ECLI:NL:RBROT:2013:6671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
411198 HA ZA 12-922
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van een ruilovereenkomst tussen een eigenaar van garageboxen en een woningcorporatie

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, [X Beheer B.V.], een vordering ingesteld tegen gedaagde, de stichting Woonbron, met betrekking tot de totstandkoming van een ruilovereenkomst. Eiser stelt dat op 18 februari 2009 een overeenkomst tot stand is gekomen waarbij Woonbron de garageboxen van eiser zou verwerven in ruil voor andere objecten of een geldbedrag van € 110.000,--. Eiser baseert zijn vordering op een e-mail van 9 februari 2009 en een bespreking op 18 februari 2009, waarbij hij meent dat de vertegenwoordiger van Woonbron, [betrokkene 1], bevoegd was om namens Woonbron te handelen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt dat er geen overeenstemming is bereikt over de kern van de ruilprestatie, namelijk de prijs en de te ruilen objecten. Bovendien blijkt uit de procedure dat [betrokkene 1] geen volmacht had om namens Woonbron te handelen. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de totstandkoming van de ruilovereenkomst kunnen onderbouwen. Eiser wordt dan ook als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Woonbron zijn begroot op € 7.173,50.

Het vonnis is uitgesproken op 24 juli 2013 door mr. J.C. Halk, waarbij de vordering van eiser werd afgewezen en hij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/411198 / HA ZA 12-922
Vonnis van 24 juli 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X Beheer B.V.],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.B. Maliepaard,
tegen
de stichting
STICHTING WOONBRON,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.A. Nieuwenhuijsen,
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonbron worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Op verzoek van [eiser] heeft deze rechtbank een voorlopig getuigenverhoor gelast. [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [eiser] zijn als getuigen gehoord in aanwezigheid van partijen.
1.2
Het verloop van deze procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 januari 2013 en de daarin genoemde processtukken,
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 juni 2013.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] is eigenaresse van het recht van erfpacht op de percelen grond aan de [adres 1] en de [adres 2] te Dordrecht, kadastraal bekend als Dordrecht M [xxxx,xxxx,xxxx], waarop elf garageboxen zijn gebouwd.
2.2
Op 9 februari 2009 heeft [betrokkene 2] namens Woonbron een e-mail verzonden (productie 3 bij dagvaarding) aan [eiser] met, voor zover thans van belang, de volgende inhoud:
‘Geachte heer [eiser],
Ik zou u per mail laten weten aan wat voor soort deal wij denken om de garageboxen die in de Reddersbuurt in uw eigendom zijn te verwerven.
Wij doen de verwerving in samenwerking met de Gemeente Dordrecht omdat er plannen zijn het openbaar gebied in de Reddersbuurt opnieuw in te richten. Hiertoe zijn wij bereid om ofwel een faire prijs te betalen voor uw garageboxen of te zoeken naar vervangende garageboxen die een vergelijkbare waarde vertegenwoordigen.
Ik zou hier graag op korte termijn even persoonlijk met u over willen spreken, zonder bedragen over de mail te sturen waar geen mondelinge toelichting op wordt gegeven. Ik kan u wel aangeven dat de prijs die u vraagt voor deze boxen op vastgoedbeleggingsmakelaar.nl afwijkt van wat gangbaar is voor verhuurde garageboxen in Dordrecht.
(…)’
2.3
Op 18 februari 2009 heeft tussen partijen een bespreking plaatsgevonden over verwerving van de garageboxen van [eiser] door Woonbron. Bij deze bespreking waren aanwezig: [eiser], zijn makelaar [betrokkene 2] en [betrokkene 1] namens Woonbron. Afgesproken is dat Woonbron een lijst met ruilobjecten zou nazenden. Deze lijst is niet verzonden.
2.4
[betrokkene 1] had geen volmacht om namens Woonbron te handelen.

3.De vordering

3.1
[eiser] vordert dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Woonbron zal worden veroordeeld om aan [eiser] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan te bieden garages vergelijkbaar met de ten processe bedoelde garages, dan wel ander registergoed met een waarde van € 110.000,--, één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, kosten rechtens.
3.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat op 18 februari 2009 een ruilovereenkomst met Woonbron tot stand is gekomen. [eiser] heeft het aanbod van Woonbron, inhoudende dat de garages zullen worden verworven door Woonbron, door middel van ruiling tegen vergelijkbare garages elders, dan wel tegen ander registergoed ter waarde van € 110.000,--, nadrukkelijk geaccepteerd. Hij stelt voorts dat hij redelijkerwijs mocht aannemen dat [betrokkene 1] gevolmachtigd was namens Woonbron een overeenkomst te sluiten.
3.3
Woonbron betwist het gestelde.

4.De beoordeling

4.1
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan.
4.2
Ter onderbouwing van zijn stelling dat een overeenkomst met Woonbron tot stand is gekomen wijst [eiser] op de inhoud van de e-mail van [betrokkene 1] van 9 februari 2009 (zie 2.2) en de bespreking van 18 februari 2009. Verder stelt [eiser] dat de keuze over de aan te bieden objecten ter waarde van € 110.000,-- aan Woonbron was. Deze keuze betrof uitvoering van de overeenkomst, aldus [eiser]. Woonbron betwist dat een overeenkomst tot stand is gekomen, omdat nog geen overeenstemming was bereikt over de kern van de ruilprestatie, namelijk de prijs en te ruilen objecten.
4.3
Uit de e-mail zoals opgenomen onder 2.2 blijkt dat Woonbron zich bereid verklaart ofwel een faire prijs te betalen voor de garageboxen of te zoeken naar vervangende garageboxen die een vergelijkbare waarde vertegenwoordigen. In de dagvaarding stelt [eiser] dat de keuze van de aan te bieden objecten, garages of ander registergoed aan Woonbron was. Ter zitting van 3 juni 2013 heeft [eiser] verklaard dat hij vrij was de door Woonbron aangeboden objecten al dan niet te accepteren en als er niets bij zat, de faire prijs van € 110.000,-- zou worden uitbetaald. Voor zover er al overeenstemming was over de waarde van het onroerend goed waarmee zou worden geruild, kan uit het voorgaande worden afgeleid dat overeenstemming over de door Woonbron aan te bieden ruilobjecten nodig was voor de totstandkoming van de ruilovereenkomst tussen partijen. Vast staat dat Woonbron geen lijst met mogelijke ruilobjecten heeft verzonden aan [eiser].
4.4
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] in het licht van de gemotiveerde betwisting door Woonbron onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen de door [eiser] gestelde ruilovereenkomst tot stand is gekomen, zodat dit niet vast is komen te staan. Voor zover [eiser] tevens heeft bedoeld dat hij erop mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand was gekomen, wordt overwogen dat vast staat dat [betrokkene 1] geen volmacht had namens Woonbron te handelen. Uit de stellingen van [eiser] blijken geen verklaringen en gedragingen van Woonbron op grond waarvan [eiser] mocht aannemen dat [betrokkene 1] bevoegd was namens Woonbron te handelen. Evenmin heeft [eiser] voldoende feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan naar verkeersopvatting de schijn van volmachtverlening voor risico van Woonbron dient te komen. De omstandigheid dat [betrokkene 1] manager was van Woonbron en geen enkel voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van zijn volmacht is daarvoor onvoldoende.
4.7
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonbron worden begroot op:
- griffierecht 3.621,00
- salaris advocaat
3.552,50(2,5 punt × tarief € 1.421,00)
Totaal €  7.173,50

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijst de vordering af,
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Woonbron tot op heden begroot op € 7.173,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.