ECLI:NL:RBROT:2013:6942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
6 september 2013
Zaaknummer
96838 - HA ZA 12-2049
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en afnameverplichtingen in contractuele relatie tussen [X Verkoopkantoor] en Köpcke

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de bevoegdheid van [betrokkene 2] om namens de gedaagde, B&S Köpcke Global B.V., een overeenkomst aan te gaan centraal. De eiser, [X Verkoopkantoor] B.V., had in 2006 een contract gesloten met Köpcke voor de levering van kant-en-klaar maaltijden aan het Amerikaanse leger. De overeenkomst bevatte een verplichting voor Köpcke om jaarlijks tussen de 3 en 5 miljoen maaltijden af te nemen. Echter, Köpcke stelde dat [betrokkene 2] niet bevoegd was om deze overeenkomst te ondertekenen, omdat hij niet de vereiste goedkeuring van de raad van commissarissen had verkregen voor transacties boven de € 250.000.

De rechtbank onderzocht of er sprake was van bekrachtiging van de overeenkomst door Köpcke, ondanks de onbevoegdheid van [betrokkene 2]. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de handelingen van [betrokkene 2] niet konden worden bekrachtigd en er geen schijn van bevoegdheid was die door [X Verkoopkantoor] gerechtvaardigd kon worden. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [X Verkoopkantoor] tot schadevergoeding op basis van de niet nagekomen afnameverplichting niet kon worden toegewezen.

In reconventie vorderde Köpcke schadevergoeding van [X Verkoopkantoor] wegens tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Köpcke onvoldoende had gesteld om te kunnen oordelen dat [X Verkoopkantoor] schadeplichtig was. Uiteindelijk wees de rechtbank zowel de vordering in conventie als in reconventie af, en veroordeelde [X Verkoopkantoor] in de proceskosten van Köpcke.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer: C/11/96838/ HA ZA 12-2049
vonnis van 11 september 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] VERKOOPKANTOOR B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.H. van der Weide,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B&S KÖPCKE GLOBAL B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.J. Schelling.
Partijen worden hieronder aangeduid als [X Verkoopkantoor] en Köpcke.

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
tussenvonnis van 13 februari 2013,
proces-verbaal van comparitie van 25 juni 2013,
de door beide partijen overgelegde producties.

2.De vaststaande feiten

In conventie
2.1
In oktober, november en december 2006 heeft Köpcke bij [X Verkoopkantoor] twee maal ‘Ready Meals’ (kant- en klaar maaltijden) besteld die bestemd waren voor het Amerikaanse leger. Köpcke heeft deze maaltijden op eigen naam aan het Amerikaanse leger geleverd en gefactureerd.
2.2 December 2006 / januari 2007 is een contract (productie 2 bij dagvaarding) ondertekend door de heren [betrokkene 1] werkzaam bij [X Verkoopkantoor], en [betrokkene 2], (toen) werkzaam bij Köpcke. De inhoud van deze overeenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
(…) Deze overeenkomst bevestigt afspraken tussen
[X Verkoopkantoor] Verkoopkantoor BV, hierna te noemen “[X Verkoopkantoor]”
en
Köpcke Trading International BV, hierna te noemen Köpcke,
om gedurende 3 jaar samen te werken in de productie en afzet van lang houdbare Ready Meals voor alle onderdelen van de US Department of Defense.
Partijen komen overeen:
1e dat de volgende producten onder deze overeenkomst vallen:
Ready Meals in de volgende soorten:

Mutton with kidney beans

Stewed mutton with potatoes

Stewed mutton with rice

Chicken Chili

Chicken Curry with rice

Macaroni Bolognese
(…)
2e dat Köpcke de verplichting op zich heeft genomen zich in te spannen om door [X Verkoopkantoor] IQF en/of Chilled Breakfast- en/of Smoked-sausages af te nemen en te verkopen.
3e dat Köpcke zorg zal dragen voor tijdige certificering van de productiebedrijven in Schoten en Voorthuizen door US Centcom teneinde levering mogelijk te maken.
4e dat de volgende orders voor ready meals door Köpcke reeds zijn geplaatst:

356.000 eenheden verdeeld over bovengenoemde 6 soorten, te leveren op 16 november 2006

vervolgorders 1x per 3 maanden
5e dat partijen zich verplichten om jaarlijks 3 tot 5 miljoen eenheden af te zetten tegen een prijs van € 1,10 voor kippen- en kalkoen produkt. Mutton later te bepalen ivm prijs van schapenvlees
6e dat de prijzen op basis van levering Hilversum zijn.
7e dat de betalingscondities als volgt is vastgesteld: 30 dagen netto
8e dat Köpcke als exclusief agent zal optreden voor [X Verkoopkantoor] en [X Verkoopkantoor] als exclusieve producent voor Köpcke voor de wereldwijde levering van bovengenoemde Ready Meals en daarmee vergelijkbare maaltijden aan bovengenoemde afnemer. Onder Köpcke wordt in dit verband ook verstaan: B&S Global en haar dochter- en zusterondernemingen
9e dat deze overeenkomst aanvangt op 15 oktober 2006 en automatisch komt te vervallen op 31 december 2009 en dat partijen uiteindelijk op 1 juli 2009 met elkaar in onderhandeling zullen treden over een eventuele verlenging van deze overeenkomst.
In tweevoud ondertekend,
[X Verkoopkantoor] Köpcke Trading International
[betrokkene 1](handtekening)
(handtekening)
datum 20.12.2006 datum 8.1.2007
(…)
2.3
Köpcke heeft in het handelsregister laten inschrijven dat de bij haar (van 4 oktober 1994 tot 31 augustus 2007) als procuratiehouder werkzame [betrokkene 2] bevoegd was om rechtshandelingen te verrichten tot € 250.000,-- (productie 10 bij antwoord).
2.4
Köpcke heeft gezorgd voor de in art. 3 van de overeenkomst bedoelde certificering.
2.5
Bij brief van 22 juli 2008 (productie 4 bij dagvaarding) heeft J.J.H. van der Hamsvoort (CFO bij [X Verkoopkantoor]) aan [betrokkene 2] van Köpcke meegedeeld, voor zover thans van belang,
(…) Geachte heer [betrokkene 2],
Zoals u bekend is, hebben uw bedrijf en het onze in 2006 een contract gesloten waarbij Köpcke als exclusief agent voor [X Verkoopkantoor] optreedt voor bepaalde Ready Meals voor de jaren 2007-2009. Daarbij heeft Köpcke, als neergelegd in artikel 5 van het contract, zich verplicht om jaarlijks 3 tot 5 miljoen eenheden af te zetten.
De [betrokkene 1], die binnen [X Verkoopkantoor] verantwoordelijk is voor dit contract heeft u er herhaaldelijk op gewezen dat Köpcke haar minimum afnameverplichting niet nakomt en heeft even zo vaak gevraagd om adequate maatregelen van de zijde van Köpcke om een en ander te compenseren. (…)
Köpcke heeft deze brief ontvangen.
2.6
De advocaat van [X Verkoopkantoor] heeft Köpcke bij brief van 6 oktober 2008 (productie 4 bij dagvaarding), voor zover thans van belang, het volgende meegedeeld:
(…) Cliënte heeft met uw bedrijf een overeenkomst gesloten op 20 december 2006 inhoudende dat gedurende drie jaar samen wordt gewerkt in de productie en afzet van verderop in het contract genoemde Ready Meals voor het Amerikaanse leger. Onderdeel van de overeenkomst is dat u ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst op 20 december 2006 reeds had geplaatst 356.000 eenheden gelijkelijk verdeeld over de in het contract genoemde soorten en te leveren op 16 november 2006 met vervolgorders telkens één per drie maanden. (…)
Ondanks herhaalde aanmaning bent u uw afnameverplichting niet (volledig) nagekomen ten gevolge waarvan cliënte aanzienlijke schade dreigt te lijden.
In verband met bovenstaande verzoek ik u de levering die aanvankelijk gepland was op 16 november 2006 alsnog binnen 14 dagen na heden af te nemen en over de te plaatsen orders daarna, en thans nog tot 1 juli 2009, met cliënte in overleg te treden over een aangepast schema.
Bij gebreke daarvan en/of indien het overleg niet tot een bevredigende oplossing leidt houd ik u reeds nu namens cliënte aansprakelijk voor de schade die ik nader zal specificeren. Vermoedelijk komt het eindbedrag uit op circa € 1,2 miljoen (…)
2.7
Op verzoek van [X Verkoopkantoor] heeft de rechtbank Dordrecht bij beschikking van 24 november 2010 een voorlopig getuigenverhoor bevolen. Op 26 mei en 20 oktober 2011 zijn getuigen gehoord, waarbij partijen ([X Verkoopkantoor] en Köpcke) vertegenwoordigd zijn geweest (productie 1 bij dagvaarding).
2.8
[X Verkoopkantoor] heeft na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter in de rechtbank Dordrecht op 26 januari 2012 ten laste van Köpcke beslag doen leggen onder de ABN AMRO bank, de ING bank en de Rabobank Drechtsteden u.a. (productie 10 dagvaarding).

3.De vordering

De vordering in conventie
3.1
[X Verkoopkantoor] vordert, na vermindering van eis, dat Köpcke bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan [X Verkoopkantoor] te betalen
  • i) € 2.814.888,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2008;
  • ii) € 6.422,-- terzake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Köpcke in de proceskosten, waaronder de beslagkosten, met wettelijke rente en met nakosten.
3.2
Aan haar hoofdvordering (i) legt [X Verkoopkantoor] het volgende ten grondslag.
[betrokkene 2] was weliswaar niet bevoegd om Köpcke te vertegenwoordigen, maar primair heeft Köpcke de rechtshandeling bekrachtigd, subsidiair mocht [X Verkoopkantoor] afgaan op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Köpcke is haar minimum afnameverplichting (3 tot 5 miljoen maaltijden per jaar) niet nagekomen, ook niet na sommatie van 6 oktober 2008. De schade die [X Verkoopkantoor] daardoor lijdt bedraagt € 2.814.888,--. [X Verkoopkantoor] berekent de schade als volgt (productie 9 dagvaarding):
Jaar: Gemiste dekking: 30% winstopslag:
2007 € 2.872.795 € 861.839
2008 € 3.210.164 € 963.049
2009 € 3.300.000
€ 990.000 +
€ 2.814.888
Het verweer in conventie
3.3
De conclusie van Köpcke strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [X Verkoopkantoor] in de kosten van het geding.
Köpcke betwist
a. dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
In dit verband voert zij het volgende aan. [betrokkene 2] was niet bevoegd om namens Köpcke deze overeenkomst te sluiten, omdat transacties boven de € 250.000,-- door de raad van commissarissen moeten worden goedgekeurd, hetgeen bij deze transactie niet is gebeurd. Van bekrachtiging door Köpcke of door haar opgewekte schijn van bevoegdheid is geen sprake;
b. de uitleg die [X Verkoopkantoor] van de overeenkomst geeft. Köpcke voert aan dat zij agent was voor [X Verkoopkantoor], die niet hoefde in te staan voor de nakoming door het Amerikaanse leger;
c. de hoogte van het gevorderde bedrag.
Köpcke voert als verweer het volgende aan:
Op grond van art 7:444 BW zijn de vorderingen van [X Verkoopkantoor] verjaard;
Köpcke heeft de overeenkomst in 2007 ontbonden/beëindigd;
iii. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [X Verkoopkantoor] aanspraak maakt op schadevergoeding.
De vordering in reconventie
3.4
Köpcke vordert dat [X Verkoopkantoor] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan Köpcke te vergoeden de schade geleden door de tekortkoming in de nakoming van haar verplichting tot levering van deugdelijke kant en klaar maaltijden conform de met Köpcke met het oog op de levering aan het Franse leger gesloten overeenkomst(-en), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.5
Aan haar vordering legt Köpcke het volgende ten grondslag.
[X Verkoopkantoor] heeft maaltijden aan Köpcke geleverd die bestemd waren om aan het Franse leger te leveren. Deze maaltijden voldeden niet aan hetgeen Köpcke en het Franse leger mochten verwachten. [X Verkoopkantoor] is tekortgekomen en zij is gehouden de schade die Köpcke lijdt te vergoeden.
Het verweer in reconventie
3.6
Ter zitting heeft de comparitierechter op verzoek van Köpcke beslist dat de vordering in reconventie beoordeeld zal worden op de stukken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie
4.1
De bevoegdheid van [betrokkene 2] om namens Köpcke een overeenkomst aan te gaan.
4.1.1
Het contract (zie hiervoor onder 2.1) is op 8 januari 2007 ondertekend door [betrokkene 2].
4.1.2
Uit de tekst van het contract blijkt, dat het gaat om 3 tot 5 miljoen maaltijden à € 1.10 per jaar gedurende een periode van 3 jaar. Nog los van de uitleg van de in het contract bedoelde verplichtingen van partijen, volgt hier uit dat het belang van deze overeenkomst boven de € 250.000,-- uitsteeg. [betrokkene 2] had dus geen toereikende volmacht om dit contract namens Köpcke te sluiten.
4.1.3
[X Verkoopkantoor] stelt zich primair op het standpunt dat Köpcke de door [betrokkene 2] verrichte rechtshandeling heeft bekrachtigd en subsidiair dat Köpcke mocht afgaan op de schijn dat [betrokkene 2] bevoegd was om de overeenkomst namens Köpcke te sluiten.
4.1.4
Als Köpcke de onbevoegde verrichte rechtshandeling heeft bekrachtigd, is er sprake van een rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen (art 3:69 lid 1 BW).
[X Verkoopkantoor] stelt in dit verband het volgende.
Köpcke heeft de overeenkomst stilzwijgend bekrachtigd, hetgeen blijkt uit de volgende omstandigheden:
  • Köpcke heeft zich ingespannen voor certificering zoals voorgeschreven in art. 3 van de overeenkomst;
  • Köpcke heeft conform de overeenkomst in november 2006 356.00 maaltijden besteld, afgenomen en betaald en nadien nog eens 567.112 maaltijden.
4.1.5
Indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [X Verkoopkantoor] (die deels door Köpcke worden betwist) geldt het volgende.
Uit de geplaatste bestellingen mocht [X Verkoopkantoor] niet zonder meer afleiden, dat Köpcke bedoelde te bekrachtigen dat zij gedurende drie jaren jaarlijks drie tot vijf miljoen maaltijden zou afzetten of afnemen (zie hieronder voor uitleg van de verplichtingen van Köpcke). Dat de certificering door Köpcke verzorgd is, staat vast, maar dat is op zichzelf onvoldoende om daaruit af te leiden dat Köpcke een toekomstige verplichtingen bedoelde te bekrachtigen. De certificering was immers eveneens nodig voor de reeds bestelde en voor het Amerikaanse leger bestemde maaltijden. Hooguit mocht [X Verkoopkantoor] uit de houding van Köpcke afleiden dat eventueel reeds geplaatste orders, waarvoor [betrokkene 2] geen procuratie had, werden bekrachtigd door de betaling van de op grond van deze orders geleverde maaltijden. De vordering van [X Verkoopkantoor] ziet echter niet op deze uitgevoerde en door Köpcke betaalde orders, maar op niet geplaatste orders. Köpcke heeft niets gedaan op grond waarvan [X Verkoopkantoor] mocht begrijpen dat zij deze in het contract omschreven jaarlijkse verplichtingen wenste te bekrachtigen.
4.1.6
Indien [X Verkoopkantoor] op grond van verklaringen of gedragingen van Köpcke mocht afgaan op de bevoegdheid van [betrokkene 2], kan Köpcke zich niet beroepen op de ontoereikende volmacht (art 3:61 lid 2 BW). Voor toerekening van schijn van volmachtverlening kan ook plaats zijn ingeval men gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordiging kan worden afgeleid (vgl. ECLI:NL:HR:2010:HR 19 februari 2010, LJN BK7671, NJ 2010/115 en HR 3 februari 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BU4909).
4.1.7
[X Verkoopkantoor] stelt in dit verband het volgende.
Uit de getuigeverklaring van [betrokkene 2] blijkt dat hij Köpcke wel vaker onbevoegd vertegenwoordigde;
Köpcke heeft de overeenkomst gedeeltelijk uitgevoerd (certificering en bestellingen), terwijl elk van de deelbestellingen de bevoegdheidsbeperking van [betrokkene 2] overschreed.
[betrokkene 3], destijds directeur van Köpcke, was bevoegd om Köpcke te vertegenwoordigen en hij was op de hoogte van de overeenkomst.
Het was een groot project en ook de uitgevoerde deelorders waren grote orders.
Köpcke heeft zich pas bij brief van 11 mei 2009 beroepen op de onbevoegdheid van [betrokkene 2], terwijl de bij Köpcke werkzame [betrokkene 3] al in oktober 2008 op de hoogte was van de claim van [X Verkoopkantoor].
4.1.8
[betrokkene 2] was in dienst bij Köpcke als inkoper en in deze functie deed hij al jaren zaken met [X Verkoopkantoor], zo blijkt uit de verklaring die [betrokkene 1], sales directeur bij [X Verkoopkantoor] als getuige heeft afgelegd. Het staat vast dat [X Verkoopkantoor] vóór het ondertekenen van de overeenkomst orders van Köpcke heeft uitgevoerd. [betrokkene 2] heeft steeds de bestellingen voor Köpcke geplaatst.
Over de omvang van deze orders zijn partijen het niet eens. [X Verkoopkantoor] stelt dat Köpcke in november 2006 365.000 maaltijden heeft afgenomen en vervolgens nog 178.744 in 2006 en 388.368 in 2007. Köpcke meent dat het gaat om 424.800 bestelde maaltijden in oktober/november, op 10 november 2006 177.440 en 8 december 2006 388.400. Ook indien van de door Köpcke opgegeven hoeveelheden wordt uitgegaan, heeft [betrokkene 2] twee maal ruimschoots zijn bevoegdheid overschreden. Getuige [betrokkene 3] (destijds in dienst bij Köpcke) spreekt eveneens van grote orders. Köpcke heeft de bestelde maaltijden afgenomen en betaald.
Op grond hiervan heeft [X Verkoopkantoor] gerechtvaardigd vertrouwd op een toereikende volmachtverlening in die zin dat zij er op mocht vertrouwen dat [betrokkene 2] bevoegd was namens Köpcke de onder 2.2. hiervoor weergegeven overeenkomst te ondertekenen. Köpcke is dan ook gebonden door deze overeenkomst.
4.1.9
Köpcke voert nog aan, dat elke deelorder onder de € 250.000,-- bleef, hetgeen uit de facturen zou blijken. Dit standpunt kan niet worden gevolgd. Köpcke erkent dat er in ieder geval twee grote, de bevoegdheid van [betrokkene 2] overstijgende, orders zijn geplaatst. Het gaat bij de toetsing op basis van art 3:61 BW om de verrichte rechtshandeling en niet om de wijze van uitlevering en facturering. [X Verkoopkantoor] mocht begrijpen, dat Köpcke op de hoogte was van de grote orders die waren geplaatst en dat zij het toestond dat [betrokkene 2] deze bestellingen had gedaan.
4.1.10
Tenslotte voert Köpcke in dit verband aan dat het sluiten van deze overeenkomst om een eenmansactie van [betrokkene 2] ging, waar Köpcke pas door de brief van 22 juli 2008 achter is gekomen (zie 2.5 hiervoor). Indien al juist zou zijn, dat Köpcke pas 22 juli 2008 voor het eerst hoorde van deze overeenkomst, leidt deze omstandigheid niet tot een ander oordeel dat hiervoor onder 4.1.8 is gegeven, want het gaat er niet om hoe Köpcke een en ander heeft beleefd, maar welke vertrouwen [X Verkoopkantoor] aan de gevolgde gang van zaken mocht ontlenen. Opmerkelijk is nog in dit verband, dat de advocaat van Köpcke pas op 11 mei 2009 kenbaar heeft gemaakt dat [betrokkene 2] niet bevoegd was, terwijl de directie van Köpcke in juli 2008 al op de hoogte was van de overeenkomst en de wijze waarop deze tot stand was gekomen (zie 2.5).
4.2
De betekenis van art 5 van de overeenkomst
4.2.1
[X Verkoopkantoor] stelt dat artikel 5 van de overeenkomst Köpcke verplicht om gedurende drie jaar vanaf 15 oktober 2006 jaarlijks 3 tot 5 miljoen maaltijden van [X Verkoopkantoor] af te nemen (1.1 dagvaarding) dan wel af te zetten (2.7 dagvaarding). Köpcke betwist dat zij verplicht was maaltijden af te nemen. Zij meent dat zij slechts agent was zonder eigen afnameverplichting en dat artikel 5 van de overeenkomst alleen vastlegt dat de vaste prijs afhankelijk is gesteld van de af te nemen hoeveelheden.
4.2.2
De vraag wat partijen zijn overeengekomen kan niet worden beantwoord enkel op grond van een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Steeds komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten verwachten en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten; daarbij kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (Haviltexcriterium).
4.2.3
Juristen van [X Verkoopkantoor] hebben het contract opgesteld (dagvaarding 2.3 en conclusie van antwoord 55). In de aanhef van de overeenkomst spreken partijen de intentie uit om drie jaar samen te werken ‘in de productie en afzet’ van maaltijden voor het Amerikaanse leger. De tekst van art. 5 van de overeenkomst verplicht
beide partijenom 3 tot 5 miljoen maaltijden
af te zetten; opmerkelijk is dat beide partijen deze verplichting jegens elkaar op zich hebben genomen. Daaruit mocht Köpcke afleiden dat, mede gelet op de aanhef van de overeenkomst, een taakverdeling was bedoeld: [X Verkoopkantoor] produceert de maaltijden tegen een bepaalde prijs en Köpcke zoekt afnemers. Er staat niet dat Köpcke op basis van deze tekst verplicht is gedurende de looptijd van de overeenkomst zelf minimaal 3 miljoen maaltijden af te nemen. De juristen van [X Verkoopkantoor] hadden, indien dat de bedoeling van [X Verkoopkantoor] was, Köpcke als afnemer moeten noemen, zodat voor Köpcke duidelijk was wat van haar verwacht werd.
Een afnameverplichting of een gegarandeerde afname van Köpcke valt uit de tekst van art. 5 van de overeenkomst dus niet af te leiden. Evenmin mocht [X Verkoopkantoor] er op vertrouwen dat een dergelijke verplichting was ontstaan op grond van de feitelijk gevolgde gang van zaken. Köpcke heeft weliswaar deelorders geplaatst, maar deze waren steeds bedoeld voor het Amerikaanse leger, zo was ook [X Verkoopkantoor] bekend.
4.2.4
[X Verkoopkantoor] mocht op basis van artikel 5 van de overeenkomst van Köpcke verlangen dat zij zich maximaal zou inspannen om afzetmogelijkheden te vinden. Aanvankelijk leken er over afzetmogelijkheden geen problemen te bestaan, maar toen het Amerikaanse leger zich terugtrok, diende Köpcke naar nieuwe afzetmogelijkheden te zoeken. Dat heeft zij ook gedaan en er zijn contacten geweest met het Franse leger. Deze contacten hebben echter niet het door partijen gewenste resultaat (afzet van 3 tot 5 miljoen maaltijden per jaar) gehad.
Ter comparitie heeft [X Verkoopkantoor] nog betwist dat het Amerikaanse leger geen afnameverplichting had jegens Köpcke. Deze betwisting is in het geheel niet onderbouwd, maar ook als dat zo is, ontstaat daardoor geen afnameverplichting bij Köpcke. Mogelijk bedoelt [X Verkoopkantoor] dat Köpcke zich niet zonder meer bij de weigering tot afname van het Amerikaanse leger had mogen neerleggen. Dit duidt op het niet nakomen van de op artikel 5 van de overeenkomst gebaseerde inspanningsverplichting van Köpcke voor afzet te zorgen. [X Verkoopkantoor] heeft de stelplicht en zonodig de bewijslast van deze eventuele tekortkoming. Zij heeft haar, door Köpcke betwiste, stellingen echter in het geheel niet onderbouwd, zodat daaraan voorbij gegaan moet worden.
4.2.5
Nu Köpcke niet kan worden verplicht de in artikel 5 van de overeenkomst bedoelde maaltijden zelf af te nemen, en evenmin kan worden geoordeeld dat Köpcke is tekortgekomen in de nakoming van de in art 5 van de overeenkomst bedoelde inspanningsverplichting om kopers te vinden, moet de vordering worden afgewezen.
De hoogte van de schade en de door Köpcke gevoerde verweren behoeven niet te worden besproken.
4.3
[X Verkoopkantoor] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Köpcke worden tot heden begroot op:
Griffierecht € 3.621,00
Salaris advocaat
€ 6.422,00+ (2 punten tarief VIII à € 3.211,00)
€ 10.043,00
De door Köpcke verzochte veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover de kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.
in reconventie
4.4
Köpcke legt aan haar vordering ten grondslag dat [X Verkoopkantoor] de tussen partijen gesloten overeenkomst niet is nagekomen. Wat de uit die overeenkomst voor [X Verkoopkantoor] voortvloeiende verplichtingen inhouden, stelt Köpcke niet. Köpcke heeft zich ter comparitie op het standpunt gesteld dat deze vordering op de stukken beoordeeld dient te worden. Bij de rechtbank levende vragen zijn dan ook niet gesteld, zodat volstrekt onduidelijk is gebleven welke verplichtingen partijen zijn aangegaan.
4.5
Niet duidelijk is in welke verplichting [X Verkoopkantoor] is tekortgekomen. Köpcke heeft dan ook onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat [X Verkoopkantoor] schadeplichtig jegens Köpcke is. De vordering in reconventie zal worden afgewezen.
4.6
Köpcke zal in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X Verkoopkantoor] worden begroot op nihil, omdat zij geen conclusie van antwoord heeft genomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
wijst af het gevorderde;
veroordeelt [X Verkoopkantoor] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Köpcke bepaald op € 10.043,00;
veroordeelt [X Verkoopkantoor] in de kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op:
  • € 131,-- aan salaris advocaat;
  • te vermeerderen, onder voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
wijst af het gevorderde;
veroordeelt Köpcke in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [X Verkoopkantoor] bepaald op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 september 2013.
350