ECLI:NL:RBROT:2013:6961

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
2013272 - CV EXPL 13-954
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van bindend advies en betaling van meerwerk in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot een overeenkomst die op 23 juni 2011 tot stand is gekomen. De overeenkomst betrof werkzaamheden die door gedaagde zouden worden uitgevoerd voor een totaalprijs van € 41.322,00 exclusief BTW. Eiseres betwist de verschuldigdheid van facturen die door gedaagde zijn verzonden voor tegelwerkzaamheden, die volgens eiseres onder de oorspronkelijke overeenkomst vallen. De Geschillencommissie heeft geoordeeld dat deze werkzaamheden als meerwerk moeten worden beschouwd, wat eiseres niet accepteert. Eiseres vordert vernietiging van het bindend advies van de Geschillencommissie en terugbetaling van de door haar betaalde bedragen voor de tegelwerkzaamheden.

De procedure omvatte een comparitie van partijen op 13 juni 2013, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiseres heeft gesteld dat de tegelwerkzaamheden zijn afgesproken en bijgeschreven op de offerte, terwijl gedaagde aanvoert dat de bijschrijving niet geldig is omdat deze na ondertekening van de offerte heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bijschrijving door eiseres pas na ondertekening door gedaagde is gedaan, waardoor gedaagde in beginsel alleen akkoord is gegaan met de in de offerte opgenomen werkzaamheden.

De kantonrechter heeft eiseres belast met het bewijs van haar stelling dat de tegelwerkzaamheden in de offerte zouden worden opgenomen voor de totaalprijs zoals vermeld in de offerte. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering door eiseres. In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld die door de kantonrechter zijn afgewezen, waarbij gedaagde in de proceskosten is veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 6 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2013272 \ CV EXPL 13-954
uitspraak: 6 september 2013
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. R. van der Hulle, advocaat te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: T. Niezen van A.H. Incasso te Spijkenisse.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 27 februari 2013 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties, tevens inhoudende de conclusie van eis in reconventie (hoewel niet als zodanig aangeduid);
  • de conclusie van antwoord in reconventie, en
  • het tussenvonnis van 16 april 2013 waarin een comparitie van partijen is gelast.
1.2
De comparitie van partijen heeft plaatsgehad op 13 juni 2013. [eiseres] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van der Hulle. Aan de zijde van [gedaagde] is de [directeur], verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter nader bepaald op heden.
1.4
In verband met de verplaatsing van de zittingslocatie Brielle naar Rotterdam is dit vonnis gewezen door de kantonrechter zitting houdende te Rotterdam.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Tussen partijen is op 23 juni 2011 door ondertekening van de offerte d.d. 22 juni 2011 een overeenkomst tot stand gekomen. De in die overeenkomst opgenomen werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voor de totaalprijs van € 41.322,00 exclusief 6% en 19% BTW, € 45.613,39.
2.2
[eiseres] heeft na ontvangst van de door [gedaagde] ondertekende offerte zelf met pen de volgende zinsnede bijgeschreven:
‘Betegelen toilet, keuken + keukenvloer, badkamer + vloer.’
2.3
In haar e-mail van 9 juli 2011 aan [gedaagde] schrijft [eiseres]:
‘Eergisteren heb ik aan [naam A] de opdrachtbevestiging overhandigd met daarop een kleine aanpassing/aanvulling. De aanpassing betreft het inpakken met trespa van de dakkapel i.p.v. de badkamer en ik heb de opdracht aangevuld met het tegelzetten van de vloeren en wanden van de badkamer, keuken en toilet. (…)’
2.4
[gedaagde] is in juli 2011 met de verbouwingswerkzaamheden begonnen.
2.5
[eiseres] betwist de verschuldigdheid van drie door [gedaagde] aan haar verzonden facturen. Het tussen partijen daaromtrent gerezen verschil is door [eiseres] voorgelegd aan de Geschillencommissie.
2.6
Ten aanzien van de tegelwerkzaamheden heeft de Geschillencommissie geoordeeld dat die niet onder de tussen partijen bestaande overeenkomst vallen en zodoende dienen te worden beschouwd als meerwerk en door [eiseres] moeten worden betaald.

3.De vordering en het verweer in conventie

de vordering
3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de kantonrechter:
het bindend advies van de Geschillencommissie vernietigt voor wat betreft het oordeel dat de door [gedaagde] verrichte tegelwerkzaamheden niet onder de overeenkomst vallen en zodoende moeten worden beschouwd als meerwerk;
[gedaagde] veroordeelt om de door haar door de Geschillencommissie voor de verrichte tegelwerkzaamheden toegekende bedragen ad € 2.268,60 en € 2.069,90 aan [eiseres] terug te betalen;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat de tegelwerkzaamheden deel uitmaken van de overeenkomst tussen partijen. In een gesprek op 17 juni 2011 (waarbij aanwezig waren [eiseres], [directeur] (directeur [gedaagde]), [directeur] (bouwkundig adviseur) en[naam B] (buurman [eiseres]) is afgesproken dat de tegelwerkzaamheden in de definitieve offerte zouden worden opgenomen. Dat blijkt uit de schriftelijke verklaring van [naam B].
[eiseres] heeft de tegelwerkzaamheden conform de gemaakte afspraak bijgeschreven op de offerte, waartegen [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt.
Desondanks zijn de tegelwerkzaamheden bij [eiseres] als meerwerk in rekening gebracht door facturen 20111207 d.d. 30 december 2011 ad € 2.268,60 (keuken) en 2011187 d.d. 12 december 2011 ad € 2.069,90 exclusief BTW (badkamer). [eiseres] stelt dat gebondenheid aan het deel van het bindend advies dat ziet op facturen betreffende de tegelwerkzaamheden - gelet op het bestaan van bovenstaande afspraak - in strijd is met de redelijkheid en billijkheid is.
het verweer
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd. [eiseres] heeft de tegelwerkzaamheden met de hand bijgeschreven op de offerte. [gedaagde] heeft de offerte getekend vóór de bijschrijving. De totaalprijs ziet op de in de offerte opgenomen werkzaamheden, derhalve exclusief de tegelwerkzaamheden.

4.De vordering en het verweer in reconventie

de vordering
4.1
[gedaagde] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
de wettelijke rente over € 8.785,63 vanaf de vervaldatum tot en met de dag van algehele voldoening welke tot op heden (12 april 2013) € 360,47 bedraagt;
de buitengerechtelijke kosten ad € 800,00;
de proceskosten van de Geschillencommissie ad € 875,00, waaronder begrepen een bedrag van € 125,00 voor het consumentendeel en € 750,00 voor het ondernemersdeel;
het salaris gemachtigde ad € 250,00.
het verweer
4.2
[eiseres] voert ter verweer aan dat de vorderingen van [gedaagde] dienen te worden afgewezen, nu de Geschillencommissie die verzoeken van [gedaagde] al heeft afgewezen. De vordering komt er in feite neer op een vordering tot gedeeltelijke vernietiging van het bindend advies van de Geschillencommissie en [gedaagde] heeft niet gesteld dat gebondenheid aan het bindend advies deels in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

5.De beoordeling

in conventie
5.1
Vooropgesteld wordt dat, gelet op het bepaalde in artikel 7:904 lid 1 BW partijen gebonden zijn aan het door de Geschillencommissie gegeven bindend advies, tenzij gebondenheid daaraan in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
5.2
De kantonrechter stelt vast dat bijschrijving door [eiseres] pas is gedaan ná ondertekening door [gedaagde]. [gedaagde] is derhalve in beginsel slechts akkoord gegaan met het uitvoeren van de in de offerte opgenomen werkzaamheden tegen de in die offerte bepaalde totaalprijs.
5.3
Door het uitvoeren van de tegelwerkzaamheden is [gedaagde] akkoord gegaan met het verrichten van de door [eiseres] bijgeschreven werkzaamheden. De in deze zaak te beantwoorden vraag is of die werkzaamheden deel uitmaken van de offerte / overeenkomst van 23 juni 2011 en de kosten voor die werkzaamheden aldus vervat zijn in de totaalprijs óf dat de werkzaamheden als meerwerk dienen te worden aangemerkt en [eiseres] daarvoor bovenop de ‘totaalprijs’ een bedrag aan [gedaagde] verschuldigd is.
5.4
[gedaagde] voert aan dat zij na ontvangst van de ondertekende factuur mét bijschrijving de brief van 11 juli 2011 aan [eiseres] heeft gestuurd, waarin zij de richtprijs geeft voor de bijgeschreven tegelwerkzaamheden. [eiseres] betwist de ontvangst van die brief.
De kantonrechter overweegt dat hoe het ook zij van de ontvangst door [eiseres] van voornoemde brief, uit de e-mail van [eiseres] d.d. 9 juli 2011 blijkt dat zij
‘de opdracht heeft aangevuld met het tegelzetten van de vloeren en wanden van de badkamer, keuken en toilet.’In die e-mail wordt op geen enkele manier verwezen naar op 17 juni 2011 tussen partijen gemaakte afspraken. Ook blijkt uit de e-mail geenszins dat het tegelzetten in strijd met de gemaakte afspraken niet was opgenomen in de offerte of dat er sprake was van een fout in de offerte of iets in die trant. Naar het oordeel van de kantonrechter is de wijze waarop [gedaagde] de opmerking van [eiseres] heeft opgevat (meerwerk) - op basis van de thans voorhanden zijnde schriftelijke stukken - in overeenstemming met de letter van die mededeling en heeft [gedaagde] de tegelwerkzaamheden terecht als meerwerk gefactureerd. Dit zou slechts anders zijn indien vast zou komen te staan dat op 17 juni 2011 tussen partijen is afgesproken dat de tegelwerkzaamheden per abuis niet op de offerte stonden, althans aan de offerte zouden worden toegevoegd, met instandhouding van de op de offerte aangegeven totaalprijs, althans voor een totaalprijs voor alle werkzaamheden van € 41.322,00 exclusief 6% en 19% BTW, € 45.613,39.
5.5
[eiseres] heeft aangeboden bewijs te leveren van de door haar gestelde afspraak. De kantonrechter zal haar toelaten tot het leveren van bewijs, een en ander zoals hierna bepaald.
5.6
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
5.7
De kantonrechter sluit zich aan bij de kwalificatie van [eiseres] van de vordering in reconventie, inhoudende dat die neerkomt op een vordering tot gedeeltelijke ontbinding van het bindend advies van de Geschillencommissie. Gelet op het bepaalde in artikel 7:904 lid 1 BW oordeelt de kantonrechter dat partijen gebonden zijn aan het door de Geschillencommissie gegeven bindend advies, nu [gedaagde] niet heeft gesteld of is gebleken dat gebondenheid daaraan in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
5.8
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. De kantonrechter zal niet overgaan tot het vaststellen van verzuim aan de zijde van [gedaagde] indien betaling binnen veertien dagen na heden uitblijft. Ten aanzien van het verzuim gelden de wettelijke bepalingen daaromtrent. Indien [eiseres] heeft beoogd wettelijke rente te vorderen over de proceskosten, dan had zij haar vordering meer specifiek moeten formuleren.
6. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
belast [eiseres] met het bewijs van haar stelling dat tussen partijen op 17 juni 2011 is overeengekomen dat de tegelwerkzaamheden in de offerte zouden worden opgenomen voor een totaalprijs zoals vermeld in de offerte d.d. 22 juni 2011 voor álle werkzaamheden;
bepaalt dat [eiseres] zich ter rolzitting van
donderdag 19 september 2013 te 15:30 uurbij akte dient uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij voornoemd bewijs wenst te leveren;
bepaalt dat indien zij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
bepaalt dat indien zij getuigen wenst voor te brengen, zij in die akte opgave moet doen van
het aantal en de personalia der door haar voor te brengen getuigen alsook van de verhinderdata van
beidepartijen voor de maanden oktober, november en december 2013;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
bepaalt dat [eiseres] te zijner tijd zelf zorg zal dragen voor behoorlijke oproeping der getuigen;
bepaalt dat de door [eiseres] te nemen akte uiterlijk de dag voor genoemde rolzitting om 12 uur ter griffie moet zijn ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na heden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
566