbaarheid mede is gevestigd voor de aanwezigheid van de kelder onder het pand van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dient daarom te dulden dat de kelder door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] wordt gebruikt. De vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal dientengevolge worden afgewezen.
4.8.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Partijen zijn echter in artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat zij ieder de eigen proceskosten gemaakt tot de datum van de vaststellingsovereenkomst zouden dragen. Gelet op deze bepaling en gelet op het feit dat nadien door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] geen kosten meer zijn gemaakt, worden de kosten aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.