ECLI:NL:RBROT:2013:7047

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
357096 / F1 RK 10 - 1481 en 377146 / F1 RK 11 - 1270
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap naar Iers recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2013 uitspraak gedaan over de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap van een echtpaar, waarbij het Ierse recht van toepassing is. De vrouw, die de Ierse en Nigeriaanse nationaliteit heeft, en de man, die de Ierse nationaliteit heeft, zijn in 2011 gescheiden. De rechtbank heeft eerder al een beschikking gegeven over de echtscheiding en de zorg voor hun minderjarige kind. De man is verplicht om een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, evenals een uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw. De rechtbank heeft in deze beschikking de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap beoordeeld, waarbij het uitgangspunt van het Ierse wettelijk stelsel, dat een scheiding van goederen inhoudt, is gerelativeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk eigendommen hebben, die bij helfte verdeeld dienen te worden, en dat de man bepaalde goederen en vermogensrechten moet overdragen aan de vrouw. De rechtbank heeft ook een Property Adjustment Order en een Pension Adjustment Order getroffen, waarbij de man binnen 14 dagen na de beschikking een bedrag van € 19.633,37 en € 17.331,63 aan de vrouw moet voldoen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Afdeling privaatrecht
Enkelvoudige kamer

Datum uitspraak: 4 februari 2013

Zaak- / Rekestnummers: 357096 / F1 RK 10 - 1481 en 377146 / F1 RK 11 - 1270

Beschikking in de zaak van:

[de vrouw], in de huwelijksakte vermeld als:

[de vrouw], de vrouw,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech te ’s-Gravenhage,
t e g e n

[de man], in de huwelijksakte vermeld als:

[de man], de man,
woonplaats gekozen hebbend ten kantore van zijn advocaat,
mr. M. Kroonen.

Het verdere verloop van de procedure

Bij tussenbeschikking d.d. 29 februari 2012 heeft de rechtbank de zaak ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap naar Iers recht aangehouden.
Van de zijde van de man zijn brieven met bijlagen ingekomen, gedateerd 12 april 2012 en 14 mei 2012.
Van de zijde van de vrouw zijn brieven met bijlagen ingekomen, gedateerd 11 mei 2012
- houdende tevens een aanvullend verzoek - en 17 augustus 2012.
De behandeling van de zaak is voortgezet op 4 december 2012.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de advocaat van de vrouw mr. Brech;
  • de voormalige advocaat van de man mr. Ryder-Swint.
De man en de vrouw zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

De vaststaande feiten

Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 21 april 2011 is tussen partijen, op
[huwelijksdatum] gehuwd, de echtscheiding uitgesproken.
Op 23 december 2011 is deze beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen hebben één thans nog minderjarig kind:
[naam minderjarige] geboren op [geboortedatum minderjarige]
De vrouw heeft de Ierse en de Nigeriaanse nationaliteit.
De man heeft de Ierse nationaliteit.
Bij voormelde beschikking is bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 780,- per maand.
Bij voormelde beschikking is tevens bepaald dat de man een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, telkens bij vooruitbetaling, zal voldoen van € 4.000,- per maand.
Bij beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 28 maart 2012 is de beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 21 april 2011 vernietigd en is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bepaald dat het ouderlijk gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de vrouw toekomt, alsmede is de uitkering in het levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man met ingang van 23 december 2011 tot 23 december 2012 bepaald op
€ 1.130,- per maand en met ingang van 23 december 2012 op € 1.210,- per maand.

De verdere beoordeling

De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar tussenbeschikking van 29 februari 2012.
Ter beoordeling resteert de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap naar Iers recht op de peildatum 21 maart 2011.
Inboedelgoederen, genoemd in productie 16 bij het verzoekschrift van de vrouw
Zoals in de beschikking van 29 februari 2012 is overwogen, namelijk dat deze goederen, die de man heeft opgeslagen in een container bij een familielid in Ierland, aan de vrouw toekomen en dat de man deze goederen, zonder daartoe opslagkosten in rekening te brengen, ter beschikking dient te stellen aan de vrouw (zonder dwangsom), zal de rechtbank aldus beslissen.
Huis in Ierland en de daaraan verbonden financiële producten
Zoals is neergelegd in de beschikking van 29 februari 2012 zijn partijen overeengekomen dat het huis in Ierland en de daaraan verbonden financiële producten buiten de verdeling dienen te worden gelaten.
Goederen en vermogensrechten op beider naam
Partijen zijn overeengekomen dat met inachtneming van het Ierse huwelijksvermogensrecht datgene wat op beider naam staat bij beiden in eigendom is en bij helfte verdeeld dient te worden.
Uit de gedingstukken blijkt dat de volgende bestanddelen op beider naam staan.
1.
[banknummer 1.]
De vrouw heeft gesteld, onder overlegging van een bankafschrift d.d. 17 maart 2008, dat het saldo op die datum € 18.735,68 bedroeg.
De man heeft aangevoerd dat er geen recente gegevens van deze bankrekening zijn, dat de vrouw het saldo van € 18.735,68 heeft opgenomen en dat de rekening daarna is opgeheven.
De vrouw heeft betwist dat zij het bedrag heeft opgenomen. Volgens de vrouw heeft de man deze stelling niet onderbouwd en dient het bedrag dan ook in de verrekening te worden meegenomen.
De rechtbank overweegt dat de man bij beschikking van 29 december 2012 is opgedragen inzage te geven in zowel de samenstelling als de omvang/waarde van zijn bezittingen en pensioenvoorzieningen, zoals genoemd in productie 15 bij het verzoekschrift van de vrouw. Nu de man ter zake deze bankrekening geen nadere informatie heeft verstrekt, zal de rechtbank uitgaan van het bedrag zoals door de vrouw is gesteld, welk bedrag blijkt uit het door haar overgelegde bankafschrift. De rechtbank is van oordeel dat de man niet heeft onderbouwd dat het saldo voor de peildatum is opgemaakt, zodat het bedrag van
€ 18.735,68 bij helfte aan ieder zal worden toebedeeld.
2.
[banknummer 2.]
Uit het door de man overgelegde bankafschrift blijkt dat het saldo op 18 maart 2011
€ 393,99 bedroeg. De vrouw gaat tevens van dit saldo uit.
Dit saldo zal ieder bij helfte worden toebedeeld.
3.
[banknummer 3.]
Uit het door de man overgelegde bankafschrift blijkt dat het negatieve saldo op deze rekening op 21 maart 2011 € 3.833,64 bedroeg. Deze schuld dient ieder bij helfte op zich te nemen en als eigen schuld te voldoen.
4.
[banknummer 4.]
De man heeft aangevoerd dat dit bestanddeel is gekoppeld aan de hypothecaire geldlening en derhalve buiten de verdeling dient te blijven.
De rechtbank is met de vrouw van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit Plan gekoppeld is aan de hypothecaire geldlening. Uit de ter zake overgelegde stukken blijkt dit evenmin. De door de vrouw genoemde waarde van € 5.897,84 is door de man niet betwist, zodat deze waarde bij helfte aan ieder wordt toebedeeld.
5.
[banknummer 5.]
De door de vrouw genoemde waarde van € 16.342,45 op 9 juni 2011 is door de man niet betwist, zodat de rechtbank van deze waarde uitgaat. Deze waarde zal bij helfte aan ieder worden toebedeeld.
Goederen en vermogensrechten op naam van één van partijen
In geschil is of datgene wat op naam staat van één der partijen en volgens Iers recht derhalve in eigendom is bij één der partijen in de beoordeling dient te worden betrokken.
De vraag ligt thans voor of ten aanzien van de navolgende bestanddelen een zogenaamde “property” dan wel “pension adjustment order” getroffen dient te worden.
6.
[pensioen 1 (man)]
De door de vrouw genoemde waarde van € 49.889,10 is door de man niet betwist, zodat de rechtbank van deze waarde uitgaat.
7.
[pensioen 2 (man)] op naam van de man
De door de vrouw gestelde waarde van € 19.437,47 is door de man niet betwist, zodat de rechtbank van deze waarde uitgaat.
8.
[banknummer 6 (man)] op naam van de man
De door de man gestelde waarde van € 1.794,75 is door de vrouw niet betwist, zodat de rechtbank van deze waarde uitgaat.
9.
[banknummer 7.(man)] op naam van de man
De door de vrouw gestelde waarde van € 185,08 is door de man niet betwist, zodat de rechtbank van deze waarde uitgaat.
10. [Plan (man)] ten name van de man
De vrouw heeft gesteld dat de waarde hiervan € 32.484,- bedraagt, als gevolg van maandelijkse stortingen ten behoeve van [kind] vanaf augustus 2008 van een bedrag van
€ 1.000,- en vanaf 7 augustus 2010 van een bedrag van € 1.060,50.
De man heeft gesteld dat dit Plan in november 2010 is opgeheven en dat hij het geld heeft gebruikt om zijn advocaat te betalen.
De rechtbank overweegt dat uit het door de vrouw bij brief van 11 mei 2012 overgelegde stuk ter zake d.d. 2 juli 2010 blijkt dat de man als ‘Policyholder’ staat vermeld. Zolang [kind] minderjarig is, behoort dit plan tot het eigendom van de man. De man heeft zijn stelling, dat dit Plan volgens zijn stelling ter zitting dat deze in november 2010 zou zijn opgeheven, niet onderbouwd, zodat de rechtbank aan deze stelling voorbijgaat. Temeer, nu zijn stelling in het verweerschrift van 23 november 2010 luidde dat hij daarop maandelijks
€ 1000,- stort. De rechtbank gaat uit van de door de vrouw gestelde waarde.
11.
[aandelen man] op naam van de man
De vrouw heeft gesteld dat de waarde hiervan € 35.923,- bedraagt, alsmede dat de man met de opbouw van deze waarde is begonnen met ingang van 23 januari 2003, zijnde de datum van indiensttreding van de man bij Caterpillar.
De man heeft gesteld dat de opbouw van deze waarde eerst is aangevangen toen hij in Singapore verbleef, alsmede dat hij dit bedrag heeft opgemaakt aan kosten van zijn advocaat.
De rechtbank is van oordeel dat de man zijn stelling dat hij dit bedrag heeft opgemaakt niet heeft onderbouwd. Gesteld noch gebleken is overigens ook dat hij dit bedrag zou hebben uitgegeven voor de peildatum, zodat de rechtbank uitgaat van de door de vrouw gestelde waarde.
12.
[AIB man] nr. HD 8088 Z
De door de vrouw gestelde waarde van € 8.146,95 is door de man niet betwist, zodat de rechtbank van deze waarde uitgaat.
13.
[AIB vrouw] nr. HD 9681 L
De door de vrouw gestelde waarde van € 3.689,86 is door de man niet betwist, zodat de rechtbank van deze waarde uitgaat.
14.
Friends Provident Life Insurance
Door de vrouw is dit bestanddeel zonder nadere duiding opgenomen in het door haar opgemaakte vermogensoverzicht per peildatum. Door partijen zijn terzake geen gegevens overgelegd, zodat de rechtbank niet in staat is hiervan de waarde vast te stellen en gelet hierop niet in de beoordeling zal meenemen.
15.
AIB Bank Ireland nr. 1155059
De man heeft gesteld dat de rekening enkele jaren geleden al door partijen is opgeheven en dat er daarom geen gegevens van zijn. Bij gebreke van enige gegevens ter zake gaat de rechtbank ervan uit dat het saldo nihil is en dat dientengevolge ter zake niets te verdelen valt.
16.
Privé bankrekeningen van vrouw
De man heeft ter zitting van 4 december 2012 aangegeven dat de vrouw nog een aantal privé rekeningen zou bezitten, waaronder een rekening bij [3 bankrekeningen], waarin inzage verschaft moet worden.
De advocaat van de vrouw heeft betwist dat de vrouw privé bankrekeningen zou bezitten.
De rechtbank overweegt dat de man deze stelling in een zeer laat stadium, namelijk eerst ter zitting, naar voren heeft gebracht. Voorts heeft hij, gelet op de betwisting hiervan door de vrouw, onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat zijn stelling juist is. Zijn verzoek tot inzage hierin zal dan ook worden afgewezen.
17.
Inventaris[huis Ierland]
De man heeft ter zitting van 4 december 2012 gesteld dat de inventaris van [huis Ierland] zou zijn opgeslagen, alsmede dat de inventaris een bedrag van € 40.000,- tot € 50.000,- vertegenwoordigt. Hij heeft aangevoerd dat hij niet weet of de vrouw de spullen heeft weggehaald of heeft verkocht.
De rechtbank overweegt dat de man de stelling van de vrouw ter zitting dat de inventaris in onderling overleg is gescheiden en gedeeld, zonder nadere verrekening, niet heeft betwist. Gelet daarop zal de inventaris dan wel de waarde ervan niet in de verdeling worden betrokken.
“Property” dan wel “pension adjustment order”
De man handhaaft zijn standpunt dat datgene wat op zijn naam staat niet in de beoordeling betrokken dient te worden, alsmede dat geen redenen bestaan om af te wijken van de Ierse wetgeving.
De vrouw handhaaft haar standpunt dat datgene wat op naam van de man staat wel in de beoordeling dient te worden betrokken, dat een rechter naar Iers huwelijksvermogensrecht een “property” en “pension adjustment order” kan afgeven met inachtneming van de omstandigheden van het geval, welke omstandigheden in het onderhavige geval neerkomen op een verdeling bij helfte van de eigendommen van de man.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van het Ierse wettelijk stelsel is een scheiding van goederen met dien verstande dat bij ontbinding van het huwelijk deze vermogensrechtelijke scheiding door de rechter gerelativeerd kan worden, in die zin dat hij bepaalde maatregelen ten aanzien van de vermogens van partijen kan treffen. Ingevolge “section 14” van de “Irish family law (divorce) act 1996” kan de rechter daartoe een zogenaamde “property adjustment order” treffen. Bij de beslissing of de rechter een dergelijke voorziening treft en hoe deze luidt, dient hij ingevolge “section 20” daartoe de omstandigheden van het geval in acht te nemen. Daarbij dient hij in het bijzonder (het betreft aldus een niet limitatieve opsomming) de in dat artikel genoemde feiten en omstandigheden in beschouwing te nemen. Aan de rechter komt daarbij discretie toe met inachtneming van alle factoren van de zaak, waarbij hij diens relevantie en gewicht moet beoordelen in het licht van het individuele geval. Hij dient zich in de motivering daarvan rekenschap te geven. De rechtbank heeft aldus de mogelijkheid om de eigendomsverhoudingen van de afzonderlijke echtgenoten aan te passen, waarbij hij een uitkomst dient te bereiken die redelijk is gezien de omstandigheden van het geval.
Voor wat betreft eventuele pensioenvoorzieningen kan de rechter een “pension adjustment order” treffen, waarbij hij eveneens de omstandigheden zoals genoemd in “section 20” in acht dient te nemen. Over de concrete uitwerking daarvan wordt geadviseerd een Ierse advocaat te consulteren. Een dergelijk advies heeft de vrouw in het geding gebracht bij brief gedateerd 10 maart 2011, waarbij een advies is gevoegd van Collins solicitors van 8 februari 2011. Dit advies houdt samengevat en voor zover hier relevant het volgende in. Het eerste type pensioen zijn zogenaamde “contingent benefits” die tot uitkering komen in het geval van overlijden van de deelnemer gedurende de periode van het verrichten van arbeid. Het tweede type pensioen is een “retirement pension” dat tot uitkering komt volgens een pensioenschema aan een deelnemer die met pensioen gaat of aan diens weduwe dan wel weduwnaar of afhankelijk kind bij overlijden van de deelnemer. Bij het laatste type pensioen moet nagegaan worden of het valt onder een “defined benefit scheme” of een “defined contribution scheme”. De eerstgenoemde geeft inzicht in waar de deelnemer recht op heeft bij pensioen. Het tweede geeft inzicht in hoeveel door de deelnemer is ingebracht en hoe dit geld is geïnvesteerd met welke resultaten. De laatstgenoemde geeft aldus inzicht in de waarde van de omvang van het opgebouwde pensioen.
In het licht van het voorgaande en hetgeen hieromtrent in de beschikking van
29 februari 2012 is overwogen, stelt de rechtbank als zijnde niet in geschil dan wel voldoende gesteld en onvoldoende betwist, met - voor zover relevant - verwijzing naar de beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 28 maart 2012, vast dat de vrouw geen inkomen heeft en haar verdiencapaciteit beperkt is. Dat via Google op [huis Ierland] zoekresultaten verschijnen, zoals de man ter zitting heeft aangevoerd, acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat deze onderneming nog actief zou zijn en dat de vrouw hieruit nog inkomsten zou verwerven.
De man heeft een ruim inkomen, zowel uitgaande van het inkomen dat hij in Singapore verwierf (omgerekend € 8.876,42 per maand) als van het inkomen dat hij thans in Engeland verdient (£ 53.932,60 bruto per jaar, € 47.100,- netto per jaar, aldus opgenomen in de beschikking van het hof te ’s-Gravenhage d.d. 28 maart 2012). De man is gedurende het huwelijk en thans in dienst bij [werkgever man] en de vrouw heeft gedurende het huwelijk geen relevant inkomen uit arbeid verworven, maar de zorg voor hun inmiddels 9-jarig minderjarige kind gehad. Van enig ander relevant inkomen is geen sprake geweest. Partijen genoten ten tijde van het huwelijk een hoge levensstandaard, gelet op het laatstelijk genoten netto gezinsinkomen van omstreeks € 7.000,- per maand, waarvan zij een riant huis bewoonden. Zowel de man als de vrouw zijn 43 jaar oud, hun huwelijk heeft ruim negen jaar en hun samenwoning omstreeks zeven jaar geduurd. Beide partijen verkeren in goede fysieke en psychische gezondheid. Als bijdrage in de verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen is een bedrag van € 780,- vastgesteld en - door het hof - als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw is € 1.130,- per maand voor de periode
23 december 2011 tot 23 december 2012 en € 1.210,- met ingang van 23 december 2012 vastgesteld die de man dient te betalen aan de vrouw. Ter zitting heeft de vrouw naar voren gebracht, hetgeen door de man niet is weersproken, dat de man de vastgestelde bijdrage in haar levensonderhoud niet betaalt, maar de kinderbijdrage over het algemeen wel.
De man heeft de nodige eigendommen en andere financiële bronnen. De vrouw heeft de dagelijkse zorg voor de minderjarige. Geen der partijen is hertrouwd.
Op grond van het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding ten aanzien van de goederen en vermogensrechten die enkel op naam van de man staan een Property Adjustment Order te treffen.
Ten aanzien van de door de man opgebouwde pensioenrechten zal de rechtbank een Pension Adjustment Order treffen. De rechtbank overweegt dat de door de vrouw gestelde waarde van de pensioenen op de peildatum door de man niet is betwist. Deze pensioenen komen thans niet tot uitkering maar geven wel inzicht in de waarde van de omvang van het opgebouwde pensioen (defined contribution scheme).
Met inachtneming van alle voornoemde omstandigheden van het geval, alsmede gelet erop dat de pensioenen niet direct tot uitkering komen en de man ook overigens voldoende vermogen heeft, komt de rechtbank een verrekeningspercentage van 25% redelijk voor.
Ten aanzien van het [AIB vrouw] nr. HD 9681 L, overweegt de rechtbank dat ter zake dit Plan, dat op naam van de vrouw staat, geen verrekening van de waarde plaatsvindt met de man, aangezien de man dit niet heeft verzocht.
Resumerend:
baten:
waarde vrouw man
[banknummer 1.] € 18.735,68 € 9.367,84 € 9.367,84
[banknummer 2.] € 393,99 € 196,99 € 196,99
[banknummer 4.] € 5.897,84 € 2.948,92 € 2.948,92
[banknummer 5.] € 16.342,45 € 8.171,22 € 8.171,22
Totaal: € 41.370,- € 20.685,- € 20.685,-
[pensioen 1 (man)] € 49.889,10 € 12.472,27 € 37.416,83
[pensioen 2 (man)] € 19.437,47 4.859,36 € 14.578,10
[banknummer 6 (man)] € 1.794,75 € 448,68 € 1.346,-
[banknummer 7.(man)] € 185,08 € 46,27 € 138,81
[Plan (man)] € 32.484,- € 8.121 € 24.363

[aandelen man] € 35.923,-€ 8.980,75€ 26.942,25

[AIB man]€ 8.146,95€ 2.036,73€ 6.110,22

Totaal: € 147.860,- € 36.965,- € 110.895,-
Totaal baten: € 189.230,- € 57.650,- € 131.580,-
lasten:
[banknummer 3.] € 3.834,- € 1.917,- € 1.917,-
Termijn
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen het aan haar toekomende bedrag uiterlijk 14 dagen na de beschikking, aan haar te voldoen. De man heeft dit verzoek niet weersproken, zodat de rechtbank het verzoek zal toewijzen.

De beslissing

Stelt de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap naar Iers recht vast als volgt.
Deelt toe aan de man:
- de helft van de saldi onder de posten 1,2, 4 en 5, totaal € 20.685,-.
Deelt toe aan de vrouw:
  • de helft van de saldi onder de posten 1,2, 4 en 5, totaal € 20.685,-;
  • de inboedelgoederen, genoemd in productie 16 bij het verzoekschrift van de vrouw.
Bepaalt dat de man de inboedelgoederen, zonder daartoe opslagkosten in rekening te brengen, ter beschikking dient te stellen aan de vrouw.
Bepaalt dat ieder de helft van de schuld [banknummer 3.] (post 3) voor zijn/haar rekening neemt en als eigen schuld voldoet.
Treft een Property Adjustment Order ten aanzien van de posten onder 8 tot en met 12.
Veroordeelt de man uit dien hoofde binnen 14 dagen na deze beschikking aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 19.633,37.
Treft een Pension Adjustment Order ten aanzien van de posten 6 en 7.
Veroordeelt de man uit dien hoofde binnen 14 dagen na deze beschikking aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 17.331,63.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Dort, rechter, in bijzijn van mr. De Regt, griffier en uitgesproken ter openbare zitting.
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend gemaakt.