ECLI:NL:RBROT:2013:6918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
2083246
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na vernieling van auto en immateriële schade door agressief gedrag

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding van gedaagde wegens schade aan zijn auto, veroorzaakt door gedaagde op 7 oktober 2010. Eiser stelde dat gedaagde hem agressief had bejegend en de voorruit van zijn auto had ingeslagen. Eiser vorderde onder andere de kosten voor de aanschaf van een nieuwe auto, gederfd loon en immateriële schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden als gevolg van de onrechtmatige daad. De kantonrechter wees de vordering tot vergoeding van immateriële schade gedeeltelijk toe, omdat eiser in zijn eer was aangetast door het gedrag van gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat de schadevergoeding voor de herstelkosten van de voorruit werd toegewezen op basis van de door gedaagde erkende kosten van € 260,00. De overige schadeposten, zoals de kosten voor de deurhendel en gederfd loon, werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 460,00 aan eiser, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2083246 \ CV EXPL 13-2084
2083246 \ CV EXPL 13-208428 mei 2013uitspraak: 23 augustus 2013
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Broekzitter-Nieuwland, advocaat te Spijkenisse,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 28 mei 2013 met producties;
  • het proces-verbaal van het ter terechtzitting van 11 juni 2013 gevoerde mondelinge verweer, en
  • het tussenvonnis van 11 juni 2013 waarin door de kantonrechter een comparitie van partijen is gelast.
1.2
De comparitie van partijen heeft plaatsgehad op 9 juli 2013. [eiseres] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Broekzitter-Nieuwland en de heer S. Gus, tolk. Mevrouw J.H. Zappeij is verschenen namens [gedaagde]. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
1.4
In verband met de verplaatsing van de zittingslocatie Brielle naar Rotterdam is dit vonnis gewezen door de kantonrechter zitting houdende te Rotterdam.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Op 7 oktober 2010 reed [eiseres] vanuit een voorrangspositie met zijn toenmalige [auto], een brug op in Brielle, alwaar [gedaagde] hem als tegenligger tegemoet kwam. De brug was te smal om elkaar te kunnen passeren. [eiseres] heeft zijn voertuig daarom tot stilstand gebracht. [gedaagde] stapte uit zijn auto, heeft [eiseres] agressief bejegend en de voorruit van de auto ingeslagen.
2.2
[gedaagde] is op 20 januari 2011 dientengevolge veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis wegens vernieling.
2.3
[eiseres] heeft zijn auto verkocht voor € 100,00 en een nieuwe gekocht voor € 1.500,00.
2.4
In een kort geding procedure heeft [eiseres] onder meer verzocht om [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 1.550,00 inzake de aanschafkosten voor de nieuwe auto, € 150,00 inzake gederfd loon en € 250,00 inzake immateriële schadevergoeding. Deze vordering is door de voorzieningenrechter afgewezen bij vonnis in kort geding van
15 november 2012.

3.De vordering

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen:
A.
primair
€ 1.550,-- inzake de aanschafkosten voor de vervangende auto;
subsidiair
€ 779,-- inzake de dagwaarde van de auto;
meer subsidiair
€ 606,85 inzake de begrote reparatiekosten van de auto;
B.
€ 150,-- inzake gederfd loon;
C.
€ 500,-- inzake immateriële schadevergoeding;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure en nakosten.
3.2
Aan zijn vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de gedragingen van [gedaagde] op 7 oktober 2010. De garage heeft [eiseres] toentertijd verteld dat de reparatiekosten hoger zouden zijn dan de waarde van de auto. Daarom heeft [eiseres] een nieuwe auto aangeschaft. Achteraf bleken de herstelkosten een stuk lager, doch [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] zijn daadwerkelijk geleden schade dient te vergoeden, te weten de kosten voor de aanschaf van een nieuwe auto. Immers, indien [gedaagde] de auto van [eiseres] niet had vernield, was het niet nodig geweest om een andere auto aan te schaffen.
3.3
[eiseres] voert aan dat er geen stukken zijn ter onderbouwing van de door hem gestelde dagwaarde van de oude auto. Een soortgelijke auto met dezelfde kenmerken en bouwjaar wordt te koop aangeboden voor € 799,00. [eiseres] stelt dat de reparatie- en materiaalkosten voor het vervangen van de voorruit zijn begroot op € 482,79 en de reparatie- en materiaalkosten voor de deurgrepen op € 124,06.
3.4
[eiseres] voelt zich door [gedaagde] in zijn eer aangetast. [eiseres] vreesde voor zijn leven en heeft als gevolg daarvan twee weken niet naar behoren kunnen functioneren.

4.Het verweer

[gedaagde] erkent dat er schade door hem is veroorzaakt aan de voorruit van de auto van [eiseres]. Hij betwist de hoogte van de ten aanzien daarvan gevorderde schade, alsmede de overige schadeposten.

5.De beoordeling

5.1
[gedaagde] is op grond van onrechtmatige daad ex. artikel 6:162 BW in beginsel gehouden de schade die [eiseres] als gevolg van het voorval op 7 oktober 2010 lijdt en/of heeft geleden aan [eiseres] te vergoeden. [eiseres] stelt dat zijn auto door [gedaagde] is beschadigd. Bij beschadiging van een zaak wordt als uitgangspunt genomen dat voor vergoeding in aanmerking komt de waardevermindering van de zaak als gevolg van het schadevoorval, welke in vermindering is te stellen op de naar objectieve maatstaven te berekenen kosten van herstel, ongeacht of dit herstel daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Indien herstel onmogelijk is of (in het geval van een zogenoemde ‘totall-loss’) niet economisch verantwoord is, komt voor vergoeding in aanmerking de vervangingswaarde van de zaak in het economisch verkeer (de dagwaarde).
5.2
Blijkens het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2010 heeft [eiseres] aan de politie verklaard dat als gevolg van het voorval op 7 oktober 2010 een deurhendel van de auto is beschadigd en dat de voorruit is gebroken. Volgens [eiseres] heeft de garagehouder daags na 7 oktober 2010 gezegd, althans [eiseres] stelt dat de reparatiekosten voor herstel van de deurhendel en voorruit hoger zijn dan de dagwaarde van de auto en het dus verstandiger was om nieuwe auto te kopen. In deze procedure ontbreekt echter een deugdelijke onderbouwing van deze stelling. Sterker nog, [eiseres] erkent dat de kosten van reparatie bij nader inzien een stuk lager blijken te zijn dan toentertijd door de garage aan hem voorgerekend. In samenhang met de betwisting door [gedaagde] gaat de kantonrechter aan het op dit punt door [eiseres] gestelde voorbij.
5.3
Gelet op hetgeen onder 5.2 is overwogen dient de schade van [eiseres] te worden begroot aan de hand van de herstelkosten.
Ter onderbouwing van de herstelkosten van de voorruit heeft [eiseres] een prijsopgave in het geding gebracht, zonder vermelding van een garagenaam of logo. [gedaagde] voert ter comparitie aan dat hij zelf een bedrijf in Flakkee heeft gevonden dat aan huis ruiten repareert voor € 260,00. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] daarmee de schadepost ten aanzien van de voorruit erkent tot voornoemd bedrag. Voor het meerdere had het op de weg van [eiseres] gelegen een deugdelijke onderbouwing van de herstelkosten in het geding te brengen. Nu die ontbreekt wordt slechts een bedrag van € 260,00 ter zake van herstel van de voorruit toegewezen.
5.4
Hoe het ook zij van de (toedracht van de) schade aan de deurhendel, de door [eiseres] overgelegde werkplaatsfactuur ter onderbouwing van de hoogte daarvan is niet afdoende. Op die factuur ontbreek eveneens een garagenaam of logo, zodat niet kan worden geverifieerd door welk (professioneel) bedrijf de kosten van het herstel zijn begroot. Gelet op de betwisting door [gedaagde] had het op de weg van [eiseres] gelegen het bestaan van de schade aan de deurhendel, alsmede de kosten voor herstel daarvan nader te onderbouwen. Nu hij dat heeft nagelaten wordt dit deel van de vordering afgewezen.
5.5
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van schade in verband met gederfde inkomsten overweegt de kantonrechter dat die vordering in het geheel niet is onderbouwd. Nu het loon van [eiseres] zwart werd uitbetaald, heeft hij terzake geen bewijsstukken voorhanden. Als gevolg daarvan wordt ook dit deel van zijn vordering afgewezen.
5.6
[eiseres] voert als grondslag voor de vordering tot vergoeding van immateriële schade aan dat hij psychische schade heeft geleden, omdat hij onheus is bejegend door [gedaagde] in het bijzijn van zijn echtgenote en een aantal omstanders. [eiseres] voelt zich in zijn eer aangetast. De kantonrechter overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat uitgescholden worden ten overstaan van derden geen prettige ervaring is. Dat kan naar het oordeel van de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden als het schaden van de eer worden aangemerkt.
Gelet op de vaststaande dreigende toon van [gedaagde] is aannemelijk dat de situatie [eiseres] eveneens angst heeft ingeboezemd. Van aantasting in de persoon is naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake. Volgens vaste jurisprudentie omvat het ‘op een andere wijze in persoon aangetast’ louter psychisch letsel van voldoende ernstig karakter. Daarvoor is niet voldoende dat, zoals naar het oordeel van de kantonrechter in het geval van [eiseres], sprake is van een meer of minder psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen (HR 13 januari 1995, NJ 1997/366 en HR 23 januari 1998, NJ 1998/366). Bij het bedoelde psychisch letsel valt te denken aan vaak blijvende of althans langdurige aantasting van het geestelijk vermogen, wellicht ook een korter durende, doch intense aantasting daarvan. Niet vereist, wel een aanwijzing daarvoor is dat psychologische hulp of psychiatrische hulp is gezocht. Hoewel het voorval op 7 oktober 2010 ongetwijfeld de nodige stress bij [eiseres] heeft veroorzaakt, is gesteld noch gebleken dat sprake was van de voornoemde mate van psychisch letsel.
Als gevolg van het bovenstaande ziet de kantonrechter aanleiding om een bedrag van € 200,00 aan immateriële schadevergoeding toe te kennen in verband met het schaden van de eer van [eiseres].
5.7
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. Per abuis is aan griffierecht een bedrag van € 213,00 in rekening gebracht bij de gemachtigde van [eiseres]. Gelet op de omstandigheid dat [eiseres] met een toevoeging procedeert dient dit € 75,00 te zijn. Het verschil van 138,00 wordt door de rechtbank overgemaakt aan de gemachtigde van [eiseres]. [gedaagde] wordt dientengevolge ‘slechts’ veroordeeld tot betaling van het juiste bedrag aan griffierecht, te weten € 75,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 460,001;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 69,61, te weten 75% van de dagvaardingskosten, welk bedrag op bankrekening 56 99 90 688 t.n.v. MvJ Arrondissement Rotterdam onder vermelding van het zaaknummer moet worden overgemaakt, alsmede € 75,00 voor het door [eiseres] verschuldigde en door zijn gemachtigde betaalde griffierecht, € 23,20 aan resterende dagvaardingskosten en € 120,00 aan salaris voor zijn gemachtigde, rechtstreeks aan die gemachtigde te voldoen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar uit voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
566